Isabelle Stengers: Slow Science. Weg Uit De Perversie Van De Kenniseconomie
Zoals er ‘fast food’ bestaat, is er ook ‘fast science’. Het is snel klaargemaakt, niet best en slecht verteerbaar. Een speculatieve economie – met zijn zeepbellen en zijn krachs – heeft zich meester gemaakt van het wetenschappelijk onderzoek: de onderzoekers moeten de industriële partners interesseren voor hun werk (binnen halen van externe onderzoeksfinanciering) en zij moeten deelnemen aan de krijgszuchtige spelletjes van de concurrentie economie. Conformisme, wedijver, opportunisme en flexibiliteit, dat zijn de ingrediënten van de formule van ‘excellentie’ gepropageerd vanuit de kenniseconomie.
(Oorspronkelijk verschenen op website Libertaire Orde)
Isabelle Stengers, hoogleraar Praktijken van kennisproductie aan de universiteit van Leuven (België), ijvert er voor dat onderzoekers stoppen om zich te houden voor de ‘rationeel denkende hersens van de mensheid’. Zij moeten weigeren, zo vindt zij, om hun expertise te laten inzetten om de ongerustheid van de publieke opinie te sussen, weigeren om groei te propageren in een wetenschappelijke vooruitgang alsof die zonder meer in staat zal zijn de grote maatschappelijke problemen op te lossen. In haar onlangs verschenen bundel getiteld Une autre science est possible! (Een andere wetenschap is mogelijk!) legt zij dit alles omstandig uit. Daarbij laat ze haar inzichten uitmonden in een pleidooi voor slow science.
De bundel is opgebouwd uit een aantal eerder door Stengers gepubliceerde artikelen en inleidingen. Elk van deze publicaties gaat in op een onderdeel van hetgeen uiteindelijk in het pleidooi voor slow science bij elkaar komt. Dit pleidooi is tegelijk haar intreerede als hoogleraar in december 2011 (er bestaat een Nederlandse vertaling van; zie hieronder bij ‘Aantekening’). Verder is in de bundel opgenomen een korte bijdrage uit 1905 van de Amerikaanse filosoof William James (1842-1910), getiteld ‘Le poulpe du doctorat’ (oorspronkelijke titel ‘The Ph.D. Octopus’; de tentakels op de omslag van de bundel verwijzen ernaar).
James ervoer een zodanige walging ten aanzien van het academisch onderwijs, dat hij zich als buitenstaander ervan opstelde. Met het oog op de meest recente institutionele bedenksels ten behoeve van het evalueren van onderzoekers (zoals publicaties en citaties tellen, in plaats van de intrinsieke waarde van het werk te beoordelen), lijken de verschijnselen waartegen James zich verzet onschuldig. De inktvis (poulpe; octopus) van toen neemt de onderzoekers heden evenwel krachtiger in zijn tentakels dan ooit. In de bundel wordt de tekst van James toegelicht door Thierry Drumm.
Ik concentreer me hier verder op de slow science zoals die door Isabelle Stengers in haar bundel aan de orde wordt gesteld. Voor de herkenbaarheid van de problematiek zal ik tenslotte naar enkele voorbeelden van Nederlandse praktijken verwijzen. Eerst echter iets over Stengers zelf.
Isabelle Stengers
Zij studeerde scheikunde en wetenschapsfilosofie, promoveerde en ontwikkelde zich als een internationaal gevierde wetenschapsfilosofe. In een vraaggesprek met Siné Hebdo (nr. 41, 17 juni 2009) legt zij uit waarom zij over is gegaan van scheikunde naar filosofie. Een echte scheikundig onderzoeker moet de ‘grote vragen’ die hem kunnen laten twijfelen, negeren. Twijfel is in de wetenschap bijna net zo erg als bij stalinisten. Zij die dan bij filosofie terecht komen, zijn een beetje als politieke vluchtelingen. Zij erkent dat hier een vorm van recalcitrantie inzit. ‘En trouwens’, zo geeft zij aan Siné toe, ‘ik werk eraan oneetbaar te zijn, dat wil zeggen om niet geapprecieerd te worden door lui door wie ik dat niet wil’.
Tevens wordt in dit vraaggesprek duidelijk hoe zij over experts denkt. Het probleem met experts is dat zij heel goed weten wie hen in huurt en dus wat beschouwd zal worden als ‘mogelijk’ of ‘onverantwoord’ vanuit diens gezichtshoek. Hun reputatie staat des te minder op spel naar mate er minder contra-expertise is. Zo bijvoorbeeld met de kwestie van de GMO (Genetische Modificatie Organismen). Voor ‘Brussel’ gaat het om het ‘functioneren van de markt’, niet de milieuproblematiek… En het is precies deze problematiek waarmee zij haar intreerede over slow science opent.
Slow science
In 2011 werd door het bestuur van de Leuvense universiteit een wetenschapper ontslagen omdat deze zich in België had ingelaten met een actie tegen genetische manipulatie van aardappelen. In haar intreerede legt Stengers uit dat het ontslag van de hier bedoelde wetenschapper heeft geleid tot het initiatief van onderzoekers om de slow science te verdedigen en promoten.
‘Slow’ betekent natuurlijk niet lui, zo benadrukt zij. De keuze voor de uitdrukking ‘slow science’ maakt dat dit initiatief onderdeel is van de slow motions, waarvan slow food het best bekend is. Het drukt de weerstand uit tegen snel, hapklaar voedsel van slechte kwaliteit en tegen het systeem dat dit produceert. Slow science gaat over de kwaliteit van onderzoek en zijn relevantie voor de problemen van vandaag.
Om misverstanden te voorkomen wijst Stengers erop dat zij niet een verdediger is van een neutrale, gedesinteresseerde productie van kennis aan de ene kant, en ontwikkeling en industriële innovatie aan de andere kant. Zij is van mening dat we dus de kwestie van de kenniseconomie niet moeten beschouwen in termen van gedesinteresseerde wetenschap versus een productie van kennis gericht op interessante toepassingen. Wat haar hoog zit, is dat de kenniseconomie juist de productie van kennis zelf ter discussie stelt, inclusief de voorwaarden van betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis.
De experts bijten niet in de hand die hen voedert.
Zij ervaart dat de symbiose tussen snelle wetenschap en industrie voorrang heeft gegeven aan uit de context trekkende en getrokken vormen van kennis en strategieën, geabstraheerd uit de kluwen van complicaties van deze wereld. We hebben blijkbaar nog niets geleerd en we hebben zelfs verloren wat we wisten en wat andere volkeren ‘beschaving’ zouden noemen. Denk alleen al aan de technologie van Powerpoint die noodzakelijk is geworden voor communicatie – om een punt te maken op een snedige, autoritaire en geschematiseerde manier. Het liefst in bullets (het woord alleen al zegt genoeg…), aldus Stengers.
Slow science is geen kant-en-klaar antwoord, het is geen pil. Het is de naam van een beweging die vele wegen naar herstel bijeen kan brengen. Hoe zit het met langzame vergaderingen, vergaderingen die op zo’n manier georganiseerd zijn dat deelname niet enkel formeel is? Langzame conferenties, waarbij mensen niet alleen worden uitgenodigd om te luisteren, maar waarbij men van tevoren leest en bespreekt zodat de bijeenkomst niet gereduceerd wordt tot het ritueel van het bijwonen van een voorbereide speech en eindigt met wat vragen. En vergeet niet er een gewoonte van maken om collega’s die over thema’s spreken die buiten hun vakgebied liggen, te vragen de informatie, het leerproces en het samenwerken te presenteren. Let er bovendien op dat, wanneer er expertise nodig is over een kwestie van gedeeld belang, er co-experts aanwezig zijn die de vele relevante dimensies van de kwestie vertegenwoordigen. Kortom zo maar wat wijze adviezen van een wetenschapsfilosofe over slow science.
Blijft het bij dit ene pleidooi? Neen, inmiddels zijn er verschillende bewegingen actief op dit front en zelfs de rector van de Utrechtse universiteit, Bert van der Zwaan, roept in zijn nieuwjaarstoespraak van 7 januari 2013 op tot slow science. Het gaat er op de universiteit niet om meer te publiceren of zoveel mogelijk studenten door het systeem te pompen. Het accent moet liggen op kwaliteit, is zijn mening. Hij ziet het als een opgave voor de universitaire gemeenschap om tegen de stroom in te durven gaan. ‘We zouden met elkaar niet moeten spreken over meer maar over beter: kortom, net als slow food te gaan spreken over slow science’.
Fast science
In Rotterdam gaat men evenwel de heel andere kant op dan in Utrecht. In plaats van slow science gaat daar meer en meer de fast science de boventoon voeren. Zo wordt ronkend meegedeeld dat het aantal mensen dat een doctorstitel behaalt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) al vijf jaar op rij stijgt (het dagblad Metro van 30 januari 2013). De EUR heeft daar verschillende verklaringen voor. Ten eerste wordt onderzoek, dat tegen betaling op verzoek van de overheid of bedrijven wordt verricht, steeds vaker als promotieonderzoek gedaan. Andersom kan onderzoek voor derden ook worden omgezet in wetenschappelijke publicaties. Ten tweede neemt het aantal buitenlandse promovendi toe en ten derde wordt promoveren op basis van vier artikelen steeds populairder. Het grootste aantal promoties vindt binnen het Erasmus Medisch Centrum plaats. Hier zijn het afgelopen jaar 231 mensen gepromoveerd.
De geboden verklaringen sluiten naadloos aan bij de indicaties van ‘excellentie’ in de kenniseconomie. Het zijn vooral gekwantificeerde gegevens. Het resultaat van het Medisch Centrum verschijnt als ‘verbluffend’. Het past overigens in een onderzoeksstrategie die van oude datum blijkt te zijn, zo maak ik op uit de paragraaf ‘De uitvinding van een snelle wetenschap’ in de intreerede van Stengers. Daar bespreekt zij de uitvinding van het type opleiding, dat het algemene model is geworden in universiteiten. Zij gaat hier in op de radicale herdefinitie van wat het betekent een scheikundige te worden, zoals door Justus van Liebig (1803-1873) bedacht.
In het laboratorium van Liebig in Giesen (Duitsland) kreeg een student de graad van doctor na vier jaar intensieve training. Die student leerde evenwel niets over de vele traditionele ambachten en recepten. Hij gebruikte alleen protocollen en gestandaardiseerde producten en hij zou slechts in staat zijn de meest recente methoden en technisch instrumentarium te hanteren.
Liebig verwierf de naam van ‘scheikundigenkweker’, daar hij tussen 1824 en 1851 honderden studenten in zijn laboratorium opleidde. Onder hen bevonden zich leerlingen die zelf laboratoria oprichtten naar zijn model. Bij elkaar genomen leidde dit tot een nieuwe en sterke Duitse chemische industrie.
Stengers spreekt hier over ‘snelle scheikunde’. Wil die rendabel zijn, dan maakt dit een symbiotische relatie tussen opleiding en chemische industrie noodzakelijk. Dit inzicht heeft zich binnen de kenniseconomie verder ontwikkeld. Mijn inschatting is dat iets dergelijks ook bij het Erasmus Medisch Centrum aan de orde is: een symbiose tussen opleiding en farmaceutische industrie en de industrie voor medische technologie (de ontwikkelingen gaan ‘snel’; economische veroudering moet maken dat apparaten ‘snel’ door de nieuwst ontwikkelde worden vervangen; zo jaagt men elkaar op met euro of dollar tekens in de ogen).
Snelle juristen
Dat de Rotterdamse universiteit in de tentakels van de kenniseconomie zit, leren ook de veranderingen in de juridische faculteit van de EUR, die reeds zijn doorgevoerd en over enige tijd verder hun beslag krijgen.
De tentakels betreffen in dit geval de wijze van financiering van een faculteit in Nederland. Die maakt deze afhankelijk van het aantal afgestudeerden per jaar. Een faculteit heeft er dus belang bij het afvalpercentage van studenten zo laag mogelijk te houden en het slagingspercentage zo hoog mogelijk te laten oplopen. Tegelijkertijd wordt zo’n faculteit ook geconfronteerd met een verlaging van het budget.
Om de genoemde effecten wat de percentages betreft te realiseren (verlaging enerzijds, verhoging anderzijds), wordt het onderwijs in de Rotterdamse juridische faculteit gereorganiseerd. Men heeft besloten in kleine groepjes te gaan werken om zo de studenten meer bij de les te houden, te stimuleren. Ten behoeve van het toegenomen aantal kleine groepjes heeft men meer ‘tutoren’ nodig, dat wil zeggen minder gekwalificeerd en dus salaristechnisch goedkoper personeel. Waar haal je daarvoor het geld vandaan?
Door het werken met kleine groepjes kunnen de door hoogleraren verzorgde hoorcolleges worden afgeschaft. Het effect ervan is dat een aantal hoogleraren en ander hoog gekwalificeerd personeel ontslagen kan worden. En dat is precies wat in de juridische faculteit, inmiddels ‘School of Law’ gedoopt, in Rotterdam staat te gebeuren. Hier vindt dus een drainage van academische vorming plaats (tutoren voor hoogleraren; vanaf 2016 moeten ruim 12 hoog gekwalificeerden verdwijnen waarvoor ruim 14 relatief goedkope docenten in dienst kunnen treden; bron: Erasmus Magazine, 17 januari 2013).
Die drainage manifesteert zich ook op een ander vlak. Als de met ontslag bedreigden kans zien om door externe financiering van onderzoek 70% van hun salaris binnen te halen, mogen ze blijven. Beide uitwerkingen leveren dus perverse prikkels: drainage van academische vorming en belangverstrengeling van wetenschap en ‘handel’. Maar zoals gezegd, in de nieuwe verschijningsvorm van de faculteit gaat het om een ‘school voor het recht’ en wat zal je toekomstige deurwaarders, overheidsdienaren en bedrijfsjuristen belasten met rechtswetenschap. Warempel, de Utrechtse hoogleraar psychologie, Piet Vroon (1939-1998), had een vooruitziende blik met zijn voorspelling dat de universiteit zou veranderen in een ZULO, een instituut voor ‘zeer uitgebreid lager onderwijs’.
Excellentie en experts
Hierboven is al aan de orde geweest dat ‘excellent’ in de kenniseconomie niets van doen heeft met uitzonderlijk begaafd, maar alles met uitzonderlijk ingepast in een handelssysteem. In dat verband besteed ik nog aandacht aan een ander voorbeeld, te weten die van de kwestie van de gaswinning in Groningen.
De experts die het systeem van de kenniseconomie voortbrengen, kunnen op hun eigen deelgebied – hopelijk – een goede prestatie ‘neerzetten’. Dus een technicus kan zich goed bezighouden – nemen we aan – met gasboringen, zoals die in Groningen. Hij doet zijn werk, niets meer niets minder. Opdracht van de baas. Klaar. Of er scheuren ontstaan in huizen, die boven de gasbel zijn gebouwd en daar al stonden voor de gaswinning, wat kan hij er aan doen…
Nu hoeft men niet al te zeer hebben doorgeleerd om te begrijpen dat als men ergens druk weghaalt er gevaar voor inzakken kan bestaan. Dus als er ergens een grote gasbel onder de grond zit en men wint het gas, dan verlaagt zich de druk en zal dit – uiteindelijk – leiden tot bodemverlaging. Dat was aldoor voorzien door anderen dan zij die bezig waren en zijn om gas te winnen. Dat leverde ongerustheid bij de plaatselijke bevolking op. Slechts ‘ongevaarlijke bevingen’ zou het kunnen opleveren, zoals de experts van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) jarenlang beweerden.
Experts werden en worden ingezet om de ongerustheid weg te nemen. Maar als er, zoals in de afgelopen zomer aardbevingen van 4 tot 5 op de schaal van Richter gaan voorkomen en overal de scheuren in huizen zichtbaar worden, zoals in Loppersum, dan gaat het om andere koek. Evenwel, nog zijn er seismologen, zoals Ronald van Balen van de Vrije Universiteit in Amsterdam, die in een en ander geen reden tot paniek zien. Zo spreekt Van Balen van een ‘weloverwogen risico’… (de Volkskrant van 28 januari 2013).
Dit soort experts weten zaken gemiddeld dertig jaar op te houden alvorens maatregelen worden getroffen. Die maatregelen worden dan genomen nadat er doden zijn gevallen, kortom ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put’. Dit leert ook een onlangs gepubliceerd rapport van het Europese agentschap voor het milieu (23 januari 2013). In Nederlandse kranten ben ik er niets over tegen gekomen, maar ik zal er overheen hebben gekeken. He Franse dagblad Le Monde van 24 januari 2013 besteedt bijna een hele pagina aan het rapport.
Het leert ondermeer dat al in 1896 de eerste alarmerende berichten verschenen over de kwalijke gevolgen van asbest. Het is pas in 1997 dat in Frankrijk het gebruik ervan algeheel verboden wordt. Als kind herinner ik me nog dat je onder een pan, die op het vuur stond, een asbestplaatje moest zetten, om aanbranden te voorkomen. En in hoeveel Hollandse huishoudens in de jaren 1950 was dat niet van hetzelfde laken een pak?
Het rapport behandelt tien gevaarlijke, giftige stoffen, waarover strijd is geleverd om de symbiose tussen snelle wetenschap en bedrijfsleven te breken, zoals het gebruik van lood in benzine, verschillende pesticiden, de manipulaties door de wetenschap ten behoeve van de tabaksindustrie. Telkens is uitgekomen wat reeds lang te voren omtrent de gevaren was aangekaart. Steeds werden de waarschuwingen door de snelle experts weggehoond of werd het publiek door hen in slaap gesust.
Nieuwe problemen doen zich voor, zoals de waarschijnlijkheid dat een te grote belasting van de hersenen door draadloze telefonie kankerverwekkend kan zijn. Maar dat is iets van latere zorg. Bovendien, zo zal als argument worden aangevoerd, is de kans groot dat de neurochirurgie dan zover is gevorderd, dat er genezing geboden kan worden. Zo houden de snelle experts getraind binnen de normen van de kenniseconomie hun salarispositie in stand. Te pervers voor woorden.
Een andere wetenschap is mogelijk, aldus Stengers en in haar pleidooi voor een slow science geeft zij daar een aantal openingen voor. Zoals al opgemerkt, men kan dat hoofdstuk (de intreerede) ook in het Nederlands lezen (zie daarvoor hieronder).
STENGERS, Isabelle, Une autre science est possible ! Manifeste pour un ralentissement des sciences, waarin opgenomen William James, Le poulpe du doctorat, ingeleid door Thierry Drumm, Éditions La Découverte, Paris, 2013, 214 blz., prijs 16,50 euro.
Aantekening
De Nederlandse vertaling van het ‘Pleidooi voor een slow science’ is te vinden op de site ‘De Wereld Morgen’; klik HIER.
Een aantal wetenschappers heeft zich verenigd onder de naam ‘Slow Science Academy’; klik HIER voor hun site en voor het downloaden van hun manifest.
Ten behoeve van de historische context met betrekking tot de geciteerde zienswijze van de psycholoog Piet Vroon, de volgende informatie. In het verleden werd er gesproken over het GLO, het ‘gewoon lager onderwijs’. De volgende stap kon men zetten in de ULO, het ‘uitgebreid lager onderwijs’, waarna men naar de MULO kon overstappen, het ‘meer uitgebreid lager onderwijs’ (en als men heel erg goed kon leren, kon men de ULO overslaan). Wat Vroon aan universiteiten zag ontwikkelen, gaf hem in om te spreken over de ZULO, het ‘zeer uitgebreid lager onderwijs’. Ook sprak hij over de zulo’s, zij die daar studeerden dan wel afgestudeerd waren…