Ga naar de inhoud

Feminisme En Antimilitarisme: Tegen Het Patriarchaat

Het feminisme en het antimilitarisme lijken op het eerste gezicht twee verschillende maatschappelijke bewegingen. Bij nader inzien blijken ze veel gemeen te hebben. Beide bestrijden in de kern namelijk het patriarchaat. De Franse sociologe, feministe en antimilitariste, Andrée Michel (1920) heeft dit met volle overtuiging en met kracht verdedigd.

12 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

michelIn haar jeugd werd ze binnen haar familie met de gevolgen van de Eerste wereldoorlog geconfronteerd (het gezin verloor een broer en haar vader verloor een arm). Toen de Tweede wereldoorlog uitbrak en enkele jaren later ook het zuiden van Frankrijk door het Duitse leger werd bezet, sloot zij zich vrijwillig als sociaal werkster in Noord-Afrika aan bij het bevrijdingsleger. Aan het eind van de oorlog werd haar gevraagd of ze in Indochina in het Franse leger wilde dienen. ‘Men vroeg mij’, schrijft ze, ‘een land te bezetten, dat om zijn bevrijding vroeg… Ik vroeg toen mijn demobilisatie aan’.

Zij had het begrepen. Dit spreekt ook uit haar enkele jaren geleden verschenen bundel, getiteld Feminisme en antimilitarisme.

Integraal feminisme

De bundel is in twee delen opgebouwd en bevat herdrukken van artikelen die lopen van 1985-1999. Het eerste deel is getiteld ‘De oorlog tegen de vrouwen’ en het tweede deel ‘Feministisch verzet’. Enkele van de artikelen zijn door haar later aangevuld (blijkend uit een toegevoegde noot of een commentaar). De bundel wordt voorafgegaan door een uitgebreid voorwoord van de Franse sociologe en docente aan een van de Parijse universiteiten, Jules Falquet. Ik ontleen daar het volgende aan.

Als sociologe is Andrée Michel een van de grondleggers van de moderne sociologie van het gezin, de vrouw en het werk. Ze is voorloopster op andere terreinen (in de jaren 1960 en 1970), zoals de sociologie van de migratie maar ook en vooral het militarisme. In haar beschrijvingen maakt ze veelvuldig gebruik van de gedachte van het ‘militair-industrieel complex’, in die jaren een onderwerp van onderzoek van de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills (1916-1962). Michel wijst daar zelf op in haar verwijzing naar The Power Elite, 1956 van Wright Mills.

In het voorwoord wordt Andrée Michel beschreven als een ‘integrale’ feministe: zij is op de genoemde terreinen vanaf de jaren 1950 activiste en onderzoekster. In haar hoedanigheid van feministe is ze geïnteresseerd in de onderdrukte positie van de vrouw. Die onderdrukking komt men op alle terreinen van het maatschappelijk leven tegen. Het is dus niet vreemd om sociologie te bedrijven met het aandachtspunt gericht op gezin en werk en daardoor ook op economie en politiek. Structuurbepalend in de analyse van de onderdrukking is de gerichtheid op het patriarchaat. Langs die weg gedacht komt men ook terecht bij het verschijnsel oorlog, de oorlogsindustrie en de wapenhandel. Onwillekeurig duikt dan bij mij het beeld op dat in de titel van een brochure zit van de Nederlandse antifascistische auteur A. Den Doolaard (1901-1994), te weten Hoge hoeden en pantserplaten (1934). In de afwijzing van die ‘hoge hoeden’ en ‘pantserplaten’ komt van zelf het antimilitarisme boven drijven, zo ook bij Michel.

In het materialistische feminisme van Michel, zo legt Fulquet uit, wordt het mentale en het materialistische systeem van het militarisme geanalyseerd. Het is een ideologisch en een productief systeem, dat zich diep heeft geworteld in een samenstel van instituties. Die organiseren het geheel van de maatschappij. In de analyse ervan verschijnen de mannelijk gewelddadigheden tegen de vrouw.

Wat de materiële basis van het militair-industrieel complex aangaat, onderzoekt Michel de verschillende economische, sociologische, historische en statistische gegevens. Zij gaat na welk land wat produceert, welke regering hoeveel aan bewapening uitgeeft, wie bepaalt wat er gekocht of verkocht wordt: raketten of ziekenhuizen, handboeken om martelen te leren voor soldaten of boeken voor kinderbibliotheken en onderwijzeressen…

Strijdend

Wel, al doende toont Andrée Michel aan dat een kleine kliek van oude heren, vaak blank, altijd rijk, beslist over de prioriteiten. Zij doen dat buiten alles om zonder zich zorgen te maken over de democratie, noch trekken zij zich iets aan van de belangen van omvangrijke groepen mensen. Anders dan de sociologe Andrée Michel heeft Den Doolaard dit alles plastisch beschreven in zijn Hoge hoeden en pantserplaten. Wie die tekst uit 1934 leest, begrijpt wat de sociologe nadien op haar manier heeft ontrafeld en blootgelegd: de verschillende structurele dimensies van het militarisme. Dit alles is in haar werk te ontwaren, waar ik nu aandacht voor ga vragen

‘Nationale veiligheid’? Onveiligheid voor vrouwen, zul je bedoelen!

In de opgenomen artikelen in de bundel prikt ze enkele mythes door, zoals die van de ‘ontwikkeling’ in zogeheten ontwikkelingsgebieden. Allerlei ontwikkelingsakkoorden zijn als seksistisch te analyseren. Door bijvoorbeeld met die akkoorden de landbouw op export te richten, zijn er grote oppervlakten nodig voor monocultuur. Daarvoor wordt grond onteigend zodat het areaal voor de kleine landbouw afneemt, die juist door vrouwen wordt bedreven om hun gezinnen te voeden. Door hen die gronden te ontnemen, brengen de akkoorden dus die vrouwen en kinderen in een vergaande positie van verpaupering, want de revenuen die de akkoorden opleveren, gaan weer naar de al ‘bevoordeelden’: de multinationals en de graaiende binnenlandse kaste.

‘Nationale veiligheid’ is zo’n andere mythe. In de tijd dat Michel haar onderzoek verricht, besteedt Frankrijk grote bedragen aan het ontwikkelen van een eigen atoomwapen in het kader van de ‘nationale veiligheid’. Maar de Polynesische vrouwen vonden geen enkele ‘veiligheid’ op hun eilanden, die in het gebied lagen waar tien keer per jaar door Frankrijk atoombomproeven werden gehouden…

In Frankrijk zelf blijft het evenmin zonder consequenties. Voor de mannen met ‘hoge hoeden’ van de militair-industriële lobby levert de ‘veiligheid’ winst op. Die veiligheid keert zich om in ‘onveiligheid’, te weten voor de postbodes, de verpleegsters en de onderwijzeressen. Het gaat hier om de onveiligheid (‘precariteit’ zou het nu heten), schrijft Michel in 1989, van de werkloze vrouwen, die geen baan meer kunnen vinden, omdat de budgetten worden wegbezuinigd ten behoeve van het floreren van het militair-nucleaire bedrijfsleven.

Old boys’ network

Wie het militair-industrieel complex bestudeert, komt steeds netwerken van old boys tegen, samengesteld uit militairen, industriëlen uit de sfeer van de wapenindustrie, wetenschappers en politici. Het zijn personen die veelal bij benadering dezelfde scholingsachtergronden en attitudes hebben. Ze leven in een beperkte, naar binnen gerichte ‘wereld’. Zo gold voor Engeland dat 41 % van de old boys die sleutelposities in ‘Defensie’ innamen, gestudeerd hadden aan de universiteiten van Oxford of Cambridge en 59 % van hen verklaarden lid te zijn van dezelfde Londense clubs.

Hoge hoeden

De netwerken van old boys toen en van de nieuwe aristocraten nu (zie het omvangrijke ‘dossier’ in het Franse weekblad Marianne van 25 april – 1 mei 2014), zijn constant bezig om hun inkomsten, macht en prestige te laten groeien. In de diverse landen ontwikkelen de verschillende militair-industriële complexen zich daarbij ten koste van de uitgaven van andere sociale klassen dan waartoe de rijke kaste is te rekenen. Wat Michel toen zag en wij nu zien, is dat de een kleine kaste de staatskredieten absorbeert om vervolgens kostbare infrastructurele werken op te zetten (havens, luchthavens, militaire basis enzovoort). Dat dit ook een breed gedragen protest genereert, zien we heden in het gebied rond de plaats Nantes (Frankrijk). Daar dreigt 1700 hectaren natuurgebied opgeofferd te worden, omdat een old boys’ network er zo nodig een groot vliegveld, met alles erop en eraan wil aanleggen (plus hogesnelheidslijn, autoroute…).

Gerontocratie en verkrachting van vrouwen

Michel gaat ook in op de samenhang tussen genderpolitiek en het militair-industrieel complex. Haar uitgangspunt is: het concept van de militaire hiërarchie is die van de gerontocratie, waarin aan anciënniteit, senioriteit macht wordt verleend. Het jonge volk is daarbij instrument van de macht van de ouden. De oorlog rust daarmee op de instrumentalisering van de jongeren door overheersende ouderen. Maar, en nu komt het, de instrumentalisering van de jongeren heeft als gevolg de instrumentalisering van vrouwen. Want de vraag moet worden beantwoord: hoe kunnen jongeren de dood in worden gestuurd, zonder hen enige compensatie te geven, die de hoogmoed streelt die hen is ingeprent.

Het is om die reden dat in tijden van oorlog of militaire interventie, vrouwen worden getransformeerd tot instrumenten van plezier en sadisme ten laste van de jonge en minder jonge krijgers. Gedwongen prostitutie of verkrachting, vermoorden van vrouwen, het zijn toegestane praktijken als ze al niet officieel worden erkend. Dat alles is duidelijk te illustreren met de uitgevoerde onderzoeken naar het gedrag van de Amerikanen tijdens de oorlog in Vietnam. Die onderzoeken hebben aangetoond hoe een oorlog die expliciet tot functie had de ‘vrije wereld’ te verdedigen tegen het gevaar van het communisme, zich omvormde tot een oorlog tegen Aziatische vrouwen.

Aan het begin van de oorlog in Vietnam, dus op het moment dat de Amerikanen in 1965 zich in de stad Saigon legerden, telde de stad 400 000 inwoners. Tien jaar later, op het moment dat de Amerikanen vertrokken, telde de stad vier miljoen inwoners, onder wie 400 000 prostituees. Wat was er in hemelsnaam gebeurd?

De oorlog richtte gedurende het verloop ervan een enorme schade aan. Veel mensen zochten vervolgens een heenkomen in Saigon. Dat kwam goed uit, want daardoor ontstond er een groot contigent prostituees. Rond de militaire basis werden bijvoorbeeld tenten opgesteld die 15 tot 20 bedden per tent telden en die door het Amerikaanse leger waren opgezet. Daarin waren prostituees ondergebracht. Ongeveer vijf tot zeven soldaten deelden een meisje per nacht, dat één dollar per klant ontving. Elke nacht vlogen helikopters groepen prostituees naar de operationele kampen elders. Prostitutie werd de grootste onderneming van Zuid-Vietnam. Om nog een beetje op de been te blijven werden grote hoeveelheid drugs gebruikt. In 1967 waren daarvoor 400 drugsdepots ingesteld en drie jaar later waren het er vele tienduizenden… Hetzelfde beeld is te beschrijven, elders in de wereld en met een andere leger in de hoofdrol: de militaire interventie van het Franse leger in Tchad, midden jaren 1980. Ook hier weer: uiteindelijk werd de prijs betaald door de Afrikaanse vrouwen.

Woede

Reken niet op onze zwijgen, maar alleen op onze woede!

Uitgestelde abortus

Wat de voorbeelden leren is dat de kern van het patriarchaat de dominantie door mannen impliceert. Tegelijk wordt er gebruik van gemaakt om er zeker van te zijn dat de opdrachten van de gerontocraten binnen de militaire hiërarchie goed worden uitgevoerd. Dit impliceert de onderschikkingstructuur die aan het patriarchaat inherent is. Het is daarbij om het even of men het patriarchaat of het kapitalisme analyseert, zo is bij Michel op te merken. Het is in die samenhang dat bijvoorbeeld vanuit de ideologie van de ‘nationale veiligheid’ wordt er gewerkt aan de militarisering van de maatschappij.

Trekt men deze lijn door, dan ontwaart men sociale formaties die de economie en de macht zodanig structureren dat er een ‘oorlogscultuur’ ontstaat. Langs die weg is ook de dominantie van mannen over vrouwen in stand te houden. In deze visie is het legitiem, zo huldigt Michel als opvatting, te spreken over genderpolitiek als latente functie van een systeem dat zich voordoet als grote verdediger van de veiligheid van beide seksen.

Wie zo naar de wereld kijkt, stelt heel andere vragen dan de gebruikelijke, zoals bijvoorbeeld of oorlogen geen latente functie hebben van ‘uitgestelde abortus’. Amerikaans onderzoek leert wat dit aangaat, dat er een samenhang is tussen de oppositie tegen abortus en het hebben van een voorkeur voor de stijging van de militaire uitgaven. Het is dan ook niet zo vreemd te onderkennen dat militarisering zich door drie criteria laat bepalen: militaire uitgaven, handel in wapentuig, inzet van legers. En wie goed luistert naar de legitimerende verhalen daarover, hoort de meest geborneerde patriarchale retoriek van vooral gerontocraten.

In dat geval heeft men aan de oud minister van defensie, H. Hillen een pregnant en recent voorbeeld. Hillen past wonderwel in het beeld van het vorenbedoelde onderzoek: rooms-katholieke prominenten (in welke kring de weerstand zich concentreert tegen abortus) zagen in hem een toekomstig leider van de CDA; ook was hij actief binnen de oerconservatieve denktank, de Edmund Burk Stichting (gegevens ontleend aan Wikipedia, lemma Hans Hillen). In een televisieprogramma (‘Een op een’, maandag 28 april 2014) pleitte Hillen voor 1 miljard euro meer voor ‘Defensie’ (om meer JSF-gevechtsvliegtuigen en mijnenjagers te kopen). Tezelfdertijd dat Hillen dit oppert, blijken vele ziekenhuizen ondergebracht te zijn in versleten gebouwen en hebben ze verouderde operatiekamers (NRC-Handelsblad van 5 april 2014)…

Mas.Geweten

 Een militair ongehoorzame voor het tribunaal

[Houtgravure Frans Masereel]

Feminisme en antimilitarisme

Moet men vrouw zijn om feminist te kunnen zijn? Neen, meent Michel, want feminisme heeft niets met biologie van doen. Het is een bewuste houding, van mannen en vrouwen die bestaat in de weigering van de acceptatie van het patriarchale systeem en de waarden van dat systeem. Waarden die worden gehuldigd om de zucht naar vrijheid, gelijkheid en waardigheid van vrouwen te ontkennen. Antimilitarist zijn bestaat in de weigering van de acceptatie van de militarisering van de maatschappij en van de reductie van burgers tot een passieve kudde geregeerd door militaire en politieke staven, die de kudde doorgaans naar de slachtbanken leiden.

Gelet op de omschrijving van deze begrippen is op te maken waar het verschil en de overeenkomst tussen beide zit. Het verschil is dat het feminisme zich bekommert om de waardigheid van vrouwen; het antimilitarisme bekommert zich om de waardigheid van burgers. De overeenkomst is, voor Michel belangrijker dan het verschil, dat de acties van beide bewegingen moeten leiden tot waardigheid van personen en van volken en dat onderkend wordt, dat vrouwen de meerderheid van de wereldbevolking uitmaken.

In plaats van feminisme en antimilitarisme tegenover elkaar te zetten, moet integendeel de antimilitaristische gedachte de feministische gedachte verdiepen. Want men moet niet vergeten dat de burgerlijke en militaire maatschappij twee aspecten van één systeem zijn: het patriarchaat. Dat structureert beide maatschappijtypen vanuit gelijke grondwaarden: hiërarchiering; onderschikking van zwakken aan sterken; naar zich toehalen van macht, middelen en prestige, door een minderheid ten kosten van de meerderheid; onderdrukking van vrouwen door mannen, van armen door rijken, van ethische minderheden door de etnische meerheid, enzovoort.

Feminisme en antimilitarisme grijpen in elkaar. Michel ziet dan ook niet in hoe je antimilitarist kunt zijn zonder de acties van de feministische beweging te steunen (zoals de strijd van feministes tegen verkrachting en tegen seksisme in het algemeen). Hoewel de bundel oudere teksten bevat, hebben ze niets aan overtuigingskracht ingeboet.

Thom Holterman

MICHEL, Andrée, Féminisme et antimilitarisme, met voorwoord van Jules Falquet, Éditions iXe, Donnemarie-Dontilly, 2012, 189 blz., prijs 18 euro.

Aantekening

De brochure van A. Den Doolaard (1934) is integraal op Internet te lezen; klik HIER.

[Beeldmateriaal ontleend aan uitgaven van het Franse anarchistische weekblad Le Monde libertaire, de nummers 1739, 1731, 1730 en gratis nummer 51.]