Macht verspreiden
Eerder deze week publiceerde Doorbraak het artikel “Autonoom verzet in Latijns-Amerika” over het boek “Territories in resistance” van Raúl Zibechi. In zijn twee jaar eerder vertaalde boek “Dispersing power. Social movements as anti-state forces” ging Zibechi dieper in op de strijd in El Alto, een snel groeiende Boliviaanse stad die grotendeels bestaat uit sloppenwijken. Hoewel El Alto pas vijftig jaar oud is, wonen er al meer dan een miljoen mensen. Zibechi beschrijft uitgebreid de beweging die ten grondslag ligt aan de opstanden die er plaatsvonden in 2000, 2003 en 2005. Een beweging zonder formele organisatie.
(Oorspronkelijk verschenen bij doorbraak)
De opstanden maken deel uit van de eeuwenlange strijd tussen de koloniale staat, die wil ‘moderniseren’, en de grotendeels Indiaanse bevolking van Bolivia, de Aymara, die zelf haar eigen manier van leven wil bepalen. De afgelopen decennia hebben de Indianen steun gekregen van linkse partijen, vakbonden, allerhande community-organizers en ngo’s. Maar uiteindelijk willen die hen ook allemaal formele en homogene structuren opleggen, met vertegenwoordigers die onderhandelen met de staat. Organisatievormen die compatibel zijn met het staatsapparaat, en waar men dus van bovenaf makkelijker invloed op kan doen gelden. Die geïnstitutionaliseerde bewegingen bestaan voor een deel nog wel, maar bewoners van de wirwar van honderden buurten van El Alto hebben zich er de afgelopen twintig jaar grotendeels van afgekeerd. Ze zijn, met horten en stoten, steeds meer hun eigen boontjes gaan doppen. Iedere buurt op zijn eigen manier, want allemaal hebben ze een eigen cultuur, achtergrond en ontstaansgeschiedenis. Democratie met face-to-face contacten als basis, en hechte banden tussen de buurten onderling. Veel buurten zijn zelfs kleiner geworden om de face-to-face autonomie beter mogelijk te maken.
Beweging
Deze strijdbare ontwikkeling wordt zelfbewust voortgedreven door de jongere generaties en door vrouwen, die via onder meer eigen radiostations hun ideeën verspreiden. De buurten hebben nauwelijks formele structuren nodig, want alle beslissingen worden onder elkaar genomen op het dorpsplein. De taken worden verdeeld en potentiële machtsposities worden voortdurend zoveel mogelijk verspreid en gerouleerd, zodat er geen machtskernen kunnen ontstaan. Als er al vertegenwoordigers aangewezen worden, dan dienen die te “leiden door te gehoorzamen”, en anders worden ze direct afgezet. Er leeft een sterk wij-gevoel en dat heerst ook in de ontelbare kleine werkplaatsen, waar familieleden, buren of vrienden samen produceren. Geen arbeidsverdeling, geen bazen, geen vervreemding.
De hele community is zo, noodgedwongen, voortdurend in beweging, weg van de positie die haar wordt toebedeeld door de koloniale staat. Maar die accepteert dat natuurlijk niet en zet via de politie en het leger voortdurend druk op de buurten die alles in eigen hand nemen. En dat gaat hard tegen hard, voor ons onvoorstelbaar hard. Zo spreekt de gemeenschap bijvoorbeeld ook zelf recht. Overtreders worden gereïntegreerd, maar mensen die te ver gaat worden soms ter dood gebracht. Uitleveren aan de politie brengt immers de mogelijkheid met zich mee dat ze later terugkeren als informant en de informele banden verraden aan de staat. Het is een soort permanente oorlogssituatie. De harde straffen zijn overigens binnen de communities niet allemaal onomstreden. Zo vechten vrouwen en jongeren onder meer tegen het uitdelen van zweepslagen aan mensen die overspel plegen.
Informeel
Bij de opstanden lieten de bewoners de bestaande formele structuren volkomen links liggen. Aparte defensieve structuren werden ook niet nodig geacht. Er was wel een soort hoofdkwartier, maar dat was gewoon een heuveltop waar mensen bijeenkwamen om te overleggen. Was dat overleg voorbij, dan bleef er simpelweg een lege heuveltop achter. Complete buurten deden mee aan de strijd. Hele families, met mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden, werkten mee aan barricaden, overal op eigen wijze. Net als in de werkplaatsen was er geen tayloristische taakverdeling. De strijd was simpelweg een voortzetting van de dagelijkse manier van leven en omgaan met elkaar in de buurten, maar dan allemaal samen gericht tegen het leger. Er was geen aparte leiding of militante groep die door het leger kon worden oppakt of afgeknald. Wanneer een buurt uitviel, konden de andere – anders dan bij een regulier leger met zijn gespecialiseerde en onderling afhankelijke eenheden – gewoon doorvechten. De sociale machine van El Alto was met zijn honderden autonome eenheden gewoon niet te ontwrichten.
Zibechi laat zien dat de staat zich niet alleen van buitenaf opdringt, maar dat het staatsdenken, net als het anti-staatsdenken, in ieder van ons zit. Daarom zijn de buurten van El Alto altijd actief bezig om het staatsdenken niet te laten uitkristalliseren in de relaties tussen de bewoners. In een zoveel mogelijk vloeiend proces wordt de macht voortdurend verspreid. En om de statelijke neiging tot homogeniteit en uniformiteit tegen te gaan, worden de unieke identiteiten van buurten steeds benadrukt. Zo bezien gaat het in El Alto niet om een groeiende beweging, in de zin dat er steeds meer mensen aan meedoen. De beweging zit hem in het voortdurende in beweging en autonoom houden van alle menselijke relaties, als tegenkracht tegen de staat die identiteiten en structuren wil vastleggen om ze beheersbaar te maken. Het is feitelijk een permanente en nooit voltooide revolutie, een nooit eindigend proces om het leven voor de staat onbeheersbaar te houden. Het gaat er de opstandelingen niet om de staat omver te werpen, laat staan over te nemen. Nee, men is veeleer bezig om een ruimte te bevechten en te behouden buiten de staat om. De Aymara zijn bezig flinke scheuren te maken in het kapitalisme, en het zal niet verbazen dat juist de auteur John Holloway het voorwoord van het boek geschreven heeft. Zibechi doet geen enkele poging om de strijd en het leven in El Alto mooi voor te doen of te romantiseren. Het gaat hem er simpelweg om de lezer eens intensief kennis te laten maken met een levende strijd in Latijns-Amerika.
Tradities
De bewoners van El Alto bouwen met hun strijd vanzelfsprekend voort op Indiaanse tradities, maar dan wel aangepast aan het leven in armoede in massale sloppenwijken, onder druk van een staat die met geweld neo-liberale economische modellen en levenswijzen wil opdringen. In de kernlanden van het kapitalisme kennen we zulke tradities niet meer, maar van een aantal van de achterliggende principes kunnen we wel leren. Zoals dat werkelijk radicaal verzet altijd begint in het dagelijks leven en sterke onderlinge banden vereist waarin macht steeds zoveel mogelijk verspreid wordt.