Ga naar de inhoud

Pensioenen, vermogensbeheer en rol vakbeweging

Interview met econoom David Hollanders over de pensioenen (deel 2, zie hier deel 1)

7 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschenen bij solidariteit.nl foto van gebouw APG door Frits De Jong, cc20/flickr)

De leden hebben gesproken. Er is een pensioenakkoord dat volgens het referendum ondersteund is door 75 procent van de leden. Het akkoord bevat nog vele losse eindjes die de onderhandelaars in een traditionele polder setting proberen weg te werken. Hoe moeizaam dat gaat, bleek al snel toen de commissie Dijsselbloem veel zand in de gammele motor gooide en Knot alarm sloeg.

Econoom David Hollanders, Universiteit Amsterdam, pleitte veertien dagen geleden al voor een andere strategie (390 extra 2, 15-09-2919). In het vervolggesprek met hem ligt de nadruk op hoe de vakbeweging aan het verdrinken is in het moeras van de polder. Maar eerst spreken we over het beheer van de vermogens van de pensioenfondsen. Daarna over de vraag hoe de macht van de vakbonden versterkt kan worden om tot een acceptabele oudedagsvoorziening in Nederland te komen.

Uitvoeringsorganisaties

Vorige keer sprak sprak je over pensioenfondsen en hun uitvoeringsorganen. Hoe werkt dat onderscheid in de praktijk?

In 2010 zijn bedrijfstakpensioenfondsen gesplitst. Zo is PGGM (zorg en welzijn) uiteengegaan in Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) en in een grote uitvoeringsorganisatie die opnieuw de naam PGGM draagt. En het ABP (overheid en onderwijs) werd gesplitst in een klein rompfonds en uitvoeringsorganisatie APG (Algemene Pensioen Groep).

Bij APG en PGGM werken duizenden mensen. De fondsen ABP en PFZW bestaan uit een bestuur, bijgestaan door een secretariaat. De officiële inzet was dat uitvoeringsorganisaties met elkaar zouden concurreren om de gunst van pensioenfondsen. Concurrentie tussen uitvoeringsorganisaties zou dan afdwingen dat ze beter en/of goedkoper zouden worden. Goedkoper zijn ze niet geworden.

De macht ligt bij de uitvoeringsorganisaties. APG voert bijvoorbeeld alles uit voor het ABP, van beleggen tot communicatie, van ICT tot verslaglegging. Bestuursleden van het fonds zijn volledig afhankelijk van de uitvoeringsorganisatie die een overwicht heeft in mensen, informatie en competentie. De lijnen zijn daarbij kort, zo zitten ABP en APG in hetzelfde gebouw. Voor de goede orde: samenwerking is goed, omdat ABP en APG hetzelfde belang zouden moeten hebben, namelijk dat van deelnemers. De innige vervlechting en afhankelijkheidsrelatie zijn echter wél vreemd nu de veronderstelde concurrentie de hoge salarissen rechtvaardigt. Maar er is geen concurrentie.

Invloed

Wat zijn de consequenties van deze ontwikkelingen voor de zogenoemde verantwoordingsorganen die de besturen adviseren? Welke invloed is er voor werknemers en pensioengerechtigden mogelijk?

Ik heb geen zicht op de reëel bestaande verantwoordingsorganen. Zij hebben echter geen invloed op de mijns inziens belangrijkste drie zaken: in welke bedrijven belegd wordt, hoe het fonds in aandeelhoudersvergaderingen stemt en wat de vermogensbeheerkosten mogen zijn. Het zou in elk geval goed zijn als de verantwoordingsorganen naar buiten treden en hun werk zichtbaar maken. Wat zij doen, is onduidelijk voor de deelnemers.

Hoe kunnen arbeid(st)ers en gepensioneerden, al of niet georganiseerd in vakbonden, aan invloed winnen binnen de pensioenfondsen?

Fondsen zijn benauwd voor reputatieschade, dus het helpt enigszins om de stem te verheffen binnen en buiten het fonds. Tegelijkertijd hoeven fondsen niet werkelijk rekening te houden met deelnemers. Deelname aan een pensioenfonds is immers verplicht en deelnemers hebben geen invloed op het bestuur, laat staan op de uitvoeringsorganisaties. Deelnemers kunnen alleen via en in de vakbond invloed hebben. Cruciaal is dan dat er binnen de vakbond oppositie georganiseerd wordt tegenover het bestuur. Ik heb er geen zicht op hoe dat het beste kan.

Overheid

Hoe sta je tegenover de rol van de overheid?

Het is evident dat de staat een rol moet hebben, maar de huidige opstelling is problematisch. Zo heeft de staat een dubbelrol. Zij is zowel wetgever als werkgever. In die laatste rol verzaakt de staat j bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). In de eerste rol worden begrijpelijkerwijs regels opgelegd aan fondsen, waarop toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) vervolgens toe te zien heeft.

Die regels gaan evenwel vooral over governance (gedragscodes), zoals dat heet, waarmee de toezichthouder altijd een stok heeft om fondsbestuurders mee te slaan. Er is altijd wel een hokje dat niet afgevinkt is. De regels laten echter toe dat er in private equity (privaat vermogen), oliemaatschappijen en hypotheekpakketten belegd wordt. En er worden wel regels opgelegd aan uitkeringen, maar niet aan kosten. Uitkeringen kunnen volgens DNB dus wel te hoog zijn, maar kosten zijn dat nooit. De regels zouden opgelegd worden ter bescherming van deelnemers, maar faciliteren in de praktijk vermogensbeheerders en disciplineren fondsbestuurders.

Vakbeweging

De vorige keer was je kritisch over de rol van de vakbeweging en trad daarmee misschien uit je rol van de ‘objectieve’ wetenschapper. In die objectiviteit geloof ik niet, dus stel ik je de volgende vraag: Hoe kan de vakbeweging zich versterken en een factor van betekenis vormen in het krachtenveld met ondernemers en staat?

Om te reageren op je inleidende opmerking, Brecht stelde dat wie neutraal blijft, partij kiest voor de status quo. Bovendien kan het in het pensioendomein geen kwaad dat de kosten tegen het licht worden gehouden. Bijna alle pensioenwetenschappers die vanwege de Sociaal-Economische Raad, het ministerie van Sociale Zaken en de fondsen advies uitbrengen, worden deels betaald door de pensioenuitvoerders en/of de financiële sector.

Zoals gezegd, heb ik weinig zicht op interne discussies bij de vakbond. Ik heb wel zicht op de rol van de vakbond in de onderwijssector. Het zou te denken moeten geven dat stakingen in het primair onderwijs niet door de vakbond zijn georganiseerd, maar door twee leraren die het zat waren en niet alleen bleken te staan. Onderwijs is daarbij één van de sectoren waarin staken zeer effectief is, maar de AOb probeert stakingen nog altijd eerder af te remmen. Op de universiteit is niet zozeer het salaris het probleem als wel de grootschalige inzet van tijdelijke contracten. Dat disciplineert docenten door hen onzeker, verplaatsbaar en vervangbaar te maken. Het is cru dat de vakbond daar eigenlijk alleen ritueel tegen protesteert en ondertussen cao’s blijft afsluiten. De recente Maagdenhuisbeweging ging dan ook buiten de vakbond om. De gemeenschappelijke noemer is dat de vakbond opgehouden is om alle werknemers actief te organiseren en eisen te stellen aan de staat en het bedrijfsleven. Het is nu toch meer een ‘cao afsluitmachine’. Dat is best nuttig, vooral dan voor mensen met een vast contract. Wat mij betreft geldt: de vakbond zal antagonistisch zijn of zal niet zijn. Maar ook hier geldt dat ik geen zicht heb op de beste strategie om op het eerste uit te komen.

Stakingen

In een brochure van vorig jaar over de positie en de strategie van de vakbond, stelde je: “Om dat te bewerkstelligen zou de pensioensector de komende dertig maanden evenwel onherkenbaar dienen te veranderen. Hoe dat aan te vangen en door te zetten. Elke andere vakbondsinzet snijdt mijns inziens geen hout.” (*1) We zijn inmiddels halverwege, vijftien maanden verder en er ligt een akkoord.

De vakbondsonderhandelaars van het pensioenakkoord hebben het halfhartig verdedigd. Het kwam er op neer dat het erger had kunnen zijn. Dat is natuurlijk zo. Maar het had ook beter kunnen zijn. Werkgevers en de staat weten dat vakbondsonderhandelaars niet graag staken, of hooguit enkele dagen. Uiteindelijk zijn stakingen nog altijd het enige werkelijke machtsmiddel. De enige reden voor werkgevers en de staat om enkele toegevingen te doen is om de onderhandelaars geen gezichtsverlies te laten lijden in eigen kring. Als dat gebeurt, kunnen er alsnog stakingen ontstaan, zoals in het primair onderwijs.

Staken is natuurlijk niet makkelijk. Ze slagen alleen als de vakbond onderdeel is van een bredere coalitie, bestaande uit politieke partijen, maar ook consumentenbond, milieubeweging en de antiracisme beweging. Ik heb overigens de indruk dat daar nu meer naar gestreefd wordt dan enkele jaren geleden. En een vakbond moet eigen informatiekanalen hebben; dan is het voor de beeldvorming niet volledig afhankelijk van bestaande media.

Noot: (*1) Positie en strategie vakbeweging, beschouwingen, analyses en voorstellen, Amsterdam, De Burcht, juni 2018.