Ga naar de inhoud

Het Ecologisch Vraagstuk En De Mythe Van Het Groene Kapitalisme

Weinigen zullen ontkennen, dat de wereld met ecologische problemen wordt geconfronteerd. Kijk om je heen: water- en luchtvervuiling, epidemische gezondheidsklachten, uitbraken van dierenziektes. Noem maar op. Of de ijskappen in de poolcirkels nu wel of niet smelten door menselijk toedoen, er is te constateren dat de zeespiegel stijgt. Is tegen die problemen wat te doen? Ligt het aan een aantal ecologisten en sommige leiders van het (grote) bedrijfsleven, dan is het antwoord: kies voor groen kapitalisme. Zal dat geen mythe blijken te zijn, als de destructieve logica van het kapitalisme slechts groen geverfd wordt?

18 min leestijd
Placeholder image

(Oorspronkelijk verschenen op weblog Libertaire Orde)

Dat is precies hetgeen de Belgische auteurs Anneleen Kenis en Matthias Lievens, beiden onderzoekers aan de Universiteit van Leuven, willen ontrafelen in hun boek De mythe van de groene economie.

Voor de duidelijkheid is het goed een onderscheid te maken tussen ecologie en ecologisme. Het eerste is een wetenschap met allerlei vertakkingen. Het tweede betreft bewegingen op grond van een bepaald idee of werkwijze, zoals James Lovelock met zijn Gaia-hypothese of Paul Ehrlich, de conservatieve ecologist, met zijn these over de overbevolking.

De Franse libertaire sociaal geograaf Philippe Pelletier waarschuwt in het Franse anarchistische weekblad Le Monde libertaire (nr. 1699) in alle scherpte tegen dit soort bewegingen. Kenis en Lievens wijzen op een zelfde soort gevaar als hij. Dit maakt van hun boek meteen een ander type tekst, dan de gebruikelijke ecologistische verhandelingen die het vooral van hun alarmerende, angstaanjagende betoogtrant moeten hebben.

Hun aanpak

Als Kenis en Lievens spreken over de klimaatcrisis, gaan zij niet als alarmisten aan de slag. Zo vinden zij dat de klimaatcrisis geen crisis van de ‘natuur’ of het ‘milieu’ is. Het is een crisis van de maatschappij en van hoe die zich tot eco-systemen verhoudt. Natuurwetenschappelijke kennis om dit te begrijpen is niet voldoende. Er zijn naar hun mening nog andere soorten kennis nodig samenhangend met: (1) de grondoorzaken van ecologische crisissen, (2) de achtergronden van het consumentisme, van de wil tot economische groei en van het technologische optimisme en (3) het alternatieve maatschappijmodel en de strategie om de opbouw daarvan te bereiken. Het behandelen van elementen uit deze kennisgebieden bepaalt tegelijk de hoofdstructuur van hun boek.

Meer in detail ziet die structuur er als volgt uit. Eerst leggen zij uit waarom de klimaatcrisis géén milieukwestie is (hoofdstuk 1). Het is het effect van politieke keuzes. Het zicht op die politiek is evenwel versluierd, zodat er een noodzaak bestaat tot herpolitiseren van de problematiek (hoofdstuk 2). Om te laten zien welke keuzes er gemaakt zijn, wordt op zoek gegaan naar de wortels van de ‘klimaatcrisis’ (hoofdstuk 3). Nadat die wortels zijn blootgelegd, wordt duidelijk hoe er door grote spelers in dit veld gedacht wordt de ecologische crisissen te bezweren. Daarvoor is de ‘groene economie’ bedacht. Een duidelijker de benaming daarvoor is ‘groen kapitalisme’.

In hoofdstuk vier maken zij duidelijk waarom die vorm van kapitalisme bestreden dient te worden. Hun aanval erop zetten zij in het volgende hoofdstuk voort onder de titel ‘Veranderen zonder veranderen’. De twee laatste hoofdstukken gaan over alternatieven en de strategie om een alternatief in- of doorgevoerd te krijgen (hoofdstuk 6 en 7).

Hoewel het niet over eenvoudige stof gaat, is het boek goed leesbaar. Veel zaken die aan de orde komen roepen herinnering op aan wat kranten en andere media over de milieuproblematiek naar buiten brengen. Dat soort zaken ga ik niet herhalen. Mij is het te doen om een aantal van de kernpunten uit het boek te lichten en die hier en daar van aanvullend commentaar te voorzien. Het zijn kernpunten die ook in andere politieke en sociaaleconomische discussies (soms ook ‘discours’ genoemd) een rol spelen. Ik zal die punten als volgt aan de orde stellen.

Eerst besteed ik aandacht aan ‘het politieke’ omdat Kenis en Lievens de verschijnselen depolitiseren/herpolitiseren regelmatig laten terugkomen. De strijd daarover komen we vervolgens tegen op twee velden: (a) het milieuveld en (b) het veld van de kapitalistische logica. Na de behandeling daarvan wordt uitgebreid ingegaan op wat ‘groen kapitalisme’ wordt genoemd. Tot slot krijgt de problematiek van de postkapitalistische alternatieven aandacht.

Beweging.Henc

Beweging [grafiek Henc van Maarseveen]

Het politieke

Kenis en Lievens spreken over ‘depolitisering’ en ‘herpolitisering’. Het begrip politiek dat daarin ligt opgesloten, laten zij samenhangen met gebruikelijke instituties en hun werkzaamheden, zoals  regeringen, verkiezingen, parlementen, ministers. Zij verwijzen ook naar het politieke, dat zij breder opvatten dan ‘politiek’. Het gaat namelijk over een logica van denken en handelen waarin wordt erkend, dat er macht en conflicten in het spel zijn, en dat daarbij de fundamentele principes waarop de maatschappij berust in het geding zijn.

Dit is een gezichtspunt dat bijna een halve eeuw geleden ook door de onlangs overleden hoogleraar staatrecht Henc van Maarseveen werd geïntroduceerd, toen hij in 1971 het politiek recht als opvolger voor het staatsrecht aanbeval (de aanbeveling is niet opgevolgd). Het uitgangspunt voor deze gedacht was het volgende.

In gemeenschappen van een aanzienlijk aantal personen, zoals (multinationale) ondernemingen, gemeenten, provincies, landen, vindt bovenindividuele besluitvorming plaats. Met name de juridische aspecten ervan rekende Van Maarseveen tot ‘het politieke’. Ten aanzien van de besluitvorming kan men onderzoeken of die in al die gemeenschappen ‘democratisch’ is. Het betreft zaken waarvan er een aantal buiten het ‘klassieke staatrecht vallen, maar waarvan Van Maarseveen meende dat die tot het ‘politiek recht’ behoorde omdat het mede om fundamentele beginselen gaat, waarop de maatschappij is gestoeld.

Wat observeren Kenis en Lievens in hun geval: economische en politieke machthebbers trachten de tot destructie leidende besluitvorming buiten het politieke te houden. Ten behoeve daarvan wordt het karakter van de klimaatcrisis gedepolitiseerd. Het is dus niet toevallig dat het dominante discours over ecologie en wat er misgaat, een discours van angst is. Vandaar ook dat er steeds in ergheidstermen wordt gesproken, zoals ‘rampen’, ‘natuurcatastrofe’, ‘overbevolking’, dit om mensen ervan af te houden in politieke termen over deze verschijnselen te denken. Want wie dat gaat doen, zou zich kunnen afvragen waarom er zoveel van het sociaaleconomisch leven dat ons raakt, buiten het politieke om tot stand komt.

Wie daar door heen kijkt, gaat zich niet alleen afvragen in welke wereld wij leven, maar ook in welke wereld hij of zij dan wel zou willen leven. Wie zo denkt is bezig een proces van herpolitisering bij zichzelf op gang te brengen. Dat is ook wat de auteurs mede met hun boek beogen.

Wil de ecologische kwestie werkelijk worden aangepakt, dan moeten mensen zich niet langer laten vangen als consument, maar zich opstellen als burger, als drager van politieke rechten. Want, zo betogen de auteurs, de ecologische kwestie speelt zich af op een terrein waar macht, conflict, allerlei ongelijkheden en ideologische tegenstellingen opgeld doen. Kenis en Lievens maken dan ook de strijd zichtbaar die zich in de ecologie afspeelt en verhelderen daarbij dat politisering van die kwestie broodnodig is.

De strijd wordt in hun voorstelling op twee verschillende velden gevoerd. Op het milieuveld veld heerst het milieudenken en op het andere veld heerst de kapitalistische logica. Op het milieuveld wordt aan greenwashing gedaan in een poging alles dat met kapitalisme samenhangt en immanent destructief is, met een groene schijn te camoufleren. Voor die goede schijn is ook de term ‘groene economie’ in gebruik. Beoogd wordt de individuele mens aan te spreken als (verantwoordelijke) consument. Welke redenaties worden toegepast om die consumenten op dat veld te houden?

Het milieuveld

Allerlei ernstig te nemen ecologische problemen, waarvan maar weinigen het bestaan ontkennen, worden voorgedragen niet alleen als een soort existentiële crisis van de menselijke soort, maar ook als een morele crisis waarvoor elk individu zijn of haar persoonlijke verantwoordelijkheid moet nemen, aldus Kenis en Lievens. Maar let op zeggen zij, dit is een liberale invalshoek, die economisch in de neoliberale marktgedachte wordt uitgewerkt. Dit draagt als consequentie in zich dat ondernemers en bedrijfsleiding alleen tot actie over zullen gaan als er winst te behalen valt.

Iedereen wordt met een existentiële angst (bedreiging van de menselijke soort) opgezadeld en op zijn of haar morele verantwoordelijkheid aangesproken, terwijl de aanstichters van de problemen op het andere veld, dat van de kapitalistische logica, spelen. Individueel ecologisch bewustzijn is prima, merken Kenis en Lievens op, maar daardoor mag niet buiten beeld raken dat het onmiskenbaar om een strijd voor sociale en politieke verandering gaat!

Mais

Het brandpunt van de liberale traditie is het individu. Daarom ook blijft de individuele consument aandachtspunt in die traditie. Dit betekent niet dat in de liberale traditie sturing van menselijke gedrag als onwenselijk wordt gezien. Om hun betoog wat dit punt betreft kracht bij te zetten, maken zij gebruik van de zienswijze van de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984), neergelegd in zijn Naissance de la Biopolitique (Geboorte van de biopolitiek).

Foucault besteedt veel aandacht aan subtiele wijzen waarop het gedrag van mensen wordt gestuurd en gemoraliseerd, vooral in liberale maatschappijen. Hoe vrij het liberale individu zich ook voelt, zijn manier van denken en doen is onvermijdelijk een construct, een product van machtsuitoefening. Het individu wordt zo gestuurd, dat het bepaalde keuzes maakt. Foucault laat dit uitlopen op populatiecontrole, want het eigenlijk doel van machthebbers is niet de sturing van het enkele individu.

Het overheidsbestuur wil effecten genereren op populatieniveau. In een moderne, liberale maatschappij vindt die sturing plaats, aldus Foucault, op zo’n manier dat mensen denken dat ze autonome individuen zijn, die zelf keuzes maken en zichzelf besturen op een ‘morele’ wijze.

Kenis en Lievens zetten dit Foucaultiaanse sturingsinzicht in om te laten zien wat er wordt beoogd met campagnes voor duurzame consumptie die op het milieuveld worden gevoerd. Wat is het eigenlijke doel daarvan, zo vragen ze zich af. Wel, vanuit de machtshebbers gezien gaat het om gedragsverandering, maar met zekerheid niet om maatschappijverandering. Dus ook hier speelt de kwestie van de depolitisering.

Dat zou anders zijn als in zo’n campagne aan de orde wordt gesteld, dat het afgelopen moet zijn met de productie van schadelijke stoffen of dat moet worden gestaakt met het maken van kwaliteitsloze producten. Dat zou neerkomen op een (al te grote) belemmering van het vrije ondernemerschap en het zou haaks staan op het functioneren van de kapitalistische logica.

Veld van de kapitalistische logica

De ecologische problemen die we heden ondervinden zijn het product van de twee voorbije eeuwen, zo schetsen Kenis en Lievens. Achter elkaar gezet komt men tegen de industriële revolutie, de groeiende economie, de hoge vlucht van de consumptiecultuur en een globaliserende wereldeconomie. Twee eeuwen kapitalisme in kort bestek.

Rijk

In de laatste drie decennia is de term ‘kapitalisme’ bijna geheel uit het taalgebruik verdwenen, zo constateren de auteurs. Wat in die zelfde tijd wel heftig resoneert, is de dominante neoliberale ideologie. Hierin komt de hegemonie van het kapitalisme tot uitdrukking. Wat er eveneens in tot uitdrukking komt, is het ‘verraad der klerken’. Neem bijvoorbeeld de Engelse socioloog Anthony Giddens, de ideoloog achter de ‘socialistische’ Tony Blair.

Evenals andere mensen kon Giddens opmerken dat het ‘reëel bestaande socialisme’ van de Oostblok landen verdampte. Giddens was vervolgens een van de mensen die van de neergang van het socialistische model maakte, dat er in dat geval geen alternatief meer voor het kapitalisme bestond. Dat was in de roos van de pas overleden Margaret Thatcher die al had verkondigd: ‘There is no alternative’. Giddens en Blair komen hier in het door Thatcher  getrokken spoor. Dat is hun ‘verraad’.

Maar het verraad van Giddens gaat verder. Zijn vereenzelviging van ‘reëel bestaand socialisme’ met ‘socialistisch model’ is het plegen van verraad aan de oorspronkelijke socialistische missie, waar hij ‘het socialisme’ op een lijn plaatst met wat er binnen het ‘reëel bestaand socialisme’ bijvoorbeeld aan (Stalinistische) terreur plaatst vond. In zo’n perspectief gezet heeft elke vorm van socialistisch denken afgedaan. Daarmee is ook verdwenen de scheidslijn links/rechts in de politiek. In het spoor daarvan kan zonder tegenspraak worden verkondigd, zoals bijvoorbeeld Giddens volgens de auteurs doet, dat de ecologische problemen eerder het gevolg zijn van het succes van het kapitalistische maatschappijmodel, dan het falen ervan. Na het verraad volgt de omkering van de gang van zaken. Kenis en Lievens wijzen erop.

Ook anderen dan de auteurs hebben oog voor dit type ideologische verraad van de ‘klerken’. Ik denk hierbij aan de Franse filosoof Jean-Claude Michéa (Mystères de la gauche, 2013), die het gebruik van het politieke begrip links heeft afgezworen als te zeer te schande gemaakt.

Gebroederlijk hebben links en rechts vervolgens een neoliberaal politiek klimaat in de maatschappij geschapen. Dat klimaat kwam mede tot uiting in de privatiseringsgolf. Privatisering ging weer gepaard met individualisering van het dagelijks leven. Het oplossen van problemen liet men verlopen via de inrichting van nieuwe speculatieve markten (of het nu gaat om gezondheidszorg of handel in emissierechten). Dit is de stand van zaken waarin we economisch leven. Kortom, welke problematiek ook, steeds is die te herleiden tot een verwerking via het marktbeginsel. Dat is wat de kapitalistische logica als een virus verspreidt. Kenis en Lievens kijken daar wat de ecologische consequenties aangaat, als volgt tegen aan.

Elk productieproces heeft een materiële dimensie (zoals grondstoffen gebruik en vuiluitstoot). Het verkapitaliseren van dit proces laat lijken alsof het op zichzelf functioneert in abstractie van het ecosysteem. Het kapitalisme werkt namelijk met behulp van een mathematisch en mechanisch denken, met de blik strak gericht op economische cijfers. Sociale of ecologische problemen komen pas in beeld voor zover ze prijzen en winsten raken.

De kapitalistische of zogeheten moderne (in tegenstelling tot traditionele) maatschappij heeft dit alles gereduceerd tot een kapitalistisch waardepatroon. De auteurs vervolgen met er op te wijzen dat het in principe mogelijk is evenveel als voorheen te produceren in minder tijd. Daarom kan de werkweek worden bekort, wat in de begintijd ook is afgedwongen.

Sinds het neoliberalisme de dominante beleidsfilosofie is, die zoals we zagen zowel door rechts als links is omarmd, werd de arbeidsproductiviteit niet omgezet in arbeidsduurvermindering of hogere lonen, maar in meer productie en meer winst. Hier is de groeilogica van het kapitaal aan het werk. Hoewel verbetering, verandering en efficiëntie van het productieproces ook ecologisch interessant is, in een kapitalistische context werkt het desastreus: het effect is vernietiging van alles wat het maken van winst in de weg zit. Accumulatie en groeidynamiek zijn de belangrijkste redenen waarom het kapitalisme zo’n ecologische schade aan richt. Zal dit stoppen als het lukt het kapitalisme om te buigen tot een groen kapitalisme?

Kamelen

Groen kapitalisme

Groei is een kernbeginsel van het kapitalisme. Het is wat Kenis en Lievens noemen, het vertrek- en eindpunt van de dominante economische ideologie. Maar groei wordt in het kapitalisme voorgesteld als de oplossing voor elk maatschappijprobleem, van armoede tot energietekorten of milieuvervuiling. Waarom? Wel, zo wordt betoogd, meer groei genereert meer inkomen en mensen met een hoger inkomen zullen de koopkracht hebben om voor duurdere, milieuvriendelijke producten en energiebronnen te kiezen.

Hier komen we de omkering tegen waarin neoliberalen zo goed zijn, zoals Kenis en Lievens verschillende malen in hun boek aangeven. Die omkering bestaat er uit dat elk obstakel en elke crisis wordt gezien als een gevolg van te weinig kapitalisme, te weinig markt!

Om de dynamiek van het kapitalisme te begrijpen, stellen Kenis en Lievens voor twee typen van ecologische crisissen te onderscheiden. Ten eerste zijn er de crisissen die het kapitalisme zichzelf aandoet doordat het zijn eigen ecologische condities ondergraaft (snelheid van uitputting van fossiele brandstoffen bijvoorbeeld). Die problemen kunnen vaak (tijdelijk) worden overwonnen.

Ten tweede is er de crisis van de kwaliteit van de ecosystemen als zodanig en dus ook van het menselijk leven daarbinnen, zoals daar zijn klimaatswijziging, vermindering van de biodiversiteit, vervuiling, allerlei gerelateerde gezondheidsproblemen. Elk gesleutel daaraan dreigt telkens weer tot vergroting van de problemen te leiden. Dit betekent dat als we het milieu willen beschermen, dan moeten er krachten worden ontwikkeld die buiten het kapitalistische mechanisme staan en die er tegenin gaan. Zou men kiezen voor een strategie die zich hecht aan het ‘groene kapitalisme’, dan blijft men zich bewegen binnen het kapitalistische mechanisme. En daar is het de vertegenwoordigers ervan dan ook om te doen.

Groen kapitalisme is een verzamelterm waarin volgens Kenis en Lievens tamelijk uiteenlopende visies op een maatschappijmodel samenkomen. Dat model zou duurzamer zijn dan het huidige, maar nog wel altijd gebaseerd op (1) loonarbeid, (2) private eigendom van de productiemiddelen en (3) kapitaalsaccumulatie. De meeste versies van het groene kapitalisme bevatten een drietal standaard ingrediënten:

• een sterk geloof in allerlei nieuwe technologieën;

• er is een ingreep nodig in het prijsmechanisme op de markt (bijvoorbeeld om milieuvriendelijke technologieën financieel aantrekkelijk te maken);

• eigendomsrechten invoeren waar die vandaag nog ontbreken (bijvoorbeeld: als schone lucht van niemand is, dan moeten daar eigenaren voor worden gecreëerd, zodat het prijsmechanisme op een ervoor in te richten markt kan gaan werken; de emissierechten en –handel is op die gedachte gebaseerd).

Het laatste punt levert de neoliberale drijfveer voor privatisering van letterlijk alles, ook ‘natuur’. Die zal daarvoor in onderdelen uiteen gerafeld moeten worden, zodat aan die onderdelen een prijs kan worden gehecht en ervoor een markt kan worden ontwikkeld. Wat dit oplevert? Activiteiten die geld gaan genereren (bedenk dat iemand als Al Gore, zo begaan met de natuur, een belangrijke speler is op de markt van de emissiehandel). Waar hebben we het dan in hemelsnaam over? Wel, over ‘veranderen zonder te veranderen’, zoals Kenis en Lievens dat noemen (en in een gelijknamig hoofdstuk behandelen).

Met groen kapitalisme blijven we geconfronteerd met een maatschappij waarin winstmaken het centrale handelingsmotief is en waarbij een ieder in een bijna volledige afhankelijkheid van de markt moet leven.

Is er een andere maatschappijvorm mogelijk dan de hierboven geschetste kapitalistische? Dat is de vraag waaraan Kenis en Lievens in de laatste twee hoofdstukken van hun boek aandacht besteden.

Postkapitalistische alternatieven

Kenis en Lievens kiezen er (terecht) niet voor om een enkel alternatief maatschappijmodel te bedenken. Wat zij doen is een aantal voorwaarden bespreken die in zo’n model ondergebracht moeten zijn, wil er van een alternatief sprake zijn ten opzichte van het huidige neoliberale maatschappijmodel. Voor hen betekent dit dat zo’n alternatief model niet langer gebaseerd is op (1) fossiele brandstoffen, (2) groei, (3) winst en (4) sociale ongelijkheid. Er is gebroken met de logica van het kapitaal, zodat zich een democratische, sociale, rechtvaardige en ecologisch duurzame maatschappij kan ontwikkelen.

Strijd.fem

Hersteld wordt wat het kapitalisme heeft vernietigd: een aantal zaken wordt weer ‘gemeengoed’ (commons). Daarbij gaat het om praktijken gebaseerd op het beginsel van vruchtgebruik. Gemeenschappen moeten weer opnieuw controle verwerven over wat en hoe geproduceerd wordt. Dat een dergelijk model ook institutioneel is op te zetten, heb ik een kwart eeuw geleden modelmatig verwerkt in mijn boek Recht betreffende lagere rechtsgemeenschappen (tweede druk, 1987) (zie Aantekeningen). Het denken in termen van alternatieven wordt ingegeven door de noodzaak om strategieën te formuleren voor de overgang naar het leven in een andere wereld dan die van nu.

Inzichtverwervende argumentatie

De sterke kant van het boek van Kenis en Lievens is, dat het de lezer voorziet van materiaal en inzichtverwervende argumentatie die hem of haar kan helpen niet in valkuilen te stappen. Zo lijkt de slogan Act on CO2 van de Britse regering mooi. De bedoeling ermee is, dat het halt toe roepen aan de klimaatsverandering gezien wordt als een zaak van ‘iedereen samen tegen CO2’. Maar bedacht moet worden dat daarmee de vijand vakkundig wordt geëxternaliseerd, dat wil zeggen buiten het maatschappelijke wordt geplaatst, zodat over dat probleem geen politieke conflicten meer zijn. Want iedereen is immers tegen…? De zaak is evenwel slechts gedepolitiseerd.

Een ander voorbeeld is de fixatie op de verleiding tot ‘duurzame consumptie’. Op zich is er niets tegen duurzame consumptie. Maar het wordt vooral als propagandamiddel ingezet. In dat geval is het goed te beseffen dat er wordt vertrokken vanuit een liberale visie op de maatschappij, te weten de individuele keuze op de markt. Zo’n visie heeft, zo leggen Kenis en Lievens uit, nauwelijks aandacht voor noodzakelijk te wijzigen structuren, wil men een postkapitalistische kant op. Het doel is dan ook de instandhouding van het kapitalistische model, immers de groeimotor moet blijven draaien. Daarmee is en blijft consumptie het middel om de accumulatiemotor aan de praat te houden. Niet de behoeftebevrediging is het ultieme doel, maar de kapitaalsaccumulatie. Kortom, er is veranderd zonder te veranderen.

Het is ook precies wat Philippe Pelletier Franse anarchisten voorhoudt: ga niet de weg van de ecologisten, want dat is een fout pad (fausse piste). Het mondt namelijk uit in het groene kapitalisme. Zijn artikel draagt dan ook als titel ‘De hel is geplaveid met goede bedoelingen’ (Le Monde libertaire, nr. 1699, 14-20 maart 2013). Trap niet in praatjes als ‘dat is goed voor de natuur’, zegt hij. Ook Bruno Gollnich van het Front National (FN) vindt dat men moet doen wat goed voor de natuur is, op grond waarvan hij tegen medisch begeleide voortplanting is…

Pelletier wijst er eveneens op dat men als leidraad moet nemen het antwoord op de vraag: ‘Welke maatschappij wensen wij ons?’. Een libertaire? Ja, dus een anti- of wel postkapitalistische. Ook via die invalshoek is het duidelijk dat het heil dus niet van het groene kapitalisme mag worden verwacht.

Thom Holterman

KENIS, Anneleen en Matthias Lievens, De mythe van de groene economie, Valstrik, verzet, alternatieven, Uitgeverij Epo en Uitgeverij Jan van Arkel, Antwerpen/Utrecht, 2012, 336 blz., prijs 17,95 euro.

Aantekeningen

[1]  Het ‘verraad van de klerken’ verwijst naar Julien Benda, La trahison des clercs (1927); zie voor een geactualiseerde beschouwing daarover van Henri Beunders; klik HIER.

[2]  Kenis en Lievens verwijzen in hun boek enkele keren naar de activiteiten van de Climate justice beweging; meer daarover, klik HIER.

[3]  In de tekst verwees ik naar het volgende model (lijnendiagram) in mijn boek Recht betreffende lagere rechtsgemeenschappen (tweede druk, 1987):

Diagram

Ik stelde voor dat toenmalige wetgeving als de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet op de bedrijfsorganisatie op zodanige wijze kon worden herzien, dat het model daarmee een wettelijke grondslag kon worden verleend (zie p. 102-108).

[4]  Het ‘politiek recht’ zoals door Henc van Maarseveen voorgestaan, vindt men terug in zijn afscheidsbundel als hoogleraar staats- en bestuursrecht Expositie Van Maarseveen (Tjeenk Willink, Zwolle 1991); zie daarin zijn bijdrage getiteld ‘Politiek recht, opvolger van het staatsrecht?’ (1971).