Ga naar de inhoud

George Orwell, schrijver en vrijheidsstrijder

Wat zou er van George Orwell geworden zijn als hij niet op 47-jarige leeftijd overleden was? De Duitse anarcho-syndicalist Helmut Rüdiger waagt zich kort na het overlijden van de schrijver in 1950 aan een interessante hypothese.

9 min leestijd

(Door Helmut Rüdiger, vertaling Johny Lenaerts, foto wikimedia commons, CC BY 2.0)

Het is evident dat men treurt om de dood van een begaafd, productief schrijver en actief strijder, vooral wanneer hij, zoals bij George Orwell het geval was, tot dié weinigen behoorde die iets wezenlijks te zeggen hadden over een van de meest cruciale problemen van de hedendaagse mensheid: de rampzalige spanning tussen de ontwikkeling van de maatschappij naar een steeds sterker wordende maatschappelijke organisatie en de oeroude, vitale eis naar de vrijheid en waardigheid van het individu. Er bestaat ook een andere reden om Orwells vroege dood als bijzonder tragisch te bestempelen: hij is niet oud geworden, nauwelijks 47 jaar, en hij had nog veel kunnen schrijven, hij had (met zijn roman 1984) voor de eerste keer in zijn leven persoonlijk succes geboekt, dat voor hem ongetwijfeld een aanleiding voor een nog groter kunstwerk had kunnen worden. Want Orwell was een systematisch en in zeker opzicht fanatiek werker. Hij zou zijn weg voortgezet hebben. Maar waar had  die weg hem naartoe geleid?

Waarschuwen

We hebben het hier over dié George Orwell die er steeds om bekommerd was over de politieke en maatschappelijke kwesties van zijn tijd kritische standpunten in te nemen. We weten van waar hij kwam: hij was een ondogmatisch linkse socialist, aan geen enkele school verbonden; in de vijftien jaar waarin we zijn politieke ontwikkeling gevolgd hebben stond hij steeds aan de zijde van diegenen die de zaak van de vrijheid en de gelijkheid op hun vaandel geschreven hadden. Hij was geen partijman. Als antifascist trok hij in 1936 naar Spanje, waar hij aan het front die halsblessure opliep die voor altijd zijn gezondheid zou schaden. En daar in Spanje groeide ook, zoals iemand zeer juist gezegd heeft, zijn haat tegenover het bolsjewisme, dat op het punt stond aan de andere kant van de Pyreneeën de enige en tot nu toe laatste werkelijk vrij-socialistische revolutie die zich in Europa na de volksopstanden van de jaren 1917-1918 voorgedaan had, te gronde te richten en te verstikken.

In Spanje werd Orwell zich ten volle bewust van de gevaren die voor de mensheid in een gelijkgeschakeld, autoritair, unitair en totalitair socialisme kunnen schuilen. Na zijn Spanje-ervaring schreef hij zijn bijtende satire De boerderij der dieren (Animal Farm) – het sprookje over de ontaarding van de Russische Revolutie tot de meest onmenselijke tirannie van onze tijd.  Met zijn  roman 1984 trad hij daarna als moderne ‘utopist’ te voorschijn; daarin schilderde hij een volledig ontmenselijkte en doorgeorganiseerde toekomstmaatschappij, waarin de staat alles geworden was, de mens zijn laatste waarde verloren had en het vrije zoeken naar de waarheid door de machthebbers defintief verboden werd. Nochtans is deze roman geen pure fantasie, de auteur heeft zich door de realiteit laten inspireren, op de eerste plaats natuurlijk door het nazisme en het bolsjewisme, maar ook door de vele tendenzen naar een volledige verstatelijking van het bestaan, die in de democratische landen van onze tijd steeds meer om zich heen grijpen. Ongetwijfeld is voor Orwell het communistische Rusland het grootste gevaar voor de volkeren van Europa. Hij wilde waarschuwen voor dit gevaar.

Totalitaire ontwikkeling

De Revolutie die een einde maakte aan het oude Rusland was niet het werk van de bolsjewieken. Lenins partij gebruikte de Revolutie om de macht te grijpen en om systematisch alle pogingen om in deze Revolutie de democratische levensvormen te bewaren – beter gezegd: nieuwe democratische mogelijkheden voor de opbouw van de maatschappij op rechtvaardige economische grondslagen te vinden – te verstikken. Miljoenen vrijheidlievende mensen in de hele wereld begroetten in 1917, na vier jaar van massaslachtingen, de Russische Revolutie als een eerste teken van het ontwaken van de volkeren, als de opstand van de massa’s tegen de oorlog, tegen de tirannie in welke vorm ook, als het grote vertrekpunt van een betere toekomst. Al diegenen die schrik hadden om in zo’n ontwikkeling hun economische en politieke privileges te verliezen keerden zich tegen de Revolutie. De vrijheidsvrienden geloofden, althans in het begin, in Rusland, en ze waren bereid aan de kant van het strijdende volk mee te vechten. Zelfs een zo hartstochtelijk antiautoritaire en onbetwistbaar volkse beweging als de Spaanse syndicalistische CNT verklaarde dertig jaar geleden bereid te zijn om onder bepaalde voorwaarden zich aan te sluiten bij de communistische Internationale (hetgeen evenwel om gemakkelijk te begrijpen redenen niet gebeurde).

Momenteel kunnen de verdedigers van het oude kapitalistisch systeem terecht wijzen op het vrijheidsvernietigende en inhumane karakter van het nieuwe Russisch regime – maar ook alle denkende socialisten hebben reeds lang hun geloof in de Russische weg, in Lenins ‘overgangsdictatuur’ opgegeven. Het staatstotalitarisme roept bij iedereen afkeer op. Orwell schildert in zijn door een totale afwezigheid van illusies gekenmerkte romans de laatste verschrikkelijke gevolgen van de totalitaire ontwikkeling – zijn grootste voorbeeld is daarbij de heerschappij van het bolsjewisme.

Een genezing van het socialisme is ondenkbaar, een nieuw revolutionair en vrijheidlievend socialisme met een menselijk gelaat kan zeer zeker niet ontstaan zolang er nog ergens op de wereld mensen hun hoop stellen in het systeem van massaslavernij en van de nieuwe vorm van imperialisme die in Rusland onder de naam communisme in praktijk gebracht wordt. Dat was ongetwijfeld ook Orwells mening, en het was zijn bedoeling met zijn literaire werken ertoe bij te dragen om het Moskouse afgodsbeeld van zijn sokkel te stoten.

Strijdlust

Maar wanneer men 1984 gelezen heeft, wordt men door de pessimistische toon van de auteur aan het wankelen gebracht: bij hem zegeviert de Partij over de mensen, en zijn hoofdpersonage Winston Smith, die samen met een levenslustige vrouw met op elkaar geklemde tanden tegen het systeem in opstand durfde komen, wordt totaal uitgeschakeld, hij onderwerpt zich ook moreel en eindigt ermee dat hij uit vrije wil en naar het gebod van de regering ‘Grote Broer liefheeft’.

De vraag die na lectuur van het boek opduikt, is de volgende: wat zou er na dit boek van Orwell geworden zijn? Had hij überhaupt nog enig geloof behouden of was hij bereid aan elke strijd voor een betere toekomst te verzaken? Was hij van mening dat met de installering van nieuwe tirannieën, die alle schaduwzijden van het kapitalisme in verregaande mate zouden overtreffen, er een einde zou komen aan de strijd voor sociale gerechtigheid? Was hij op weg om een conformist te worden, wilde hij de maatschappelijke reactie argumenten leveren? Men vertelt dat Orwell nog vele plannen en ideeën had en dat zijn strijdlust helemaal niet gebroken was.

Geenszins onverschillig

In het in West-Duitsland door de Amerikanen uitgegeven tijdschrift Der Monat schrijft een van Orwells vrienden, T.R. Fyval, over zijn laatste ontmoeting met de zieke Orwell, die geen voorgevoel had van zijn naderende dood. Hij was van plan om enkele dagen later naar Zwitserland te reizen maar betreurde het dat hij door de reeds vaststaande datum bij de komende verkiezingen niet de mogelijkheid zou hebben om voor Labour te kunnen stemmen – een echt opmerkelijk detail, dat aantoont dat de stervende auteur van 1984 geenszins onverschillig geworden was voor maatschappelijke en politieke problemen. Fyval kan nog het volgende meedelen:

‘Orwell had net enkele boeken van Joseph Conrad gelezen. […] Ten dele interesseerde hij zich voor Conrad omdat deze in zijn romans bij verschillende gelegenheden Europese anarchisten opgevoerd had. Orwell was steeds gefascineerd geweest door de 19de eeuwse anarchisten, deze merkwaardige, geïsoleerde figuren, die lang vóór de overige mensheid zich bewust waren van de gevaren van een machtstoename van de moderne staat. Indien zijn verblijf in een Zwitsers sanatorium succes zou hebben, zo verklaarde Orwell, dan zou hij een lang essay over de Europese anarchisten schrijven.’

Anarchisme

Hier krijgen we op zijn minst een aanwijzing van Orwells toekomstplannen. Zijn bedoeling om het anarchisme te bestuderen hoeft natuurlijk niet te betekenen dat hij van plan was zich bij de anarchistische beweging aan te sluiten. Zijn positieve houding ten aanzien van de Labourregering lijkt evenwel op andere tactische overwegingen te wijzen. Maar Orwell had klaarblijkelijk iets interessants in het anarchisme ontdekt. Ignazio Silone heeft gezegd dat men op een theorie een school, een stromling kan baseren, maar dat enkel bepaalde nieuwe waarden de grondslagen voor een nieuwe cultuur, voor een nieuwe levenswijze kunnen vormen. Er bestaat een anarchistische theorie, of veeleer verschillende anarchistische theorieën, en dezen zijn min of meer toevallige verschijnselen. Waarschijnlijk was Orwell  meer in de psychologie van het anarchisme dan in diens theorie geïnteresseerd.

Geen theorie en geen tactisch systeem kan zijn tijd overleven. Maar het anarchisme vertegenwoordigt meer dan een theorie, namelijk een deel belangrijke, cruciale waarden, en dezen kunnen alle socialistische theorieën overleven. Er zijn meerdere aanwijzingen dat naar vernieuwing strevende socialisten en democraten uit verschillende stromingen momenteel min of meer bewust weer aan het anarchisme, aan de grondwaarden van het klassieke vrijheidlievend anarchisme trachten aan te knopen – aan zijn ideeën van individuele vrijheid, zelfbeschikkingsrecht, federalisme, zelfactiviteit, aan een sterk op de wil en de humaniteit gebaseerd streven naar sociale gerechtigheid. Deze gedachte moet Orwell na aan het hart gelegen hebben. Er zijn redenen om aan te nemen dat zijn latere weg deze richting zou ingeslagen zijn.

Zijn stem is stilgevallen maar zijn laatste gedachten leven bij vele anderen verder. Met deze gedachten en doelstellingen voor ogen is het belangrijk dat de ‘officiële’ erfgenamen van het oude anarchisme, de hedendaagse syndicalisten en vrijheidlievende socialisten, hun theorieën niet tot een steriele theologische leer transformeren, dat ze zich niet aan sektaire theorieën vastklampen, maar opnieuw in alle vrijheid en enkel aanknopend bij de oude grondwaarden, samen met de zoekende en experimenterende mensen van onze tijd, aan een eigentijdse vorm van de vrijheidlievende eisen werken. Dat is natuurlijk moeilijker dan in alle levenssferen reeds lang uitgewerkte programma’s te consulteren, al is dat zeer verleidelijk.

Het is spijtig dat Orwell zijn voorgenomen essay over de Europese anarchisten niet meer heeft kunnen schrijven. Wellicht hadden zijn lezers nieuwe gezichtspunten over het anarchisme leren kennen, en misschien hadden de vrijheidlievende socialisten stimulerende inzichten over hun eigen zaak kunnen lezen.

(Arbetaren, 25 april 1950)

Uit: Helmut Rüdiger, ‘Sozialismus in Freiheit’, Münster/Wetzlar: Verlag Büchse der Pandora, 1978. Vertaling: Johny Lenaerts.