Het magistraal schurende oeuvre van John Cale (3): The Academy in Peril
Derde soloplaat van John Cale, of tweede eigenlijk als je Church of Anthrax een samenwerking met Terry Riley noemt: the Academy in Peril. Verscheen in juli 1972 bij Reprise, het label dat ooit door Frank Sinatra opgericht was en waar onder andere Neil Young en vele andere muzikanten door uitgebracht werden. Het is een grotendeels instrumentele plaat, gedomineerd door klassieke piano en met een heus symfonie-orkest bij twee (van de acht) nummers.
(We recenseren hier alle 39 door John Cale uitgebrachte platen, omdat hij 80 wordt en deze zomer ook hier op het podium staat. Zie recensie eerdere werk hier)
De titel slaat wellicht op de kunstacademie, of het conservatorium, dat door de arrangementen van Cale en zijn ideeën over popmuziek aan het wankelen wordt gebracht. We moeten ook deze plaat vooral zien in het licht van Cale’s wensen om alle trucs van de studio en het produceren onder de knie te krijgen. Anders dan het grotendeels geïmproviseerde werk op Anthrax, zijn deze nummers zorgvuldig gecomponeerd en neergepend.
Alle nummers zijn John Cale, die ook produceerde en de minimalistische hoes is van Andy Warhol (die in ruil een nummer gebruikt in een van zijn films (Heat)). Informatie op de hoes is summier. Van het enige nummer met echte tekst, King Harry, staat de tekst (9 regels) afgedrukt. Maar de muzikanten die meedoen worden alleen met hun voornaam vermeld, behalve Ron Wood, die later bij de Stones gitaar zal spelen.
De plaat begint (links gaan naar youtube-versies) met The Philosopher. Merkwaardige stompende deun overgoten met geronk en aanzwellende trompetten, waarna de bekende altviool begint in te breken en de gitaar het afmaakt. Vreemd hoe je dit nummer heel anders hoort met een koptelefoon op, dan als je de plaat gewoon hoort.
Brahms is vooral soleren op de vleugel, met eerst lang aangehouden klanken, dan mooie snelle loepzuivere stukken, die af en toe wreed onderbroken worden door geram op de toetsen.
Legs Larry at Television Centre is weer een hele andere eend in de bijt, en we horen, tussen de lagen vioolklanken door, op de achtergrond een bekakte regisseur instructies geven alsof het een tv-opname betreft. De stem is van Legs Larry Smith, drummer in de komische theaterband Bonzo Dog Doo Dah Band. Een schop naar de tv-mediacultuur die dan aan het opkomen is?
The Academy in Peril is ruim 6 minuten solo piano, gedragen, moody, en barok. Ik heb geen verstand van klassieke muziek, maar vind dit heel mooi.
De tweede kant (platen, jongelui, moest je vroeger omdraaien, en nog steeds) begint met een stuk met een intro van 57 seconden (hysterisch piano over piano) en dan Days of Steam dat ineens verdacht vrolijk en poppy klinkt maar nog steeds geen echt radioliedje wil worden. Het is duidelijk een vingeroefening met de klanken die bekend worden in het geweld van de komende platen.
3 Orchestral Pieces bestaat uit Faust, The Balance en tenslotte Capt. Morgan’s Lament, naar het rum-merk uit Jamaica, vernoemd naar de legendarische piraat Henry Morgan, die met toestemming en instemming van de Britten de Spanjaarden (en de Nederlanders op Curaçao en St St.-Eustatius) in het Caribisch gebied belaagde. Het is zware klassieke muziek, met inbreng van The Royal Philharmonic Orchestra. Prachtig wel, maar welke ‘rock’muzikant komt nu met zoiets aanzetten aan het begin van de solo-carrière? Ook hier horen we stukjes die later terug zullen keren in meer poppy versies (met name zijn plaat met teksten van Dylan Thomas als reactie op de Falklands oorlog, Words for the Dying, 1989)
King Harry is het enige nummer met een echte tekst, en wordt gezongen door Adam Miller, die ook het enige gezongen nummer op Church of Anthrax voor zijn rekening nam. Zingen is het niet echt, het is een soort dreigend gefluister en gelach. King Harry is Henry de 8e, die van al die vrouwen, die hij ook even makkelijk liet vermoorden. Hij viel ook meerdere keren Frankrijk binnen en kwam gruwelijk aan zijn einde als letterlijk dikke etterbuil. Is de zanger de geest van een van zijn vermoorde vrouwen, of zoeken we er nu te veel achter?
Het afsluitende John Milton is weer echt klassiek, gedragen piano en strijkers van het RPO, doorsneden door vals klinkende fluiten. Milton (1608 – 1674) was de dichter van Paradise Lost. Het nummer ontspoort even magistraal en eindigt dan weer ingetogen met piano en strijkers. Lees hier de uitleg van Cale over het nummer, waar hij niet helemaal tevreden over was.
in de studio produceert Cale ondertussen weer werk van anderen, van Nico en de eerste plaat van Jennifer Warnes, waarvoor hij ook een nummer schreef.
Ondertussen broedt Paris 1919, dat een van zijn meest bekende platen zal worden waarvan nummers nog steeds live gespeeld worden (en niet zo lang geleden zelfs de hele plaat een paar keer uitgevoerd is). Daarover dus later meer.
—————
En nogmaals: alles (werkelijk alles) over John Cale is te vinden op deze website van een Nederlandse fan