Ga naar de inhoud

Dunya Breur en het gesprek met haar vader

In Nieuwendam, in Amsterdam Noord, ligt een pleintje met een indrukwekkend monument voor een door de nazi’s doodgeschoten buurtbewoner. Het monument omvat onder andere de laatste zinnen uit de brief die Krijn Breur aan zijn familie schreef, toen hij wist dat hij terechtgesteld zou worden. Zijn dochter, Dunya Breur was op dat moment een paar maanden oud en zat met haar moeder in dezelfde gevangenis als haar vader. Ze schreef een hartverscheurend boek over haar vader, die ze nooit gekend en altijd gemist heeft.

5 min leestijd

Dunya’s moeder, Aat Breur-Hibma werd afgevoerd naar concentratiekamp Ravensbrück terwijl Dunya zelf vlak daarvoor de gevangenis uitgesmokkeld werd en bij haar grootouders terecht kwam. Haar moeder overleefde het concentratiekamp maar was zwaar toegetakeld en wilde niet met haar kinderen praten over de oorlog of hun vader.

Aat (1913) en Krijn (1917) waren beide actief in radicale linkse organisaties. Krijn was in 1937 naar Spanje vertrokken om bij de Internationale Brigades tegen Franco’s fascisten te vechten. Hij raakte twee keer zwaar gewond, maar overleefde en keerde in 1939 terug naar Nederland, waar hem zijn Nederlanderschap werd ontnomen. Dat gebeurde bij alle Spanjestrijders, wegens ‘vreemde krijgsdienst’. Aat volgt een opleiding aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten en daar leren ze elkaar kennen en trouwen en krijgen in 1940 een zoon (Wim) en in 1942 dochter Dunya. Beide ouders zijn meteen het verzet in gegaan, Aat vervalst papieren en Krijn pleegt aanslagen en sabotage-acties.

Ze worden in november 1942 gearresteerd en Krijn wordt op het politiebureau dagenlang zwaar mishandeld. Krijn wordt al op 5 februari 1943 terechtgesteld op de Leusderhei (samen met een groep Parool-medewerkers). Hij is later eervol herbegraven op de erebegraafplaats Overveen.

Beide ouders, en dochter Dunya, zaten in het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen gevangen.

Moeder Aat Breur werd, nadat dochter Dunya naar de grootouders gesmokkeld was, als ‘nacht und nebel’-gevangene naar Ravensbrück afgevoerd, wat ze maar ternauwernood overleeft (ook zij werd daar ter dood veroordeeld, maar door een truc van een arts gered). Ze loopt TBC op en is na de bevrijding zwaar getraumatiseerd en kan eerst jaren niet voor haar teruggevonden kinderen zorgen.

Na de oorlog probeert Dunya een beeld van haar vader te krijgen, maar iedereen in familiekringen zwijgt als het graf en wil het er niet over hebben. Een mengsel van schaamte over het wel overleefd te hebben en het willen vergeten. Haar moeder is dus getraumatiseerd. Ze heeft een doos vol tekeningen die ze in Ravensbrück heeft gemaakt onder haar bed liggen. Als Dunya die ontdekt, maakt ze er een boek mee, Een Verborgen Herinnering, en weet haar moeder daarover aan de praat te krijgen. De tekeningen krijgen een tentoonstelling in het Rijksmuseum, het boek wordt ook in het Duits en Italiaans vertaald. Daarna geeft Aat sporadisch en met tegenzin interviews. Krijn krijgt een straat vernoemd, en dus dat monument aan de Purmerweg.

Dunya – die in 2009 overleed aan kanker – is haar hele leven bezig geweest met het verhaal van haar ouders. Ze ging Slavische talen studeren, reisde in het Oostblok en naar Spanje en had contact met overlevenden uit het verzet die haar wel aan informatie over haar vader wilden helpen. Maar ze ging er zelf bijna aan ten onder en kwam aanvankelijk in psychiatrische instellingen terecht, waar ze mede-oprichtster werd van de Cliëntenbond. En weer uitkwam als schrijfster en anti-fascistisch onderzoekster.

In 2000 schrijft ze dan eindelijk het boek over haar vader. Op 25-jarige leeftijd hebben de nazi’s (met hulp van de Nederlandse politie en ambtenarij, moeten we altijd blijven benadrukken) een eind aan zijn leven gemaakt. Bijna zestig jaar later wekt zijn dochter hem weer tot leven in haar boek Een Gesprek met Mijn Vader. Voor het boek verzint ze dat op een nacht bij haar thuis de bel gaat, en er een lange zwijgzame man staat, in een haveloze ouderwetse regenjas. Ze laat hem binnen, ze gaan aan de keukentafel zitten en hebben dan een nacht lang het gesprek waarin alles verteld wordt. Het gesprek verloopt haperend, melancholisch, hoe kan het ook anders en beiden vertellen over hun spijt en frustraties dat alles zo verlopen is. Er wordt gehuild en gelachen, en ook de lezer houdt het niet droog. In het boek wordt ook duidelijk hoe ontstellend eenzaam Dunya is geweest in het gemis van haar vader, waar niemand haar bij hielp. In het boek wordt Krijn ook verteld hoe het is afgelopen met de dromen en idealen die hij had en waarvoor hij is gestorven. Dat is geen vrolijk verhaal, net zo min als dat van Dunya zelf, die steeds haar gedachtes en emoties door de pagina’s heen laat vloeien.

Het boek gaat diep, en beroert ook de familiegeschiedenis, en alle twijfels die bij de politieke keuzes horen. Uiteindelijk is het Krijn die het meest opgeruimd is en Dunya overtuigt om het te aanvaarden. “Deze nacht weet ik dat dat allemaal niet erg is. Een kind van doden te zijn is niet erg. Zelfs als je hen helemaal niet gekend hebt”. Als de nacht voorbij is, is de magere lange man vertrokken en nu voorgoed en heeft Dunya hem een monument in woorden gemaakt, maar hem ook eindelijk een levende volwassen man laten worden.

Een boek als dit toont ook voor wie nu leeft aan hoe verschrikkelijk een fascistische terreurregime is, dat levens als die van Krijn, maar ook generaties daarna de vernieling in brengt.

Op de Purmerweg staan ook nog zijn laatste woorden voor iedereen te lezen, met een opdracht aan iedereen die het leest:

Vertel jullie kinderen

over ons en onze strijd en

het leven,

dat wij ons wensen

Moge onze

grootste verlangens

door het leven

zèlf overtroffen worden

Werk en heb lief

vecht en win

Leef !

Leef allen en wordt groot

(Dunya Breur, Een Gesprek met Mijn Vader, Uitgeverij SUN, 2000, ISBN 9058750116)

Zie ook Oorlogsbronnen over Krijn Breur