Ontwikkeling en Solidariteit
Zojuist uitgekomen is het boek “Ontwikkeling en Solidariteit” onder redactie van de Belgische sociologe Francine Mestrum, en met bijdrages van vele ontwikkelingseconomen en andere deskundigen. Het is een belangrijke nieuwe publicatie, in deze tijden van ongenuanceerd schieten op ‘ontwikkelingshulp’. Het voorwoord is van François Houtart van het Centre Tricontinental uit Leuven en is hieronder overgenenomen.
Woord vooraf
Ontwikkeling & solidariteit: het is een hele uitdaging om een dergelijk controversieel onderwerp aan te pakken. Voor sommigen is de term ‘ontwikkeling’ vandaag onaanvaardbaar geworden wegens het verband met niet-duurzame groei. Voor anderen blijft het een fundamentele menselijke vereiste, een recht van elk volk en elk individu. Ook de ontwikkelingssamenwerking is zeer controversieel geworden: voor de enen een middel om een hegemoniaal beleid te voeren, voor de anderen een noodzakelijke plicht tot solidariteit.
Francine Mestrum snijdt het onderwerp aan met talrijke, ontegensprekelijke gegevens. Zij houdt een coherent betoog met een visie op lange termijn en, vooral, met het besef dat het om een onlosmakelijk geheel van elementen gaat en niet om een aantal los van elkaar te bestuderen punten. Ontwikkeling, of het tegenovergestelde ervan, kan niet los worden gezien van de plundering van natuurlijke hulpbronnen waar multinationale ondernemingen zich aan schuldig maken. De neoliberale logica die aan het Zuiden werd opgelegd, is nauw verbonden met de blokkering van de samenlevingen in die landen. De nieuwe militaire doctrine die onder meer in de oorlogen in Irak en Afghanistan wordt toegepast, wordt pas verklaarbaar als men de logica begrijpt waarmee de hegemonie wordt verdedigd.
De auteur geeft blijk van een diepe kennis van haar onderwerp en toch wordt dat aan de lezer aangeboden in de vorm van een gesprek. Het is een kwestie van gezond verstand. De kennis wordt niet opgedrongen maar men zuigt ze langzaam op naarmate men verder leest in dit boek dat men maar moeilijk kan dichtklappen.
De theoretische basis van dit boek is een verdediging en tegelijk een kritiek van de moderniteit. De naïviteit en de illusies waarmee de postmoderniteit de moderniteit aanvalt, worden aangeklaagd. Postmoderniteit is ‘in’ vandaag, en zelfs in verhalen waar de meest legitieme zaken mee worden verdedigd, vindt men die aanvallen terug. Om de natuur te verdedigen willen sommigen vandaag meteen een eind maken aan alle mijnbouw, terwijl er toch minstens een overgangsperiode moet kunnen voorzien worden. Anderen verdedigen het recht van inheemse volken door de culturele uitingen van die volken uit hun context te rukken en ze als absolute gegevens te bekijken, terwijl ze juist geïntegreerd moeten worden in een multiculturele demarche, met alle respect die ze verdienen.
De auteur verdedigt de moderniteit als waarde en als basis van ontwikkeling, maar tegelijk wordt een radicale kritiek gemaakt van de instrumentalisering ervan door de markt, met andere woorden door de logica van het kapitalisme, vooral in zijn huidige neoliberale vorm. Een dergelijk project staat in dienst van een minderheid die zich de belangrijkste hulpbronnen van deze planeet toe-eigent en daar de noodzakelijke instellingen voor creëert (zoals Bretton Woods), zowel als de politieke en militaire instrumenten om een hegemonie te vestigen.
Het postmoderne gedachtegoed verwerpt de ‘grote verhalen’ (de theoretische perspectieven) om te kiezen voor ‘kleine verhalen’ (de door individuen voortgebrachte onmiddellijke geschiedenis). Daarmee wordt dat streven naar hegemonie nog ondersteund. Op een ogenblik dat het kapitalisme de materiële basis heeft gelegd voor zijn mondialisering (communicatie en informatica) is niets zo gemakkelijk als de structuren van het systeem negeren. We leven in een wereldsysteem, zoals Immanuel Wallerstein het stelt. Vandaar dat Francine Mestrum ook aandacht heeft voor de staat. Er blijft immers nog een actieplek waar niet alleen de kapitalistische markt kan gereguleerd worden, zoals de neokeynesianen dat willen, maar waar ook een apparaat kan gecreëerd worden om de krachtsverhoudingen te veranderen, om de soevereiniteit te herstellen, om vorm te geven aan ontwikkeling en om solidariteit te organiseren.
Ook de ontwikkelingssamenwerking wordt in dit boek onder de loep genomen. Uiteraard is ze niet eenduidig. Ze kan passen in een dominante logica en een instrument worden voor de reproductie van de afhankelijkheidsverhoudingen tussen Noord en Zuid. We moeten erkennen dat dit erg vaak het geval is. Maar ze kan ook een instrument van solidariteit worden, op basis weliswaar van een geheel andere filosofie.
Op dit ogenblik is de hulp, in haar verschillende vormen, slechts een fractie van de rijkdom die door de mijnbouw, de olie-industrie, de agrobusiness of de financiële instellingen van het Noorden uit het Zuiden wordt weggetrokken. Het bedrag is onvergelijkbaar met de militaire uitgaven, die vele keren groter zijn. De hulp is ook niet meer dan een peulenschil in vergelijking met het bedrag dat aan de redding van de banken in de Triade werd besteed.
Achter dit alles schuilt een logica, zoals dit boek goed aantoont. Het gaat niet om losse sprokkels van een realiteit, maar om een coherent geheel waarvoor de oplossingen in een omvattende en volledige visie moeten kaderen. Wellicht moet dat op korte termijn gebeuren met reguleringen, maar als die reguleringen niet passen in een perspectief van radicale verandering, dan zullen ze enkel leiden tot een reproductie van het systeem op middellange en lange termijn. Francine Mestrum toont deze dimensie duidelijk in haar boek, met een schat aan gegevens maar zonder verloren te lopen in details. Want er is één rode draad, met name de verandering die nodig is om tot een alternatief te komen.
De huidige crisis, in al haar dimensies, toont de weg. We moeten naar een nieuw denken, een herziening van de paradigma’s die het leven van de mensheid op deze planeet omvatten. Tegenover de financiële crisis die de mondiale economie in haar greep houdt en gepaard gaat met een voedsel-, een energie- en een klimaatcrisis om tenslotte uit te monden in een sociale en humanitaire ramp, tekenen er zich meer en meer alternatieven af. Sommigen stellen voor om de marktspelers te straffen en ze te vervangen (de ‘kippendieven’, zoals Michel Camdessus, de vroegere directeur van het IMF, ze noemt). Anderen stellen dat het systeem gereguleerd moet worden, zonder de parameters ervan te veranderen, zoals George Soros, maar ook de G20. De Commissie van de VN over de financiële en monetaire hervormingen gaat iets verder en stelt stevige en permanente reguleringen voor, maar nog steeds in een neokeynesiaanse zin. Tenslotte zijn er diegenen die de logica van het huidige economische systeem zelf bevragen en die van mening zijn dat er alternatieven moeten gevonden worden. Ze pleiten voor een herdefiniëring van de fundamentele regels waar het collectieve leven van de mensheid op deze planeet mee kan geordend worden.
In feite zijn er heel veel verschillende alternatieven, op veel verschillende vlakken en komende van duizenden sociale bewegingen overal ter wereld. Maar om ze effectief te maken moeten ze ook coherent zijn, niet met een nieuw dogma maar met een onderlinge samenhang. In vergelijking met de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, zou men kunnen denken aan een Universele Verklaring voor het Gemeenschappelijke Goed van de Mensheid. Uiteraard hebben deze mensenrechten een lange weg afgelegd van de Franse en de Amerikaanse Revoluties tot hun goedkeuring door de internationale gemeenschap. De derde generatie van rechten, met inbegrip van de sociale rechten, is het resultaat van een geleidelijk proces. Het document getuigt van een westers perspectief, maar het werd aangevuld met een Afrikaanse verklaring en met een vergelijkbaar initiatief van de Arabische wereld. Het staat vast dat de Verklaring vaak gemanipuleerd wordt in functie van politieke belangen, met name door de westerse mogendheden. Maar het blijft een basisreferentie die onontbeerlijk is voor elke politieke legitimiteit en voor de bescherming van individuen.
Vandaag moet ze verder worden aangevuld, want het overleven van de mensheid en van de planeet staan op het spel. Het wordt geen verklaring waarmee de wereld zal veranderen, maar ze kan wel de doelstellingen aangeven die nodig zijn voor de actie en de strategie van de sociale actoren. Het gaat om een sociale strijd op wereldschaal en iedereen moet er zijn plek in vinden om te komen tot een maatschappelijk meervoudig, nieuw historisch subject voor de uitbouw van een postkapitalistische wereld. Om deze alternatieven op te bouwen en richting te geven aan de praktijk, kunnen vier fundamentele krachtlijnen aangegeven worden die aan de initiatieven hun coherentie kunnen geven:
1.Het duurzaam en verantwoordelijk gebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Dat houdt een andere benadering in van de relaties tussen mensen en natuur: van ontginning naar respect, omdat de natuur de bron van alle leven is.
2.De gebruikswaarde boven de ruilwaarde stellen. Dat houdt in dat de economie wordt gezien als een activiteit om iets te scheppen, met respect voor sociale en ecologische normen, als basis van het fysieke, culturele en spirituele leven van alle mensen op aarde.
3.De democratie veralgemenen tot alle maatschappelijke verhoudingen en alle instellingen. Dat betekent niet enkel dat ze politiek sterker moet worden, maar dat ze ook moet worden toegepast op de economie, de cultuur en de man-vrouwverhoudingen.
4.De multiculturaliteit ten slotte is nodig om alle kennis, alle culturen en alle filosofische en religieuze tradities een kans te geven mee te werken aan de definitie van het gemeenschappelijke goed van de mensheid en aan de uitwerking van de bijhorende ethiek.
Met deze principes kan een alternatief proces op gang komen dat schril afsteekt tegen de regels die de kapitalistische economie van vandaag beheersen, tegen de organisatie van de mondiale politiek en tegen de westerse culturele hegemonie met de sociale en natuurlijke gevolgen die het boek van Francine Mestrum zo goed weergeeft.
Respect voor de natuur veronderstelt immers een collectieve controle van alle hulpbronnen. Het veronderstelt ook dat de essentiële bronnen zoals water en zaaigoed als erfgoed van de mensheid worden gezien, met alle juridische gevolgen van dien. Het betekent dat rekening wordt gehouden met de ecologische gegevens in de economische berekeningen.
Als men voorrang geeft aan de gebruikswaarde dan moet het productiesysteem worden hervormd dat nu uitsluitend op de ruilwaarde berust en dat de kapitaalaccumulatie ziet als de motor van de economie. Het betekent dat de openbare diensten weer een plek krijgen, ook voor gezondheid en onderwijs, en dat ze dus aan de markt worden onttrokken. Het zijn processen die door werknemers en consumenten kunnen gecontroleerd worden.
Een veralgemening van de democratie, met name in de economische ordening, veronderstelt het einde van het monopolie op de besluitvorming die intrinsiek te maken heeft met kapitaalbezit. Er zullen nieuwe participatieve methoden moeten komen waarin burgers subjecten worden. De multiculturaliteit aanvaarden betekent dat cultuur niet wordt herleid tot één enkele dimensie ervan en dat de rijkdom van het culturele menselijke erfgoed tot uiting kan komen, dat een eind komt aan de octrooien die de kennis monopoliseren en dat een veeltalige sociale ethiek tot stand kan komen.
Utopie? Jazeker, want vandaag bestaat zoiets niet. Maar het kan morgen wel bestaan. Het is een noodzakelijke utopie die synoniem kan zijn van de inspiratie en het scheppen van samenhang in de collectieve en individuele inspanningen. Het kan ook een zeer concrete toepassing kennen omdat we weten dat een ontwikkelingsmodel niet van de ene dag op de andere verandert, maar via talrijke in de tijd gespreide acties. Het komt er dus op aan maatregelen voor te stellen die passen in deze logica en waarrond breed gemobiliseerd kan worden zodat er politieke besluiten uit volgen. Er zijn al heel wat voorstellen gedaan en de politieke en sociale bewegingen voegen er elke dag nieuwe aan toe.
Een internationaal waterpact met een collectief – en niet enkel statelijk – beheer kan het antwoord zijn op het groeiende besef dat dit een ernstig probleem vormt. Er zijn nog andere voorstellen mogelijk: de soevereiniteit van naties over hun energiebronnen, het verbod op speculatie op voedingsproducten, de regulering van de productie van biobrandstoffen in functie van het respect voor de biologische diversiteit, het beschermen van de bodem- en waterkwaliteit en het principe van de kleinschalige landbouw, maatregelen om de temperatuurstijging op aarde tot 1°C te beperken tijdens de 21ste eeuw (voorstel van de top in Cochabamba), publieke controle op de oliewinning en de mijnbouwactiviteiten door middel van een internationale ontginningscode die kan wordt getoetst en die sancties inhoudt in functie van de ecologische en sociale gevolgen (onder meer het recht van inheemse volken).
Ook in verband met de gebruikswaarde kunnen concrete voorbeelden gegeven worden. Men kan het openbaar karakter van water, stroom, postbedeling, telefoon, internet, openbaar vervoer, gezondheid, onderwijs, enzovoort opnieuw erkennen. Men kan een garantie eisen van minstens 5 jaar op alle industriële producten, waarmee de levensduur kan worden verlengd en het gebruik van grondstoffen en energie kan worden beperkt. Men kan een taks heffen op alle verwerkte producten die een afstand van meer dan 1000 km afleggen tussen de plaats van productie en de plaats van verbruik (afhankelijk van de producten). Die taks kan worden besteed aan de lokale ontwikkeling van de meest kwetsbare landen. De arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie kunnen worden versterkt, door middel van een verkorting van de arbeidstijd en de verbetering van de kwaliteit van het werk. De parameters van het bruto binnenlands product kunnen worden gewijzigd door er kwalitatieve elementen van het ‘goede leven’ aan toe te voegen.
De toepassingsmogelijkheden van een veralgemeende democratie zijn ontelbaar en kunnen slaan op alle instellingen die een openbaar erkend statuut vereisen, zowel voor hun interne werking als voor de gendergelijkheid: ondernemingen, vakbonden, religieuze, culturele en sportinstellingen. Voor de Verenigde Naties kan men de regel van de tweederde meerderheid toepassen voor principebesluiten en van de absolute meerderheid voor toepassingsmaatregelen.
Maatregelen ter bevordering van de multiculturaliteit zijn onder meer: een verbod op het octrooieren van traditionele kennis, het openbaar ter beschikking stellen van ontdekkingen die op het menselijke leven slaan (medisch en farmaceutisch), de instelling van de materiële basis die nodig is voor het overleven van bijzondere culturen (territorialiteit).
Met andere woorden, er is wel degelijk een toekomst en het loont de moeite om eraan te gaan werken. Dat is wat Francine Mestrum ons vertelt door het thema van ontwikkeling aan te snijden en de klemtoon te leggen op de eerste stap naar iets nieuws: het bestaande systeem delegitimeren omdat het de planeet en de mensheid vernietigt.
—————————-
François Houtart, medestichter van het Wereld Sociaal Forum
Ontwikkeling en Solidariteit is uitgekomen bij Uitgeverij Epo.
isbn: 9789064456602 · 2010 · paperback (15 x 22,5 cm) – 224p. · prijs: € 20.00