Fantoomgroei – Idealistisch geschreven
Fantoomgroei – een boek en een website – fantoomgroei.com. De suggestie van het recht op gelijke kansen voor ieder is hardnekkig. Ze ondermijnt de democratische belofte en bedreigt onze samenlevingsvorm met een moreel en ideologisch faillissement. Een pittige zin die onder het kopje “Een spook waart door Europa” te vinden is in de proloog (p. 15) van het boek Fantoomgroei.
(Door Hans Boot, oorspronkelijk verschenen bij solidariteit.nl)
De verwijzing naar de opening van Het Communistisch Manifest van Marx en Engels (1872) blijkt echter een frivoliteit. De lotgevallen van “het spook van het communisme” komen niet ter sprake, noch de actuele klassenverhoudingen. Wel de naam van Marx, één keer, als volle neef van de bewonderde Frederik Philips (‘goed voor zijn personeel’) uit het Oosten van Brabant. Frivool of niet, de schrijvers van het boek, Sander Heijne en Hendrik Noten, hinken regelmatig op ’twee gedachten’. De vaststelling dat de beschikbare cijfers een structurele ongelijkheid laten zien, wordt voorafgegaan door de aankondiging dat het boek allerminst een aantijging tegen ondernemend Nederland is. Ze zeggen dan ook bewust te hebben gekozen voor het zelfstandige ondernemerschap na jaren journalist te zijn geweest bij de Volkskrant (Sander) en bestuurskundige bij de Algemene Nederlandse Werkgeversvereniging (Hendrik). Pikant genoeg om het toegankelijke boek te lezen.
CEO’s,
De aanleiding voor Fantoomgroei was een onderzoek van de Rabobank in 2018 over de ongelijke ontwikkeling gedurende de afgelopen veertig jaar tussen de aanzienlijke groei van de Nederlandse economie (‘bedrijven’) en de vrijwel gelijk gebleven reële huishoudinkomens (‘lonen’). De schrijvers noemen deze ongelijkheid in tegenspraak met het gelijkheidsbeginsel van de Grondwet: een scheefgroei, een kloof tussen idee en werkelijkheid, een waanbeeld, een mythe, een spook, een fantoom. Heijne en Noten schrijven met een al of niet geveinsde argeloosheid en verbazing, “we zijn geen economen” en zijn op zoek naar een antwoord op de vraag, tevens de ondertitel, Waarom we steeds harder werken voor steeds minder.
De verschijningsdatum van juni 2020 geeft hun de mogelijkheid via de corona crisis in te gaan op zowel het beslissende belang als de kaalslag van de gezondheidszorg en in het algemeen de publieke sector. Ze hekelen het overheidsbeleid dat rust op de door Rutte bij herhaling uitgesproken veronderstelling dat economische groei automatisch tot meer welvaart en betere lonen leidt. Voor velen is het tegengestelde het geval. Het ‘collectieve’ lijdt onder het ‘private’. Uit een reeks van voorbeelden springt de kwestie van de vennootschapsbelasting naar voren. Het aandeel daarvan aan de totale belastinginkomsten bedroeg tussen de jaren 1995 en 2006 gemiddeld 9,5 procent en zakte vervolgens naar 6,5 procent (p. 34). Daarnaast snijden Heijne en Noten de huizenspeculatie aan: ‘geld verdienen zonder er zelf voor te werken’. Vergelijkbaar met het inkopen van de eigen aandelen, waarbij de prijsstijging van de resterende aandelen in handen komt van een kleinere groep en bovendien de CEO’s ruim beloond worden. Geld met geld verdienen. Vaak ten koste van vernieuwende investeringen.
Scheefgroei
Het boek telt drie delen. Het eerste beschrijft de scheefgroei en tracht te achterhalen waarom de bedrijven in ‘de nieuwe economie’ de verhouding met het collectief zijn kwijtgeraakt. Als verklaring wijzen Heijne en Noten naar de internationale productieketens, de distributiecentra, digitale koop en verkoop, uitbesteding via uitzendbedrijven en de verstrengeling van staat en bedrijven. Een ontwikkeling die de afgelopen decennia kenmerkt en tot een breuk heeft geleid met de eerdere sociale verantwoordelijkheid van grote bedrijven als Philips en de PTT. En dat veelal in samenwerking met de vakbonden die inmiddels hun traditionele onderhandelingspositie en hun invloed in de periode van verregaande flexibilisering zien verdampen. De polder is ondergelopen.
Het tweede deel is gewijd aan de hogepriesters van de Nederlandse economie. Van de bloeitijd van de sociaaldemocratie onder leiding van Den Uyl en de dragende rol van de vakbeweging tot en met de grondleggers van de neoliberale economie en hun leermeesters als Friedman. Met veel aandacht aan personen: ministers, hoge ambtenaren en prominente ondernemers. Plezierig om te lezen, met interessante bijzonderheden en leuke anekdotes, ook in de paragrafen die teruggaan tot de wederopbouwjaren. Mooi journalistiek werk, zij het met weinig diepgang. De uiteindelijke conclusie is dat deze langdurige revolutie van ideeën uitmondde in een onaanvaardbare, economische scheefgroei die roept om een nieuw verhaal dat in het derde deel verteld wordt.
Nieuw ondernemerschap
Dat verhaal begint met de zoektocht naar een ‘nieuwe economie’ die niet gebaseerd is op fantomen: onzichtbare constructies die slechts bestaan bij de gratie van het geloof in de verhalen die we elkaar vertellen (p. 171). Hoewel niet zo gezegd, wordt de heersende economische wetenschap als ideologie verklaard. Met suggesties over objectiviteit door formules en cijfers uit de exacte wetenschappen.
Daar tegenover stellen Heijne en Noten (vetgedrukt): economie is niets meer (of minder) dan het vermogen van een groep mensen om samen een probleem op te lossen (p. 177). Een nieuw kompas is nodig, want het kapitalisme is – zoals lijkt tijdens de corona crisis – niet kapot, maar het kompas is ernstig ontregeld. Daarin biedt de maatschappelijke ontreddering door de pandemie alle mogelijkheid tot een keerpunt. Geen speculerende banken meer, geen winstgevende vervuiling en geen oneindige, materiële groei. Maar een breed debat over milieu, veiligheid, toegang tot de publieke sector, over welvaart en welzijn: een Green New Deal. In deze transformatie ligt voor een ‘ontpolderde’ vakbeweging een belangrijke taak te wachten, georganiseerd van onderop met veel aandacht voor werknemerscoöperaties. Aan die coöperaties – pioniers – is het slot van het boek gewijd. Met praktische voorbeelden, in het algemeen op kleine schaal, van vallen en opstaan naar een vaak succesvolle continuïteit in Denemarken en Italië tot de Verenigde Staten.
In de concluderende laatste bladzijden keert de kritiek terug op banken, het selectieve belastingstelsel en de graaiende CEO’s, maar ook een herhaald pleidooi voor ondernemerschap. Visionaire ondernemers die samen met hun personeel bouwen aan een nieuwe bedrijfsvoering en een betere samenleving – socialer en duurzamer. Het moment is nu (p. 224).
Wie weet? Aan ambitie, moed, hoop en idealisme ontbreekt het de schrijvers niet. Hun geloof in meedenkende ondernemers heeft veel weg van een illusie. Macht is geen fantoom. Vooralsnog lijkt het er sterk op dat het kapitalisme dit alternatieve stootje wel kan hebben.