Ga naar de inhoud

Groene Handen Van Het Kapitalisme

‘Waarom niet op een zelfde wijze de ‘ecologische crisis’ kritiseren als de ‘economische crisis’? Dit is de retorische vraag van de Franse libertaire sociaal geograaf Philippe Pelletier, docent – onderzoeker aan de universiteit Lyon II, in het Franse weekblad Le Monde libertaire, nr. 1690, van 6-12 december 2012.

7 min leestijd
monde-lib

(Verscheen oorspronkelijk op de website Libertaire Orde)

Want, zo betoogt hij, we weten dat het werkgeversconglomeraat en de politieke leiders (groot en klein), die spreken over de ‘crisis’, niet hetzelfde perspectief erop hebben als de arbeiders, de werklozen en de andere in onzekerheid verkerende mensen, die hun inkomens, hun pensioenen zien dalen, de arbeidsvoorwaarden zien verslechteren.

We weten ook dat het kapitalisme niet bezig is te sterven en dat het zelfs een van zijn bestaansvoorwaarden is om van crisis naar crisis te gaan. Geldt niet hetzelfde voor de ‘ecologische crisis’? Pelletier gaat op dit vraagstuk in, waarvan hieronder een bekorte vertaling.

De milieu hoogmis

Een gegeven waar we niet om heen kunnen, is de demografische groei van het mensdom sinds de laatste anderhalve eeuw. Een groei zoals we die nog nooit hebben gezien in de geschiedenis. Dit levert mede een ecologisch vraagstuk op, wat weer heeft geleid tot internationale topconferenties, opgezet door staten, met in hun kielzog de NGO’s en bepaalde wetenschappers. Maar denken dat zij de ecologische problemen zullen oplossen is als geloven in Sinterklaas.

Mis

Rio is niet een carnaval waar leiders zich amuseren of waar zij zich niet anders dan als Jan Klaassens voordoen. Het is een hoogmis waar de nieuwe ideologie wordt opgedragen om die aldus te verkondigen aan het volk.

In feite ziet men verschillende krachten met elkaar in botsing komen. Het gaat niet om de ‘goeden’ aan de ene en de ‘kwaden’ aan de andere kant, want al deze krachten vertegenwoordigen belangen om te verdedigen. Er wordt dus naar een evenwicht gezocht, waarbij tenminste twee dingen veilig gesteld moet worden: het kapitalisme en de staat.

De verlichte bourgeoisie van de Club van Rome

De Club van Rome is de verlichte tak van de bourgeoisie die zich met de lange termijn bezighoudt. Overigens moet men die bourgeoisie niet als een homogene groep zien. Ze bestaat niet alleen uit werkgevers maar ook uit politieke leiders, technobureaucraten van diverse pluimage, die allemaal zo hun eigen belangen te verdedigen hebben.

De Club van Rome is eind jaren zestig opgericht door twee machtige leidinggevenden uit de politiekwetenschappelijk en economische hoek. De ene is Aurelio Peccei 1908-1984), uit de top van Fiat en president-directeur van Olivetti en de andere betreft Alexander King (1909-2007), een Britse scheikundige, oud-adviseur van de Britse regering die verschillende wetenschappelijke staffuncties vervulde en bijvoorbeeld jaren in die hoedanigheid bij de OESO heeft gewerkt.

Begin jaren zeventig formuleerde de Club van Rome met behulp van wetenschappers een rapport (De grenzen aan de groei, 1972). Het was duidelijk: met het oog op de demografische groei moest de economie – de kapitalistische – rationeler met de ‘bronnen’ en de energie omgaan.

De problematiek van de ‘opwarming van de aarde’ werd daar in de jaren tachtig aan toegevoegd. Die werd in het bijzonder door de regering Thatcher gelanceerd, die de Britse kolenindustrie wilde breken –om vooral politieke redenen: zich ontdoen van de macht van de vakbonden – en om de kernenergie te bevoordelen. Die vorm van energie werd geroemd omdat het om ‘schone energie’ ging met een geringe uitstoot van CO2. Dit wordt verondersteld het broeikaseffect (dat van nature bestaat) te doen stijgen, wat weer veronderstellenderwijs het klimaat laat veranderen.

Hier moet worden geschreven ‘verondersteld’, want in tegenstelling wat wordt verteld, bestaat er onder geleerden daarover geen unanimiteit.

De aanpassingen van het kapitalistische systeem

De internationale toppen vormen het theater van de confrontatie tussen verschillende belangen tussen staten, oude, grote machtsblokken, ontwikkelingslanden, oliebaronnen en NGO’s. Het CO2 wordt tot een spel (handel in emissierechten met CO2-gerelateerde aandelen). Het wordt ook tot een voorwendsel voor grote industriële conglomeraten om de economie van de nieuwe industriële landen, met zijn steenkolenmarkt, zijn technologische behoeften waarin heel wat geld omgaat, af te remmen, of beter: te beheersen.

Doha

Klimaatconferentie in Doha

‘Welkom in Quatar!’

Denken, ook al is het maar voor een seconde, dat er een oplossing door die toppen zal worden geboden, is net zo illusoir als dat de VN de wereldvrede weet in te stellen.

Men moet zich dus niet vergissen in de capaciteit van de kapitalisten om hun activiteiten voort te zetten. Na alles wat het industriële systeem heeft doorgemaakt in de afgelopen twee eeuwen moge dat wel duidelijk zijn: overgang van walvistraan naar gas, naar elektriciteit, naar kolen over op olie, dan op kernenergie.

In zijn tijd analyseerde Proudhon (1809-1865) de overgang van de Franse binnenscheepvaart naar het spoorwegverkeer. Vandaag kunnen wij de mogelijke overgang van kernenergie naar bijvoorbeeld wind- en getijdenenergie analyseren. Het kapitalisme van de 21ste eeuw is dus niet een systeem dat een doodstrijd voert, want het volgt zijn eigen constante logica van vernieuwing en verandering.

Zij die de kapitalistische dynamiek onderschatten en ons willen doen geloven aan de door hen gesignaleerde onontkoombare ecologische crisis, dat wil zeggen eentje zonder een oplossing in zichzelf, vormen in feite de groene handjes van het systeem, dat zijn energetische overgang gaat verzekeren. Een ding is zeker, die overgang zal ten koste gaan van de arbeidende bevolking en de armen van de hele wereld. Zoals altijd zal er gewerkt worden onder ‘economische druk’ en die zal duur zijn want veel kapitaal vereisend (vergelijk dit met wat er nu in en rond de ‘economische crisis’ gebeurd).

Dat kapitaal komt niet uit de hemel vallen en wordt ook niet door moeder Natuur geschonken. Niets nieuws onder de zon.

In de voorgaande eeuw heeft de sociaaldemocratie vaak via felle discussie [voor Nederland: van Troelstra tot Kok; thh], het kapitalisme toegestaan zich te vernieuwen, dankzij de samenwerking tussen de arbeid en het kapitaal, via een gedeeltelijke herverdeling van de rijkdommen en dat laatste weer via vakbondsacties en de verzorgingsstaat.

De nuttige idioten van het groene kapitalisme

De anarchistische beweging heeft niet geweten of niet gekund, de juiste balans van deze evolutie op te maken en ze heeft zich gemarginaliseerd teruggevonden. In onze dagen moeten wij onderkennen dat het ecologisme dezelfde functie voor het (groene) kapitalisme in de 21ste eeuw vervult als de sociaaldemocratie in de 20ste.

De term ‘ecologisme’ verwijst hier naar een ideeënwereld en de beweging die deze ideeën verbreidt. De term ‘ecologie’ verwijst naar de wetenschap die zich met bepaalde verschijnselen bezighoudt. Het ecologisme werkt op dezelfde wijze als waarop de sociaaldemocratie heeft gewerkt en (nog) werkt (zie heden in Nederland de PvdA en in Frankrijk de PS; thh).

Einde

‘Dit is het einde…We zullen allemaal sterven!!…Stem op mij!!’

‘Ohlala’

Het ecologisme telt allerlei stromingen waaronder radicale. Daarvan zijn vertegenwoordigers onvermijdelijk uit op het bezetten van institutionele plekken. Onder hen zitten de toekomstige leiders en sommigen zijn dat al. Wat horen we van hen op ideologisch niveau? Het primaat is aan de natuur, biodiversiteit is hun mantra, alarmisme hun bangmaker, maar de klassenstrijd wordt ontkend. Op het politieke niveau vindt men bij hen het parlementarisme terug, het stemmen voor het minst erge en de technobureaucratie met zijn ‘experts’ van verschillend genre, ijsberend door de gangen van de macht.

Is de anarchistische beweging gedoemd in de richting van het ecologisme dezelfde analytisch keuze te maken als in het geval van de overwinnende sociaaldemocratie?

Nemen we het stalinisme als totalitaire variant van de sociaaldemocratie, laat dan een ding duidelijk zijn: in de Westerse landen deed het zijn voordeel met wat de stalinisten spottend noemden de ‘idiots utiles’ (nuttige idioten). ‘Idiot utile’ is een term die op personen wordt geplakt, die zonder dat ze er zelf erg in hebben zaken bepleiten die hen te boven gaan en die bovendien met hun diepere aspiraties in tegenspraak zijn. Onder elkaar wordt dan over hen gezegd: ‘Wat een ezels, maar laten we kijken of zij iets voor ons kunnen betekenen’. In het stalinistische geval ging het om wat genoemd werden: ‘imbecielen die dachten dat de balans van het communisme uiteindelijk positief was en het marxisme niet schadelijk’.

Heden ten dage zal het niet zo moeten zijn, dat de anarchisten of mensen die dichtbij het anarchisme staan, de rol van de ‘nuttige idioten’ spelen door zich ideologisch in te passen in het catastrofisme van de ecologische goeroes. De vrije gedachte verdient beter dan dat.

Philippe Pelletier              (bekorte en bewerkte vertaling door Thom Holterman)