Ga naar de inhoud

Albert Camus (1913-1960) En De Libertaire Gedachte

Albert Camus, de Franse schrijver aan wie in 1957 de Nobelprijs voor de Literatuur is verleend, was ook een geëngageerde persoonlijkheid. Hij zette zich in voor de onderdrukten en tegen alle mogelijke vormen van overheersing. Daarbij vreesde hij activisme niet en kon hij vlammende pamfletten en brieven schrijven. Hij voelde zich in dat opzicht één met de libertaire beweging van zijn tijd en hij werd door die beweging ook als zodanig erkend.

8 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen bij Libertaire Orde)

Camus was ook filosoof en in die hoedanigheid is hij te rekenen tot een van de filosofen van de libertaire gedachte. Dit noopt tot enige uitleg bij de term ‘libertair’ om misverstanden te voorkomen. Waarom zou hij bijvoorbeeld geen liberale filosoof zijn? Zeker, beide termen verwijzen naar een vrijheidsgedachte. Maar zodra men die vrijheid in economische zin uitwerkt, koppelt ‘libertair’ aan socialisme en ‘liberaal’ aan kapitalisme. Ook dit levert een bron voor misverstanden op, gelet op het feit dat er vele soorten socialisme en kapitalisme bestaan. Ik ga daar aan voorbij.

Voor de goede orde zij er nog op gewezen dat weer anderen zullen wijzen op de term ‘libertarisch’. Ook daar speelt de vrijheidsgedachte een doorslaggevende rol. In economische zin verschijnt hier, net als bij ‘liberaal’, het kapitalisme om de hoek, maar dan in een volstrekte concentratie op het markt–denken. Ik ga dit niet verder uitwerken omdat het mij alleen te doen is duidelijk te maken, dat de vrijheidsgedachte een aantal wisselende contexten kent, die met behulp van libertair, liberaal dan wel libertarisch tot uitdrukking worden gebracht.

Het is de libertaire gedachte die vaak bij Camus wordt weggemoffeld, dan wel is  bestreden. Dat laatste gebeurde met name in de tijd dat het ‘reëel bestaande socialisme’ nog voet aan de grond had. Het bestrijden van Camus kwam uit de hoek van Moskou gezinde, zogeheten ‘progressieve’ auteurs en denkers, zoals Sartre en de zijnen.

Lou Marin vindt dat dit alles mag niet worden vergeten. Om te demonstreren in welke zin, vorm en mate Camus een van de filosofen van de libertaire gedachte is, heeft hij een omvangrijke bundel samengesteld met teksten van en over Camus getiteld Albert Camus Écrits libertaires (1948-1960).

OmslCamus

Anarchisme en non-violence

Lou Marin is de pseudoniem van een auteur met het Duits als moedertaal, die al jaren in Frankrijk woont. Hij, journalist en anarchistische activist, heeft aan de wieg gestaan van de oprichting van het Duitse maandblad Graswurzelrevolution (1972). Dit tijdschrift zette de traditie voort van het Franstalige libertaire tijdschrift Anarchisme et non-violence (1964-1974).

Deze libertaire stroming is gericht op niet-gewelddadige directe actie. Het wil het anarchisme propageren met niet-gewelddadige middelen om een sociaal doel te bereiken. Graswurzelrevolution heeft zich in de loop van de jaren tot uitgeverij uitgebreid, die ook teksten van de Nederlandse libertaire juriste Clara Meijer-Wichmann (1885-1922) en de Nederlandse libertaire maatschappijcriticus Bart de Ligt (1883-1938) in Duitse vertaling uitgeeft. Lou Marin is er nog steeds aan verbonden. Albert Camus vormt voor deze stroming een bron van inspiratie.

Gelet op de overstelpende hoeveelheid van teksten voor de bundel moest er een selectie worden gemaakt. Marin verantwoordt zich daarvoor in een uitgebreide inleiding in de bundel. In grote trekken heeft hij de levensloop van Camus gevolgd vanaf het moment dat hij als journalist van zich laat horen en hij zich bewust is van zijn libertaire gedachte. Camus raakt vervolgens geïnvolveerd in het anarchistische milieu van de jaren 1940-1950. Langs die weg komt hij ook in contact met mensen als de antimilitaristische activist Louis Lecoin. Camus weigert overigens tot elke prijs als leider van de libertaire beweging of de arbeidersklasse te worden beschouwd (‘Je refuse énergiquement d’être considéré comme un guide de la classe ouvrière’).

Debat

Lou Marin heeft op de volgende wijze de diverse documenten gerangschikt. Steeds heeft hij als uitgangspunt genomen het debat van, met en over Camus. Dat debat is veelal in tijdschriften gevoerd. Daarvan vindt men de weerslag terug in de opgenomen artikelen. Soms wordt ook naar een verslag van een debat of een toespraak verwezen. Vier kringen van publicaties vormen de grondslag van de bundel.

CamusPerso

De eerste kring concentreert zich op het geweldsvraagstuk, dat aanleiding geeft voor debatten over pacifisme, non-violence, de grenzen van de revolte, dienstweigering en de initiatieven voor een dienstweigeringswet. Het is de kring van Lecoin en zijn vrienden en bladen als Défense de L’Homme, Liberté en Contre-Courant.

De tweede kring wordt gevormd door bladen als Le Libertaire en Le Monde libertaire. De hoofdmoot bestaat uit de discussie met Gaston Leval over Camus’ boek De mens in opstand en de reactie van Camus op de vier artikelen die Leval schreef. Daarin laat deze zien hoe Camus weinig tot niets begrepen heeft van Bakoenin. Camus meent echter dat Leval weinig begrepen heeft van wat hij ten diepste heeft gezegd, waarom hij ook reageert met de verwijzing: ‘Bakounine est vivante en moi’ (Bakoenin leeft in mij).

De derde kring behandelt zaken aangaande het vraagstuk van de vrijheid en de reactie op onderdrukking in diverse landen van Europa. Het gaat om de rode onderdrukking (in Rusland, in Tsjecho-Slowakije; het goed praten van het stalinisme door Sartre en consorten) en de  bruine onderdrukking (in Spanje onder Franco). Hier staat het tijdschrift Témoins centraal.

De laatste en vierde kring komt terug op Spanje van de sociale revolutie en de burgeroorlog en het herstellen van de waarde van de vrijheid. Het gaat hier om de kring van Pierre Monatte (1881-1960) en zijn vrienden. Monatte ontwikkelde zich tot revolutionaire syndicalist en stichtte het blad La Révolution prolétarienne. Artikelen uit dit blad vormen in dit hoofdstuk de kern.

De epiloog is een laatste saluut aan Camus, gevormd door enkele bijdragen vanuit Zuid-Amerika.

Het camusiaanse non!

Camus heeft het concept van de ‘revolte’ tot in zijn begrenzingen doordacht. Een van die grenzen wordt gevormd door de weigering barbarij te bedrijven. Dit betekent dat je niet overheerst noch slaafs volgt. Er zijn dus zaken waarvan je je onthoudt, die je weigert uit te voeren. Dit alles zit in het camusiaanse non, neen, opgesloten. Zo was hij tegen de doodstraf en voor het weigeren van militaire dienst.

Affiche

Camus gaat niet uit de weg voor strijd. De revolte, het verzet kan een adequate reactie zijn in het kader van het non: tot hier en niet verder! Het probleem doemt voor hem op als het over revolutionair geweld gaat. Hij verwerpt dat. Waarom? ‘Ik kom moreel gezien niet met mij zelf in het reine als het bewerkstelligen van gerechtigheid moet worden bereikt via de weg van de barbarij’. Nu wordt nog duidelijker waar de begrenzing van de revolte ligt, namelijk bij de weigering menselijke wezens te offeren aan een hypothetische toekomst. Dit definieert de contouren van een acceptabele revolutionaire ethiek. De stroming van het niet-gewelddadige anarchisme laat zich door deze ethiek in zijn strijd inspireren.

‘Als ik dus het communisme van de twintigste eeuw verwijt alles te beoordelen met het oog op de toekomst, is dat omdat dit laatste als eindstadium wordt gepresenteerd. Dat gelukzalige einde van de geschiedenis zou dan alle excessen van machtsuitoefening in het heden goedkeuren’ (‘cette fin heureuse de l’histoire autorise alors tous les exces’), betoogt Camus.

Aldus kon Camus nooit het soort opportunistische politieke filosoof worden als Sartre. Die bleek bereid zijn eigen uitgangspunten op te geven om een politieke partij of ideologie bij te vallen en het stalinisme goed te praten. Omdat Camus daartoe niet bereid was, kwam hem dat op heftige bestrijding te staan van uit het sartriaanse kamp.

Weer anderen hebben, evenals Camus, het stalinisme verworpen, maar zijn vervolgens in de periode van de koude oorlog doorgeschoten naar de kant van het liberale en kapitalistische Westerse denken. Camus weigerde dat alternatief eveneens. Zo bleef hij openlijk en bewust trouw aan de libertaire gedachte. Hoe veelzijdig die is geweest, heeft Lou Marin met de door hem samengestelde bundel teksten beoogd te onderstrepen.

Thom Holterman

Albert Camus, Écrits libertaires (1948-1960), verzameld en ingeleid door Lou Marin, Égrégores éditions, Éditions Indigène, Montpellier, 2013, tweede editie, 337 blz., prijs 18 euro.

[Beeldmateriaal afkomstig uit de hier besproken bundel.]

Aantekeningen

[ 1 ]   Over Albert Camus op deze site verder van Lou Marin, klik HIER.

[ 2 ]   De Franse filosoof Michel Onfray heeft in zijn biografie over Camus het ‘neen’ bij Camus gegrondvest in auto–nomie, de kunst om zelf je eigen norm te zijn. Hij verbindt zijn uitleg van het camusiaanse ‘neen’ hier aan de bipolariteit van het darwinisme. Dat kent twee ‘polen’, een politiek rechtse en linkse pool.

De politiek ‘rechtse’ pool loopt via Spencer naar het sociaal darwinisme. De strijd in het leven wordt langs de lijn van de competitie gevoerd, waarbij de sterksten door gaan. Onfray spreekt hier over de negatieve kracht. Daarnaast is een politiek ‘linkse’ pool te ontdekken, die via Kropotkin loopt. Daar bevindt zich de positieve kracht, die van samenwerking en van solidariteit: gezamenlijk komen we eruit in complementariteit. Camus zegt met alle kracht non tegen de negatieve kracht. Zie voor een bespreking van Michel Onfrays biografie van Camus op deze site; klik HIER.

[ 3 ] Informatie over Graswurzelrevolution is op hun site te vinden; klik HIER.