Ga naar de inhoud

Over relschoppers en anarchisten

Media en politici hebben het zelden of nooit over anarchisme, een sociale strijd met een lange en bloemrijke geschiedenis. Behalve als er woeste burgers op straat te vinden zijn, en met name als ze die de politie te lijf gaan en/of vernielingen aanrichten, dan is het etiket al snel van stal gehaald. Hier twee recente bijdragen (van krapuul en doorbraak) die stellen dat de vergelijking nergens op slaat. Met veel literatuurverwijzingen over wat anarchisme dan wel is.

11 min leestijd

(Illustratie van Thien, CC2.0/Flickr)

Eerst is Matthijs van  de Sande, op Doorbraak, die het van zijn twitterdraad had gehaald (onder het bericht daar wordt over de inhoud gediscussieerd)

De relschoppers zijn geen anarchisten. Een groter verschil is niet denkbaar….

Er schijnt wat verwarring te zijn over de betekenis van “anarchisme”, zeker nu in de pers die term lukraak gebruikt wordt in verwijzing naar de rellen van gisteren. Waar komt die verwarring vandaan? En hoe kom je meer te weten over wat anarchisme dan wél betekent?

Allereerst goed om te benadrukken: de mensen die gisteren zijn gaan rellen in Amsterdam en Eindhoven hebben met anarchisme in de verste verte niks te maken. Degenen onder hen met expliciet ideologische motivaties waren veelal extreem-rechts of ronduit fascistisch.

Inhoudelijk is er geen groter verschil denkbaar. Anarchisten staan in de regel afwijzend tegenover zo’n beetje alles dat extreem-rechts bepleit: nationalisme en de (natie-)staat, (verheerlijking van) imperialisme of kolonialisme, het patriarchaat/seksisme, racisme, validisme.

Inhoudelijk is “anarchisme” een ongelooflijk diverse politieke beweging (als je het überhaupt al zo wil noemen). Het omvat zowel revolutionaire als pacifistische; individualistische als communistische; religieuze als atheïstische; humanistische als post-moderne stromingen.

Wat die allemaal met elkaar gemeen hebben, is dat ze kritisch staan ten opzichte van iedere vorm van hiërarchie, dominantie en ongelijkheid. Anarchisten zijn daarom ook anti-kapitalistisch (al hebben ze soms uiteenlopende ideeën over hoe de economie dán georganiseerd zou moeten worden).

Waarom gebruiken pers en politici dan juist deze term in verwijzing naar extreem-rechtse hooligans? Het snelste (en niet geheel onjuiste) antwoord is: omdat veel politici en journalisten intellectueel lui zijn. Maar er is ook een meer historische duiding mogelijk.

Namelijk: “anarchist” was altijd al een pejoratieve term, die sinds de zestiende/zeventiende eeuw wordt gebruikt in referentie naar (vooronderstelde) relschoppers en onruststokers. In 1840 omarmde P.J. Proudhon voor het eerst dit scheldwoord als geuzennaam (vergelijkbaar met het hedendaagse “queer”).

Ergens dus wel verklaarbaar waarom gezagsdragers soms naar relschoppers verwijzen als “anarchisten”: 1. dat was ooit, heel lang geleden, hoe die term gebruikt werd, en 2. gezagsdragers hebben sowieso niet veel op met mensen die iedere vorm van gezag afwijzen. Naast het gegeven dat veel gezagsdragers dus intellectueel lui zijn.

Zoals iedere politieke stroming is ook het anarchisme verre van volmaakt. Sinds de negentiende eeuw heeft het zich moeten ontdoen van veel verkeerde ideeën (de eerder genoemde Proudhon, bijvoorbeeld, was ondanks zijn afkeer van hiërarchie een rabiate antisemiet en seksist).

Theoretisch heeft de stroming onvermijdelijk haar hiaten. Veel anarchistische analyses van “de staat” zijn mijns inziens achterhaald in de eenentwintigste eeuw, net als sommige ideeën over politieke representatie en formele instituties. Maar: juist nu kunnen we er ook nog veel van leren.

Ten eerste was het anarchisme “intersectioneel” avant la lettre. In tegenstelling tot veel marxisten waren de meeste anarchisten al sinds de negentiende eeuw terughoudend om ongelijkheid of onderdrukking te herleiden tot één structurele oorzaak of machtsdynamiek.

Daarmee biedt het zowel theoretisch als praktisch een perspectief om de veelheid aan vormen van dominantie en uitbuiting in onze samenleving (zoals racisme, seksisme, en kapitalisme) te onderscheiden én in hun samenhang te begrijpen.

Ten tweede: juist in een tijd waarin de overheid haar burgers vooral lijkt te wantrouwen, en veel mensen zich ongehoord of in de steek gelaten voelen, biedt anarchisme een fris en kritisch perspectief op (de legitimiteit van) de staat en het gezag, en de toekomst van democratie.

En ten derde: in deze tijd van veelvoudige crises (de klimaatcatastrofe, een pandemie, groeiende economische ongelijkheid) hebben we nieuwe perspectieven nodig op een samenleving voorbij het kapitalisme.

Het anarchisme biedt zeker niet alle antwoorden op hoe zo’n samenleving er uit zou moeten zien (gelukkig niet – wie/wat wel?), maar stelt vaak wel goede vragen, die het verdienen vandaag gesteld te worden.

Is je interesse gewekt? Hier dan een lijstje van goede bronnen over (de geschiedenis van) anarchisme. Het lijstje is verre van uitputtend, alleen een beginnetje voor wie meer wil weten/lezen (sommige van deze titels zijn ook in het Nederlands vertaald.)

Allereerst de meest complete (soms óvercomplete) overzichtsstudie van Peter Marshall, “Demanding the Impossible”. Van de Tao tot de Stoa en van Proudhon tot Tolstoj tot de situationisten: dit is eigenlijk een geschiedenis van anti-autoritarisme in de brede zin van het woord.

Dan: een mooie recente inleiding van Ruth Kinna, een van de beste hedendaagse historici van het anarchisme. Ze schreef ook eerder een “Beginners Guide” over het thema. Voordeel van Kinna’s boeken is dat ze vaak niet chronologisch zijn opgezet, maar systematisch of thematisch.

Over de ontstaansgeschiedenis van het anarchisme als separate stroming, in verhouding tot de arbeidersbeweging van de eind negentiende eeuw (en natuurlijk het marxisme): “We do not fear anarchy – We invoke it!” van Robert Graham.

Misschien minder algemeen inleidend dan veel andere bronnen (en er zijn natuurlijk tal van memoires en (auto)biografieën van belangrijke anarchisten), maar deze hoort er bij: “My life” van Emma Goldman – niet alleen een anarchistische, maar ook een feministische klassieker.

Goede inleiding in vooral hedendaagse anarchistische stromingen en bewegingen in theorie én praktijk: Uri Gordon’s “Anarchy alive!” (wellicht wel toe aan een update).

Voor wie meer geïnteresseerd is in de Nederlandse context en geschiedenis schreef Thom Holterman een paar jaar terug een mooi boekje over “Anarchisme in de Lage Landen”. Zie ook onder andere Jan Willem Stutje’s biografie van Domela Nieuwenhuis, en het werk van Dennis Bos.

Eén klassieker die anarchisme niet zozeer benadert als ideologische stroming, maar als reëel bestaande politieke praktijk, is “Anarchy in Action” van Colin Ward. Hij schreef ook een korte inleiding op anarchisme die is heruitgegeven als Oxford UP “Very Short Introduction”.

Voor een zeer toegankelijke inleiding op anarchistische ethiek zie Matthew Wilson’s “Rules Without Rulers”. Check in hetzelfde genre (moraalfilosofie/ethiek) ook het werk van Benjamin Franks.

Wat mij betreft wordt het meest interessante werk over anarchisme momenteel niet per se geschreven door filosofen of politiek theoretici, maar vooral door sociaal wetenschappers (antropologen en geografen). Bijvoorbeeld de – helaas recent overleden – David Graeber en de sociaal geograaf Simon Springer.

Enfin, dit zijn allemaal inleidingen. Er is nog veel meer te lezen (en te onderzoeken en schrijven) over het thema, dit zijn verschillende mogelijke invalshoeken. Check ook eens het blog van de onvolprezen Peter Storm voor actuele duidingen vanuit anarchistisch perspectief.

Mathijs van de Sande (Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)

————————————-

Tweede is Arnold J. van der Kluft op Krapuul met zijn

Inleidingen over anarchisme voor enigszins geletterde mensen

Het woord “anarchisme” en de aanduiding “anarchisten” voor veelal ultrarechts schorremorrie dat aan brandstichting, plundering en nachtelijke samenscholing tegen coronapreventie doet, waren nog steeds rond. Ik heb al eerder geschreven dat dit puur te kwader trouw gebeurt en ik zie geen reden dit in te trekken. Hetzelfde geldt voor “marxisme” en eigenlijk inmiddels voor de algemene aanduidingen “links” of “extreemlinks”. Als het aan de opiniebouwers ligt die in de media vrij spel hebben is de VVD “links” en D’66 “ultralinks”. Wie dit niet tegenspreekt (en zelfs woordvoerders van die partijen laten het na) is te kwader trouw, klaar. En intellectueel lui, zoals Mathijs van de Sande grootmoedig stelt, ik geloof het niet. Intellectueel en Nederlandse politiek, het hoort al tientallen jaren niet (meer) bij elkaar. De laatste intellectueel van de Nederlandse politiek van de afgelopen decennia was Voorhoeve, en men ziet wat er van gekomen is.

De lijst van Van de Sande treft mij als wel zeer Engelstalig gericht. Dat “het anarchisme” als een Europees (en dan in de wijde zin, inclusief Noord- en Zuid-Amerika) fenomeen wordt gezien is al naar genoeg, maar om het tot een taalgebied te beperken gaat mij al helemaal te ver. Als vrucht van eindeloze onderwijsvernieuwingen, die uiteraard altijd als verbeteringen zijn gepresenteerd, mag men in Nederland geen kennis van een andere vreemde taal verwachten dan Engels. Hoe dierbaar het Engels en Groot-Brittannië mij ook zijn (ben getrouwd met een Engelse, zo goed?), ik vind het te beperkend. Wat meer inleiding ook in andere talen dus.

Een voortreffelijke reeks inleidingen in allerhande onderwerpen leveren de Presses Universitaires de France in Que sais-je? Laat nou het deeltje Anarchisme knap waardeloos zijn, het is nog vertaald in het Nederlands ook – daarvan kan ik alleen het aanvullende hoofdstuk van de hand van Bert Altena aanbevelen. Maar in de serie is het afgebeelde deeltje een goede

aanvulling.

Voor buiten-Europees anarchisme, in het vertrouwde Engels:

Een mooie inleiding in hoofdzakelijk Indiaas anarchisme is deze:

Benedict Anderson was zelf geen anarchist maar heeft – misschien is het voor gevorderden, maar het lijkt mij een wegwijzer – een boek geschreven over de feitelijke onontbeerlijkheid van het anarchisme: Imagined communities. Over anarchisme in de wereld van het kolonialisme:

In het Nederlands is van Anton Constandse Anarchisme van de daad een behoorlijk overzicht, en het staat geheel online zodat ik niet hoef te zwoegen met een afbeelding. Het is leuk hoor, al die plaatjes, maar in het Onherstelbaar Vernieuwde opmaakprogramma van WordPress is het een heel karwei boekkaften ter illustratie in te voeren.

Roel van Duyn heeft voor Nederland Kropotkin uit de tombe gehaald. Het mag wel eens herdrukt worden. Dat geldt voor zijn bloemlezing en voor dit historisch alleen al belangrijke boek – maar ja, Nederland en historie (en al helemaal niet als het “links” is):

Engels wilt u hebben, nietwaar, Engels zult u krijgen…

De inspirerendste oproep tot anarchisme naar mijn mening heet om het u makkelijk te maken (en het is in het Duits) Aufruf zum Sozialismus. Heb erbarmen – moet ik nu ook nog gaan uitleggen dat socialisme iets anders is dan een interruptie van Lilian Marijnissen of Lilianne Ploumen in de Tweede Kamer? Of een file bij de lege supermarkt? Ik vrees het ergste.

Als er dan toch iets van Emma Goldman tussen moet zitten, en waarom niet tenslotte, zou ik eerder dit aanbevelen:

Hoewel ik zeker de algemene historische inleiding van Peter Marshall zal aanbevelen (ik ken hem van congressen en doorzakken in de kroeg, en hij heb de inleiding geschreven bij een boek waaraan ik heb bijgedragen – dit stinkt, mensen, lekker!) mag deze van George Woodcock niet ontbreken. De ondertitel A history of libertarian ideas is eigenlijk onmogelijk gemaakt door de diefstal van het woord door zich noemende anarcho-kapitalisten.

Goed, ik heb ook een winkel en een handel ook al heeft het alleen geld gekost om er aan mee te werken, het genoemde boek waarin Peter Marshall uit de kast komt als spiritueel anarchist. Misschien is dat een beter woord dan religieus anarchist, maar ik houd het toch liever bij dat laatste. Misverstanden (dubbel in dit geval) krijg je toch.

Voor Nederland is een historisch overzicht als dit niet te vinden. In België zit men dichter bij het vuur, zal ik maar zeggen. Natuurlijk, er zijn deelstudies, daar heb ik me zelf ook aan schuldig gemaakt, zie boven.

Spanje – er is veel, heel veel over geschreven, het bekendst is waarschijnlijk toch Orwell’s Homage to Catalonia maar laat ik eens de Nederlandse anarchistische medestrijder-van-een-dag Albert Helman (Lou Lichtveld) in

het zonnetje zetten. Laat ik afronden. Voor verdere inlichtingen wende men zich tot het bureau van dit blad. Over Rusland 1917-1921 de man die naar eigen zeggen de sowjet (territoriale arbeidersraad) heeft

geïntroduceerd:

Nou, dit is het voor deze keer wel. Misschien is er iemand mee geholpen en anders was het een oefening in een langzamerhand minder bloeddrukopjagend Modern Opmaakscherm. Nog een geheimpje: sommige van de genoemde boeken zijn online te lezen. Om het mijzelf makkelijker te maken is dit geen bibliografie volgens het boekje: oplettende lezertjes zullen bijvoorbeeld ondertitels missen.

  • Gaetano Manfredonia, L’Anarchisme en Europe. Coll. Que sais-je? 2001
  • Sam Mbah & I.E. Igariwey, African anarchism. Tucson AZ: See Sharp Press, 1997
  • Maia Ramnath, Decolonizing anarchism. Chico CA: AK Press, 2011.
  • Benedict Anderson, Under three flags – anarchism and the anti-colonial imagination. Brooklyn/London: Verso, 2007.
  • De boodschap van een wijze kabouter van Roel van Duyn is met enig geluk te vinden in een antiquariaat of bibliotheek.
  • Gustav Landauer, Aufruf zum Sozialismus. Herdruk. Hofenberg Verlag, 2017.
  • Anarchism and other essays van Emma Goldman is op vele manieren heruitgegeven (de rechten zijn vervallen)
  • Ook George Woodcock’s Anarchism heeft vele uitgevers en is niet moeilijk antiquarisch te vinden (Pelican!)
  • Alexandre Christoyannopoulos (ed.), Religious anarchism. Newcastle: Cambridge Scholars Publishing, 2009.
  • Jan Moulaert, Rood en zwart. De anarchistische beweging in België 1880-1914. Leuven: Davidsfonds, 1995.
  • Albert Helman, De sfinx van Spanje. Tweede druk bij Schokland te De Bilt, 2011.
  • Van Voline zijn er ook verscheidene edities.