Ga naar de inhoud

Interview historicus Dennis Bos over collectieve herinnering

Interview met historicus Dennis Bos over de ‘Vergissing van Troelstra’, geschiedschrijving en collectieve herinnering. Krantje Boord interviewde Dennis Bos op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, over de vroege socialistische beweging in Nederland en haar mislukte poging tot revolutie in 1918.

8 min leestijd

(Bron: Website Kritische Studenten Utrecht)

DB: De meeste van dit soort verhalen kennen we niet. Ik ken ze ook niet, omdat ze zo effectief in die doofpot zijn beland. Daar zijn geschiedschrijvers erg goed in. Er zit natuurlijk ontzettend veel verstopt in onze koloniale geschiedenis, waar nog veel onderzoek naar valt te doen. Deze geschiedenis zit vol met verborgen schanddaden van de Nederlandse staat. Niet alleen van de ‘Politionele acties’ van 1945 tot 1949 in Indonesië, maar ook zeker in de periode daarvoor, zoals de Atjeh-oorlog (1873-1914) en de Java-oorlog (1825-1830). We hebben nog steeds geen idee hoe deze zich voltrokken hebben en wat voor slachtofferaantallen ze hebben opgeleverd. Maar ook in het begin van de 20e eeuw zijn er grote stukken ongeschreven geschiedenis, zoals in de jaren twintig en dertig in Indonesië; de strijd van de Nederlandse overheid tegen het verzet van de lokale bevolking. Dit zijn zwarte bladzijdes met doodsvonnissen, ophangingen en een compleet concentratiekamp op Nieuw-Guinea voor lastige types.

De ‘Vergissing van Troelstra’

KB:En verhalen van dichter bij huis?

DB: We zitten nu hier in het IISG. Een kilometer verderop staat de Cavaleriekazerne aan de Sarphatistraat. Daar vond op 13 november 1918 een belangrijke gebeurtenis plaats in de laatste poging tot revolutie in Nederland.

In zijn vurige betoog verklaarde hij:

“…thans is de tijd aan ons gekomen niet om te vragen 80 gram meer brood, niet om afgescheept te worden met kleine sociale hervormingen, die intussen altijd zo verschrikkelijk in dit parlement duren en zo droevig zijn het onderwerp van het politieke geharrewar der partijen, maar om thans, nu de politieke macht aan ons is, de sociale verbeteringen die wij met die macht kunnen verkrijgen, niet te vragen in een verlanglijstje, maar zelf met behulp van hen die met ons willen samenwerken, wie zij ook mogen zijn, zo spoedig mogelijk en zo afdoend mogelijk tot stand te brengen…”.

Toen de Eerste Wereldoorlog ten einde werd gebracht in november 1918 kwam een internationale revolutionaire golf op gang. Revoluties werden verklaard in het Oostenrijks-Hongaarse Rijk en in tientallen steden in Duitsland. In heel Europa vonden stakingen, protesten en opstanden plaats. Ook in Nederland heerste onrust, waardoor een echo van de gebeurtenissen in de rest van Europa leek te dreigen. Er was grote voedselschaarste en ontevredenheid over de regering. Een jaar eerder in juni 1917, had nog het Aardappeloproer plaatsgevonden, waar Amsterdamse huisvrouwen tijdens een hongersnood massaal aardappels stalen. Deze werden neergeslagen door het leger, waarbij 9 doden en 114 gewonden vielen. De woede hierover zat bij velen nog vers in het geheugen. In november 1918 zou deze woede tot uiting komen.

Pieter Jelles Troelstra, de leider van de sociaaldemocratische SDAP (voorloper van de PvdA), voelde deze woede en zelfs het revolutionaire streven bij veel van de arbeiders en soldaten aan. Ook was hij bang dat de linkse socialisten – communisten en anarchisten – hem links zouden inhalen, en daardoor nog meer steun van de arbeiders zouden krijgen. Hij besloot het heft in eigen handen te nemen en verklaarde op 12 november in de Tweede Kamer de Revolutie in Nederland.

De uren durende rede van Troelstra maakte grote indruk. Die week waren er in Amsterdam, Den Haag, Enschede en Zaandam massale bijeenkomsten waarbij de rechterflank van de SDAP het volk in toom probeerde te houden. De linkerflank – gesteund door het Revolutionair Socialistisch Comité, een samenwerkingsverband van onder andere anarchisten en communisten – poogde ondertussen de strijdlust te verhogen en de revolutie te ontketenen.

De volgende dag, op 13 november, organiseerden revolutionaire arbeiders en soldaten in Amsterdam een demonstratie met als doel een voorman van een revolutionaire soldatenraad te bevrijden uit de kazerne op de Sarphatistraat. Meer dan 3000 mensen namen deel aan de demonstratie, die uit elkaar werd geschoten door soldaten met minstens vier doden tot gevolg. De SDAP nam snel afstand van de acties van de revolutionairen en floot hun overenthousiaste leider Troelstra terug. De revolutionairen waren gedemoraliseerd en waren hun beoogde sociaaldemocratische bondgenoten kwijt.
De laatste poging tot revolutie in Nederland was mislukt. Troelstra sprak nogmaals de Tweede Kamer toe. Hij zei zich te hebben vergist.

vergissing-van-troelstra-dennis-bos-342x498

“SDAP leider Troelstra besloot het heft in eigen handen te nemen en verklaarde op 12 nov. 1918 in de Tweede Kamer de Revolutie in Nederland.”

Ondanks deze mislukking werd een deel van de nagestreefde doelen van de revolutionairen behaald. De geschrokken regering voerde met grote spoed progressief beleid door om het vlammende protest te sussen. Er kwam de achturige werkdag, algemeen vrouwenkiesrecht. Ook werd er sociaal beleid als de ouderdomsvoorziening ingevoerd.

Collectieve herinnering

KB:Deze versie van dit verhaal is niet blijven hangen in de collectieve herinnering. Hoe komt dat?

DB: De geschiedenis is vaak een onwelkome boodschap omdat het vaak niet strookt met het soort gedrag dat de authoriteiten verwachten van de bevolking: dat ze vooral hun bek houden en netjes moet doen wat de regering zegt.

In de beeldvorming en geschiedschrijving over 1918 gaat alle aandacht naar schijnbewegingen van de sociaaldemocratie, Troelstra en zijn ‘vergissing’. Het etiket ‘de vergissing van Troelstra’ klopt dan ook wel, maar is tegelijk de deksel op de doofpot. Het maakt het revolutionaire streven van die tijd meteen ook tot iets belachelijks. Het is een vergissing van één politiek leider, Troelstra. Meer is er, zo moeten wij geloven, ook niet aan de hand. Compleet vergeten wordt de massabeweging van linkse socialisten in Amsterdam en elders. Hoe het leger schiet op arbeiders en soldaten – een historisch moment voor Nederlandse begrippen – wordt hierdoor vergeten.

Zo wordt het beeld gecreëerd dat Nederland een rustig en mak polderlandje is waar iedereen tevreden is. Dit is niet alléén een verdraaiing van de historische werkelijkheid, maar ook bewuste public relations politiek. Als een gebeurtenis niet in dit frame past, dan hebben we het er niet meer over.

Juist de SDAP, als concurrent van de revolutionaire stromingen deed hier aan mee.

Zo hebben de sociaaldemocraten de revolutionaire mars bij de Sarphatistraat, en de schietpartij daarna, vanaf het begin belachelijk gemaakt. De dag na de demonstratie stond in ‘Het Volk’ (de krant van de SDAP) een uitvoerig bericht over de aanvoerder van de demonstratie David Wijnkoop; de voorman van de communistische partij. Hij zou tijdens de schietpartij weggerend zijn en ergens hebben aangebeld om een glaasje water te vragen. Het beeld wordt gecreëerd dat de revolutionaire voorman als het er echt op aankomt bibberend om een glaasje water vraagt. Als je onderzoek gaat doen, kom je er achter dat het aantoonbaar niet gebeurd is, en dus door de SDAP-journalist verzonnen is.

Jarenlang praten de sociaaldemocraten nog over ‘het glaasje water van Wijnkoop’ om de revolutionairen belachelijk te maken. In een instructieboekje voor SDAP verkiezingscampagnes valt later nog te lezen onder het kopje “hoe praat je met een communist?”: “vergeten het glaasje van Wijnkoop niet te noemen.” Zo wordt de beeldvorming rond de ‘vergissing van Troelstra’ met humor gevormd naar de leest van de sociaaldemocraten.

Ook de kranten van die tijd deden er aan mee. Zo wordt één van de doodgeschoten arbeiders, Dik Schrikker, neergezet alsof hij toevallig langsliep met zijn verloofde. Dit terwijl deze man al jarenlang een toonaangevende activist was in de revolutionaire beweging. Door zijn dood als een ongeluk af te schilderen wordt de politieke angel uit zo’n gebeurtenis gehaald.

KB:De collectieve herinnering lijkt een terugkerend thema in je werk. Kun je uitleggen waarom dit voor jou belangrijk is?

DB: Ik heb het privilege dat ik mijn brood kan verdienen als historicus, maar ik voel me ook betrokken bij de beweging. Collectieve herinnering, de manier waarop sociale bewegingen omgaan met hun eigen geschiedenis, is voor mij heel interessant. Ik koester de illusie dat wat ik schrijf kan helpen een beter beeld te vormen van het verleden. Ik wil mensen op ideeën brengen. Mensen inspireren met verhalen van vroeger.

KB:Heb je nog tips voor studenten en toekomstige sociaal betrokken historici?

DB: Je moet je niet conformeren aan wat de eisen van het vak en de academie lijken te zijn. Word een heel erg goede historicus. Maar blijf vooral ook trouw aan jezelf. Er is nog altijd ruimte voor dissidente meningen, omdat er waarde wordt gehecht aan een diversiteit aan interpretaties. Houd dus vast aan je avontuurlijke geest, en beperk je niet tot het herkauwen van andermans ideeën. En als het niet lukt binnen de academie? Geschiedschrijving gebeurt ook veel daarbuiten. Schrijf dus die verhalen; vertel het na; zet ze online; maak er een brochure over en trek die deksel van de doofpot.

Dennis Bos is historicus aan de Universiteit van Leiden. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van Nederlandse sociale bewegingen van de 19e en begin 20e eeuw.  In zijn nieuwe boek “Bloed en barricaden, de Parijse commune herdacht” schrijft hij over de herdenkingscultuur rond de Commune van Parijs in 1871. Dennis adviseert geïnteresseerden om het boek te stelen bij Boekhandel Polare, of om het bij uw linkse boekhandel te kopen.