Ga naar de inhoud

De utopie van de vrije markt

Twee jaar geleden ging de bank Lehman Brothers op de fles. Daarmee stak de kredietcrisis in alle hevigheid de kop op. Hans Achterhuis (°1942) schreef naar aanleiding van de financiële en economische crisis een boek over de vrije markt. Achterhuis is geen denktankeconoom, maar een professor filosofie met emeritaat. Zijn boek staat mijlenver verwijderd van de onophoudelijke stroom aan opiniestukken over hongerige speculanten, inefficiënte overheden en luie werklozen. En gelukkig maar.

6 min leestijd
achterhuis

Deze recensie verscheen oorpsronkelijk op de website apache.be

In De utopie van de vrije markt probeert Hans Achterhuis het kapitalisme in te schakelen in een rijtje utopieën waar hij vroeger reeds over publiceerde, zoals de socialistische en de technische. Achterhuis geeft toe veel te laat in te hebben gezien dat het kapitalisme op die manier geanalyseerd moet worden en dat het maar weinig te maken heeft met wetenschap en logica. Dat probeert hij met dit boek goed te maken.
Getalenteerde individuen
Als uitgangspunt neemt Achterhuis Atlas Shrugged (1957) van Ayn Rand. Dat boek is weinig bekend in Europa, maar gaat in de Verenigde Staten door voor het belangrijkste werk uit de twintigste eeuw. Het boek is altijd uitzonderlijk goed blijven verkopen en het kent sinds de economische crisis in de Verenigde Staten een opmerkelijke heropleving.

Achterhuis besteedt het eerste deel van zijn werk aan het magnum opus van Rand. Hij herkent in dat verhaal de traditionele kenmerken van een utopie. Amerika wordt in Atlas Shrugged beschreven als een dystopie – het tegenovergestelde van een utopie -, omdat de overheid elk individu fnuikt door regelgeving en collectivisme.Ayn Rand stelt Atlantis daar als alternatief tegenover, een verborgen gemeenschap waar alle getalenteerde individuen naartoe vluchten en waar het individualisme hoogtij viert. Niets is gratis, elke dienst of goed moet worden betaald en niemand ziet zich in zijn handelen gehinderd door overheidstussenkomsten.

Atlantis
Achterhuis toetst dit opzet – in real meer dan duizend bladzijden – aan de eigenschappen die hij in eerdere werken over utopieën hanteerde. Het moet vooreerst gaan om een radicale breuk die leidt tot een nieuw begin.

Al het oude moet vernietigd en achtergelaten worden. De utopisten in Atlantis doen hun uiterste best om de wereld buiten hun eigen leefgemeenschap kapot te maken.

Wanneer John Galt, de leider van de utopisten, aangeboden krijgt om het verdoemde Amerika te hervormen, weigert hij dat pertinent. Enkel een totale breuk kan redding brengen.
Andere eigenschappen liggen moeilijker. Een utopie is per definitie een maakbare samenleving. Daar lijkt Atlantis op het eerste gezicht geenszins op, maar toch past het ontwerp van Rand in het schema van Achterhuis. De maakbaarheid zit’m erin dat de overheidsbelemmeringen moeten stopgezet worden en dat het weldegelijk over meer gaat dan een losse groep individuen. Rand laat zich uit over zaken als eigendomsverhouding en wetgeving, hoewel haar tussenkomsten daarin vanzelfsprekend minimaal zijn.

Arbeid, liefde en seks
Twee andere thema’s waarin utopische schrijvers vaak klem komen te zitten, kan Rand makkelijk uit de weg gaan. Een degelijke arbeidsverdeling wordt volgens haar via geld geregeld. Wie wat wil verdienen, moet werken. Hoogstaand werk voor wie daartoe in staat is, de anderen zullen genoegen moeten nemen met vervelende klusjes. Ook met liefde en seksualiteit maakt ze korte metten. In een wereld waarin individuen rationeel met elkaar omgaan, zal dat weinig problemen opleveren.
De argumentatie van Achterhuis is overtuigend. Atlantis is een utopie. Daarmee is natuurlijk weinig gezegd. Neoliberale ideologen zullen hun lot niet snel verbinden aan een roman van vijftig jaar geleden. Achterhuis slaagt erin Ayn Rand aan de actualiteit te linken door een licht te werpen op haar relatie met Alan Greenspan, van 1987 tot 2006 voorzitter van de Fed.

Alan Greenspan moest toegeven dat de kredietcrisis een fout had aangetoond in zijn conceptueel raamwerk

Rand bouwde op haar gedachtegoed een filosofische stroming die ze het Objectivisme doopte. Ze omringde zich tijdens haar leven met een kransje trouwe volgelingen – omzeggens een sekte -, waarvan Greenspan er een was. In 2008, toen hij voor een commissie van het Huis van Afgevaardigden moest verschijnen, viel Greenspan zijn geloof openlijk af. Hij moest toegeven dat de kredietcrisis een fout had aangetoond in zijn conceptueel raamwerk. Rand lag toen al zesentwintig jaar onder de groene zoden.

Kleine geschiedenis
In de inleiding van De utopie van de vrije markt geeft Achterhuis aan wie hem zijn inzichten heeft geschonken. John Gray wordt uitgebreid genoemd, een politiek denker die in zijn werk het neoliberalisme op één lijn plaatst met het communisme. Twee geloofsovertuigingen die wortelen in het christendom en daaraan hun volgens hem stompzinnige vooruitgangsdenken te danken hebben. Gray heeft het in zijn werk nergens over het boek van Ayn Rand, waar Achterhuis vervolgens zelf mee aan de slag ging. De kritiek van Gray vormt een ondersteunende achtergrond voor Achterhuis.

In de delen van De utopie van de vrije markt die niet over Atlas shrugged handelen – de meeste – neemt Achterhuis gretig bevindingen, conclusies en opmerkingen over van andere auteurs. Enerzijds schrijft hij een kleine geschiedenis van de economie, waarin hij onder andere aantoont dat er samenlevingsvormen bestaan en vooral hebben bestaan die niet passen in het neoliberale raamwerk.

Grote namen
Daarop volgt het traditionele lijstje van bekende economen zoals Smith, Bentham, Marx en Keynes. De namen zijn genoegzaam bekend, maar een beschouwing van hun werk kan nooit kwaad. Zo blijken de teksten van Adam Smith toch helemaal anders uit te pakken dan wanneer je zijn nalatenschap verengt tot “de onzichtbare hand”.
Uiteindelijk belandt Achterhuis bij neoliberale economen als Friedman en Hayek. Ook hun werk is het bestuderen waard. Wanneer Achterhuis beschrijft dat Friedman meent dat geneesmiddelencontrole net zo goed aan de consumenten kan worden overgelaten, geeft het zijn bekende pleidooien toch wat meer diepgang. Net als de toelichting bij rol die hij en zijn “Chicago-boys” hebben gespeeld in het Chili onder Pinochet.

Kritieken
Daarnaast, anderzijds, geeft Achterhuis een overzicht van de kritische werken die zijn verschenen over het neoliberale geloof. Sommige daarvan, zoals How Markets Fail (John Cassidy) en Op Naar de Volgende Crisis! (Olav Velthuis en Liesbeth Noordegraaf-Eelens) zijn geschreven na de financiële crisis van 2008, maar ook andere werken als De Shocktherapie van Naomi Klein, komen aan bod.
Zo geeft Achterhuis een bijzonder leerzaam overzicht van alle intellectuele bijdragen die er de afgelopen tijd in geslaagd zijn gaten te schieten in het neoliberalisme. In de epiloog noemt hij twee werken die hem definitief over de streep hebben getrokken – elders geeft hij aan de neoliberale utopie zelf erg aantrekkelijk te vinden. Ten eerste het essay De nieuwe functioneringswijze van het kapitalisme (2005) van Robert Went, waarin de auteur aantoont dat een kwarteeuw neoliberale globalisering heeft geleid tot minder groei en meer sociale ongelijkheid.
Ten tweede The return of the master (2009) van Robert Skidelsky over het werk van John Maynard Keynes. Skidelsky vergelijkt de periodes van het keynesianisme en het neoliberalisme, waarbij dat laatste er toch bekaaid van afkomt. Het zijn maar enkele boeken waaruit Achterhuis, net als uit krantenartikelen (en zijn eigen, eerdere werk), veelvuldig citeert.

Rumoer en discussie
Je zou kunnen zeggen dat Hans Achterhuis op zijn analyse van Atlas Shrugged na, zelf niets origineels toevoegt aan het economische debat. Dat zou hem echter veel oneer doen. De argumenten die Achterhuis bij elkaar zoekt en aanreikt, vormen een coherent geheel waaruit overtuigend blijkt dat het neoliberalisme een utopie is: geen wetenschappelijke onontkoombaarheid, maar een aantrekkelijk ogend verzinsel.
Aan het eind geeft Achterhuis aan meer rumoer en discussie verwacht te hebben na de crisis van 2008. Die discussie is vooralsnog geen feit – wat de onophoudelijke stroom aan opiniestukken ook moge doen vermoeden -, maar als een fundamenteel debat over het neoliberalisme ooit wordt geopend, zal De utopie van de vrije markt van grote waarde blijken.

——————————-

Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, Lemniscaat, 2010, 17,95 euro.