Ga naar de inhoud

Ivan Illich: De Contraproductiviteit Van De Megamachines

Ivan Illich (1926-2002) Illich was in de jaren 1970 en 1980 een van de filosofen die in maatschappijkritische kringen de discussie over mens en maatschappij mee bepaalde. Hij was van geboorte Oostenrijker en ‘verwierf’ later verschillende andere nationaliteiten (zoals de Amerikaanse, Mexicaanse en Duitse). Hij studeerde chemie, filosofie en theologie. Hij werd rooms-katholieke priester, die vervolgens wel de Kerk heftig kritiseerde, maar het geloof niet afzwoor

11 min leestijd
ivan

(oorspronkelijk verschenen op de website libertaire orde).

Zijn geluid, als mede dat van andere maatschappijcritici, spoelde weg door de neoliberale golf die over wereld kwam. Maar elke golfbeweging heeft zo zijn terugslag. Meer en meer wordt ingezien, dat marktdenken, groei, razende ontwikkelingen, sterk vervreemdende en destructieve effecten hebben. In zulke situaties is het niet opzienbarend dat er wordt teruggegrepen naar oude maar niet verouderde denkbeelden.

Zo is Illich iemand die denkbeelden heeft ontwikkeld waarvan het waard is ze te onderzoeken voor een hedendaags gebruik. Voor een dergelijk onderzoek biedt de onlangs uitgekomen Introduction à Ivan Illich van de Franse filosoof Thierry Paquot een mooie gelegenheid. Waarom zou zijn kritiek op de maatschappij van toen niet kunnen passen op die van nu? Blijkt de vooruitgang dan soms geen mythe? Keren de middelen en de instituties waarvan we ons bedienen, als een bepaalde drempel wordt overschreden, zich dan soms niet tegen zichzelf, dat wil zeggen tegen hun eigen doel? Dat is nu toch niet anders dan voorheen? Over welke instituties en verschijnselen sprak Illich in dat soort gevallen? Wel, ondermeer over onderwijs, arbeid, energiegebruik, medische zorg, transport, economische groei.

Paq.IllDe persoon Illich

Illich was een veelzijdig man, behorend tot de klasse van ‘geëngageerde intellectuelen’. Paquot, die Illich persoonlijk heeft gekend, beschrijft hem als een radicaal, wiens gedachten uit ‘gemengde grond zijn getrokken’. Door anderen is hij op de meest uiteenlopende wijzen getypeerd, maar geen enkele typering is compleet. Zo is zijn kritiek op instituties, op de technische vooruitgang, op dominante opinies die in de mode zijn, voor een deel terug te vinden bij uiterst links en bij een deel van de ‘ecologisten’. Maar hij is geen theoreticus van de revolutie noch een ‘groene profeet’, betoogt Paquot.

Hij is rooms-katholiek in de leer, heeft de Kerk als instituut onder vuur genomen, maar hij is geen atheïst geworden. Hij blijft een geëngageerde christen. Zo kan men hem anarchist noemen, maar alleen in de zin dat hij gelooft in het neen zeggen tegen ‘macht’ omdat deze houding in zijn ogen het hart van het evangelie uitmaakt. Niet dus omdat hij in de politieke beginselen van het anarchisme gelooft. Zijn scherpe kritiek op een aantal verschijnselen beogen niet het promoten van alternatieve acties. Hij ijvert voor het veranderen van het leven zoals dat door de moderne westerse maatschappij wordt ‘voorgeschreven’, eerder dan het veranderen van de wereld. Aldus vat Paquot zijn werkzame leven samen.

De teksten van Illich worden in de periode 1970 en 1980 beduidend populairder, dan die van de oorspronkelijke bedenkers van de basisgedachten. En daar ligt precies de kwaliteit van Illich: het aan de man en vrouw brengen van zijn denkbeelden. Want hoewel hij bijvoorbeeld het bestaande schoolsysteem hevig kritiseert, leeft hij zich uit als een ‘nomadisch’ docent. Nomadisch, omdat hij zonder moeite ­– als polyglot – werelddelen over zwerft om aan universiteiten – in deeltijd – onderwijs te verzorgen. Welke thema’s hebben hem beziggehouden die dienstbaar kunnen zijn om op te wekken tot veranderen van het soort leven dat de westerse mens leidt? Paquot heeft zich op dit soort vraagstukken in zijn boek gericht.

Thematiek

Paquot heeft zijn Introduction als volgt opgezet. In een eerste hoofdstuk levert hij een biografische schets over Illich. In drie volgende hoofdstukken behandelt hij de thematiek die Illich bezighield. Vervolgens is er nog een meer ‘methodologisch’ hoofdstuk en een hoofdstuk dat enkele conclusies bevat, alsmede een schets geeft hoe het denken van Illich in Frankrijk is ontvangen. De thematiek die Illich bezighield laat zich in enkele termen vangen, zoals ‘contraproductiviteit’, ‘convivialiteit’, ‘ontscholing’.

De kracht van Illich om die thematiek te behandelen, zit niet alleen in zijn manier van analyseren in combinatie met zijn wijze die analyse te verwoorden, maar ook in het perspectief op de verschijnselen dat dan ontstaat. Zo spreekt hij wel over het afschaffen van scholen, ‘descholing’ in het Engels (Descholing Society, 1971) en in het Nederlands vertaald met ‘ontscholing’ (Ontscholing van de maatschappij: het einde van een illusie?, 1972) maar dat betekent niet dat hij onderwijs wil afschaffen. Met ‘descholing’ opponeert hij tegen de institutie, de verplichte school die instructies geeft ten behoeve van het inpassen van het individu in de bestaande maatschappij- en productiestructuren (disciplinering). Hierin is direct de titel van een tekst van de Amerikaanse anarchist en maatschappijcriticus Paul Goodman (1911-1972) te lezen, te weten diens Compulsory Mis-education uit 1964 (deze tekst is gratis te downloaden; klik HIER).

Goodman

Goodman heeft een aantal jaren eerder zijn Growing Up Absurd: Problems of Youth in the Organized System (1960) laten verschijnen (in het Nederlands vertaald als Groot worden is gekkenwerk / Problemen van de jeugd in onze georganiseerde maatschappij, 1973). De nauwe samenhang tussen de ideeën over onderwijs van Goodman en die van Illich bevreemdt niet als men weet dat beiden jaren, tot aan de dood van Goodman, met elkaar bevriend zijn geweest.

Contraproductiviteit

De thematiek die voor ons van belang is, gelet op de maatschappelijke, door neoliberalisme bepaalde, situatie waarin we leven, is met één woord samen te vatten: contraproductiviteit. Het centreert de aandacht van Illich op omslagpunten die maken dat een institutie zich tegen haar eigen doel gaat keren. Zo had onderwijs tot doel de ontplooiing van het individu. Dat individu leert leren (om zo zelfstandigheid op te bouwen). Maar door het meer en meer aanpassen van het instituut onderwijs aan extern geïmplementeerde vereisten, wordt het geïnstitutionaliseerde leren dresseren (en blijft het individu daarmee een afhankelijke). Anarchisten hebben dat al rond de eeuwwisseling van 1900 onderkend. Sommigen zijn toen ‘libertair onderwijs’ gaan ontwikkelen en opzetten (voor meer hierover, klik HIER).

Het verschijnsel van de contraproductiviteit is niet alleen bij het instituut ‘school’ aan de orde, maar ook bij andere instituties zoals Illich noemt het transport (automobiel), gezondheidszorg (ziekenhuis), techniek (smog). Wat er in al die institutionele sferen zich voltrekt is: het middel keert zich tegen het doel. De automobilist komt in de file vast te zitten. In sommige situaties maakt dit, dat lopen sneller gaat. Het ziekenhuis maakt mensen ziek, een verschijnselen dat Illich blootlegt in zijn Medical Nemesis (1976). Het is in het Nederlands vertaald als Grenzen aan de geneeskunde: het medisch bedrijf – een bedreiging voor de gezondheid? (Bussum, 1975).

Wat er uiteindelijk door de instituties wordt opgeleverd, staat niet langer ten dienste van ons, maar wij zijn er ten dienste van de producties van die instituties en van hun professionals. Dat grijpt zo op ons in, dat we niet meer in staat zijn onszelf in acht te nemen, zelf over onze behoeften te beslissen en die zelf te bevredigen.

In die lijn heeft Illich zich nadrukkelijk met de medische zorg, en in het bijzonder met het ziekenhuis, beziggehouden. Een ziekenhuis, net als andere grote voorzieningen, wordt door hem gezien als een ‘mega-outil’. Het is een term die hij ontleent aan de Amerikaan Lewis Mumford (1895-1990), die in de jaren 1960 over megamachines spreekt, dat wil zeggen over te grote hiërarchische organisaties, ‘machines’, die mensen als hun onderdelen gebruiken.

Het is overigens in die tijd niet vreemd om op die manier te denken. Het is immers de Amerikaanse socioloog Erving Goffman (1922-1982), die dit denken heeft voorbereid met wat hij ‘total institutions’ noemt. Een ‘totale institutie’ is een omgeving waar een groot aantal dezelfde soort mensen verblijven (zieken, gevangenen, arbeiders) die – voor kortere of langere tijd – afgesneden zijn van de rest van de maatschappij. Aldus leiden zij een ingesloten leven, waarbij die omgeving, de ‘totale institutie’, onder controle staat van een formele organisatie. Te denken is aan een ziekenhuis, psychiatrische inrichting, gevangenis, fabriek. Goffman richt zich, in 1957, met name op de psychiatrische inrichting.

Statelijk geweld.2

Perversiteit van de megamachine

Voor Illich is een ziekenhuis, door zijn ontwikkeling tot megamachine, tot totale institutie, een plek geworden waar mensen ziek worden gemaakt: het oorspronkelijke doel keert zich tegen het instituut. De mens is gereduceerd tot een ziektebeeld. Dat wil zeggen, een arts ziet geen mens (het geheel) maar slechts één element bijvoorbeeld de blinde darm ontsteking.

Die arts kan overigens niet veel anders, omdat hijzelf ook onderdeel is van de megamachine. Hij, de arts, moet zijn ‘targets’ halen. Of de patiënt gebaat zou zijn bij een andere behandeling – of geen behandeling – is de vraag niet, want zou de arts zich dat soort vragen inlaten, dan haalt hij zijn ‘targets’ niet. Op die wijze zijn er ‘machines’ geschapen waar perverse prikkels vanuit gaan. In feite is dat de kern die Illich bestookt – de perversiteit van de megamachine.

Dit maakt zijn aandacht voor convivialiteit begrijpelijk, want dat verschijnsel verwijst naar een samen-leven, waarin de menselijke maat een doorslaggevende rol speelt. Kortom: bij Illich ligt argumentatiemateriaal opgeslagen tegen het neoliberale denken. Dit is ook waar Paquot zijn lezer heen heeft wil leiden. Regelmatig legt hij daarom verbanden naar het heden, zoals bijvoorbeeld naar de Belgische wetenschapsfilosofe Isabelle Stengers, die zich ondermeer met ‘slow science’ bezighoudt. Overigens werkt Paquot dit soort verbanden met de ideeën van Illich niet verder uit, wat zich door de beknoptheid van deze Introduction laat rechtvaardigen.

Nochtans zal opnieuw klinken, dat het allemaal wel erg overdreven is om te zeggen dat de medische zorg mensen ziek maakt. Maar wat als er blijkt, dat een aanmerkelijk deel van de Franse bevolking onder de benzodiazepines zit? Het betreft een groep kalmerende, angstverminderende middelen van chemisch samenstelling. In een artikel van bijna drie pagina’s in het Franse dagblad Le Monde van 12 januari 2013, met als titel ‘De valkuilen van een opium van het volk’, zegt de farmaco-epidemioloog Bernard Bégaud: ‘De helft van de personen die in Frankrijk onder de benzodiazepines zit, wordt daarmee behandeld zonder indicatie of zonder voorschrift’. Onderzoek wijst evenwel uit, dat langdurig gebruik van benzodiazepines het risico van dementie doet toenemen…

Marktplaats

Is er een positiever voorbeeld te bedenken om een verband te leggen tussen Illich en een bepaalde hedendaagse ontwikkeling? Ik waag het erop. In Le Monde van 5 januari 2013 werd een aantal wetenschappers over het verschijnsel Le Bon Coin aan het woord gelaten. Le Bon Coin betreft een internet ontmoetingsplaats voor koop, verkoop en ruil van nieuwe en tweede hands spullen, zoals die in Nederland bekend is onder de naam Marktplaats.nl. Net als in Nederland heeft dit verschijnsel ook in Frankrijk een grote vlucht genomen. Welke mogelijke invloed gaat er van zo’n ontmoetingsplaats uit, werd aan de verschillende wetenschappers gevraagd.

De manier van kijken die de econome Michèle Debonneuil vertolkt, lijkt me er een die wellicht op aandacht van Illich zou kunnen rekenen. Immers hij keert zich, wat het economisch denken aangaat, tegen ‘ontwikkeling’ (ontwikkelingslanden die achter zouden lopen, wat een onzin is), dat wil zeggen hij verzet zich tegen het groei-denken. En wat merkt de Franse econome in dit verband op? Wel, dat de gebruikers van Le Bon Coin op een weg kunnen zitten die wegleidt van het groei-denken, omdat de uitwerking van het idee van Le Bon Coin zich niet meer richt op het hebben van goederen in eigendom, maar in gebruik. En wat niet meer in gebruik is, wordt weer in roulatie gebracht. Dat vraagt van goederen een behoorlijke duurzaamheid.

Debonneuil verbindt hier aan dat bedrijven lessen uit dit verschijnsel kunnen trekken. Zij moeten evolueren naar andere productiewijzen om aan andere behoeften van consumenten te voldoen ­– bijvoorbeeld, zo vul ik aan, apparaten op zo’n manier maken, dat ze te repareren zijn. Dit speelt dan in op een beweging tegen geprogrammeerde veroudering (voor meer daarover, klik HIER). In dit verband besluit Debonneuil haar betoog met erop te wijzen dat er een uitdaging ligt: het gaat erom de economie van ‘meer willen hebben’ te buigen naar een economie van ‘beter zijn’.

As.Ill

Uiteraard is dit niet een voldoende en enige weg. De aanval tegen de neoliberaal geïnfecteerde maatschappij zal vanuit een veelfrontenstrategie moet worden opgezet. Illich draagt daar argumentatiemateriaal voor aan. Daarom is het goed dat diens gedachten weer onder de aandacht van het publiek worden gebracht.

Thom Holterman

PAQUOT, Thierry, Introduction à Ivan Illich, Éditions La Découverte, Paris, 2012, 123 blz., prijs 10 euro.

Aantekening

Een kleine tien jaar terug heeft de AS (nummer 146, zomer 2004) een themanummer gewijd aan Ivan Illich. Daarin vindt men ondermeer van Hans Ramaer een bespreking van de conviviale wereld van Illich; Roger Jacobs schrijft over de ontscholing van de maatschappij; waarna Marius de Geus de ecologische visie van Illich behandelt. Jaap van der Laan houdt zich vervolgens bezig met de grenzen aan de geneeskunde. Judith Metz is kritisch over de gender opvatting van Illich. Daarna volgen nog (a) een vertaalde tekst van Illich, (b) een artikel waarin zijn gedachtegoed nog eens wordt bekeken en (c) een interview met hem.

Voor dit nummer kan men terecht op de site van de As (klik HIER).