De schaduwelite, één boze man over zestig foute mannen
Financieel geograaf Ewald Engelen is een kenner van de financiële sector in Nederland en iemand die de ontwikkelingen in die sector zeer kritisch bekijkt. Maar Engelen is ook een opgewonden standje, een gepassioneerd spreker, niet wars van vergaande vergelijkingen en rake typeringen. Als spreker op manifestaties of als columnist werkt dat uitstekend. Een heel boek die opgewonden en verontwaardigde toon is een beetje veel, en wat erger is de aanpak van Engelen en zijn neiging om zondebokken aan te wijzen lijdt er toe dat zijn analyse wel erg aan de oppervlakte blijft: veel verontwaardiging over het gedrag van mensen, weinig aandacht voor de structurele oorzaken van ontwikkelingen.
(Oorspronkelijk verschenen op de website van Grenzeloos)
Het boek van Engelen bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft hij het ontstaan van een financieel waterhoofd in Nederland voor het uitbreken van de crisis in 2008. In het tweede deel laat hij zien hoe de financiële sector er na het uitbreken van de crisis in is geslaagd om allerlei beperkende regelgeving tegen te houden of af te zwakken en zonder al te veel belemmeringen de draad weer op te pakken.
Beide delen van het boek zijn, als je het pamflettistische karakter ervan voor lief neemt, informatief. Engelen laat duidelijk zien dat er geen sprake van is dat de crisis alleen veroorzaakt is in de VS en dat de dominantie van de financiële sector in Nederland enorm is en met uitzondering van Luxemburg, Ierland en het Verenig Koninkrijk groter is dan waar ook in Europa. Als grote boosdoener en symbool van de macht van de financiële sector functioneert in zijn verhaal het Holland Financial Center (HFC) ‘de kartelachtige vervlechting van banken, pensioenfondsen, beursplatforms, accountants, advocatenkantoren’ die in het HFC samenwerkte met de toezichthouders en de politiek, om de financiële sector in Nederland uit te bouwen en van Amsterdam een belangrijk Europees financieel centrum te maken.
Financialisering.
Engelen beschrijft hoe de beurshandel door globalisering en de ontwikkeling van ICT steeds losser kwam te staan van de fysieke handel in goederen en steeds verder groeide door handel in financiële producten. Het handelsvolume van de Amsterdamse beurs groeide van 145 miljard euro in begin jaren negentig naar het twintigvoudige daarvan (3766 miljard) in 2001. In de Paarse jaren negentig ging in de woorden van Engelen ‘een stortvloed aan financialiseringsvriendelijke wetgeving door de Kamer – rechtgepraat door een generatie economen die de ideologische revolutie van Thatcher en Reagan met verve had omarmt.’ De pensioenfondsen, ABP, PGGM en het Spoorwegpensioenfonds (samen goed voor de helft van de Nederlandse pensioenaanspraken) werden geprivatiseerd, het beheer kwam voor een belangrijk deel in handen van internationale beheerders en van het Nederlandse pensioenvermogen is een ongekend hoog percentage van 77 procent in het buitenland belegd.
Ook ‘de woningbouwcorporaties en de rijksgebouwen werden geprivatiseerd of overgedragen aan de ziekenhuizen, scholengemeenschappen en universiteiten die deze gebouwen bewoonde. Met voorspelbare gevolgen: de semipublieke instellingen werden in de armen van de banken gedrevenen, nu zij zelf verantwoordelijk waren voor het beheer van hun vastgoed, gedwongen zich tot hun oren in de schulden te steken.’
Dat laatste gold ook voor de particuliere woningbezitters die door de stijgende woningprijzen en gestimuleerd door de hypotheekrenteaftrek steeds grotere hypotheekschulden maakten. En ondertussen werden de lonen, na het akkoord van Wassenaar in 1982 laag gehouden. Het resultaat was een verdienmodel dat door Engelen bij de presentatie van zijn boek kernachtig werd omschreven als een combinatie van schuldgedreven vastgoedgroei en door loonmatiging gedreven export groei. Want, zo benadrukt Engelen naast de financiële sector is het vooral de op export gerichte sector die van dit model profiteert.
‘In grote lijnen is het verhaal doodsimpel’, schrijft Engelen: ‘deregulering en financiële innovatie hebben banken in staat gesteld Nederlandse huishoudens dronken te voeren met schuld en vastgoed, wat bij een consequent volgehouden loonmatiging gedurende de late jaren ’90 en de vroege jaren nul de welvaartsgroei op peil hield.’
Engelen besteed aanbank aan het stelsel van schaduw banken (financiële instellingen als hedgefondsen en investeringsvehikels die geen bankvergunning hebben, maar wel een rol spelen bij het aantrekken of uitlenen van geld en buiten de reguliere controle om functioneren) en die in Nederland een enorme vlucht hebben genomen. Hij wijst er op dat Nederland samen met de VS het enige land is waar de balansen van schaduwbanken groter zijn dan van regulieren banken en dat die in Nederland meer dan vijf maal het bpp bedragen. Hij gaat ook in op de het hier nauw mee verbonden belastingvermijding door grote multinationale bedrijven, waar Nederland een vooraanstaande rol in speelt.
Het is de groei van dit financiële waterhoofd die er toe geleid heeft dat Nederland zwaar is getroffen door de financiële crisis en die nog steeds een risico voor de financiële en economische stabilitiet vormt, is de conclusie de Engelen uit zijn analyse trekt.
Oorzaken
De beschrijving van deze ontwikkelingen lijkt mij zeer adequaat. Maar welke verklaring geeft Engelen er voor? Voor de specifieke ontwikkelingen in Nederland verwijst hij naar de geschiedenis, naar de traditionele rol van Nederland als handelsnatie en van Amsterdam als financieel centrum waardoor de hoofdstad al in de 17e en 18e eeuw nog meer dan een overslagplaats van goederen vooral ‘een functie had als mondiaal knooppunt van geld-, kapitaal- en informatiestromen.’
Voor de algemene ontwikkeling van de neoliberale globalisering wijst hij er terecht op dat dat het gevolg is van concrete politieke beslissingen: ‘het bedoelde en onbedoelde gevolg van identificeerbare politieke besluiten (denk aan de afschaffing van de goudenstandaard in 1973, Tatchers Big Bang van 1986, de Interne (Europese WB) Markt van 1986 of de introductie van de euro in 1992).’
Maar de vraag blijft waarom die, of waarom dergelijke maatregelen genomen werden en waarom toen? Het antwoord daarop is alleen te geven op basis van een analyse van het functioneren van de (wereld) economie in de daaraan voorafgaande periode; de periode van groei vanaf het einde van de tweede wereldoorlog tot aan de eerste veralgemeende recessie van 1972-73 en de daaropvolgende stagnatie in de jaren tachtig. Want de sindsdien genomen maatregelen: de hele neoliberale politiek, is een poging om een antwoord te geven op de problemen die toen aan het licht kwamen.
Nu kan je natuurlijk zeggen dat Engelen met de crisis van 2008 en de oorzaken daarvan al genoeg hooi op zijn vork heeft genomen, maar door deze periode buiten beschouwing te laten lijkt het alsof het toen allemaal koek en ei was, en de hele financialisering en het neoliberale beleid niet meer dan een vergissing is geweest, die zo snel mogelijk terug moet worden gedraaid.
De schaduwelite
Engelen gaat nog verder en omschrijft het hele proces als ‘bijna een complot’ van wat hij aanduidt als de schaduwelite uit de titel van zijn boek. ‘De schaduwelite die het in Nederland in de afgelopen vijftien jaar voor het zeggen heeft gehad: bankiers, vastgoedbeleggers, projectontwikkelaars, hun politieke handlangers bij gemeenten en semipublieke instellingen (ziekenhuizen, scholengemeenschappen, woningbouwcoöperaties, universiteiten), de parafinanciële hulptroepen, die het kopen, verkopen door verkopen, ontwikkelen en bouwen mogelijk maken (advocaten, accountants) en de sprookjesvertellers die het allemaal van legitimatie hebben mogen voorzien (economen, consultants .opinieleiders, commentatoren).’
In de eerste druk van het boek was een lijst opgenomen van zestig namen van leden van die schaduwelite: van Nout Wellink, en allerlei kopstukken uit de financiële wereld, tot Wouter Bos en Job Cohen die als burgemeester van Amsterdam een pleitbezorger was van Amsterdam als financieel Centrum. In de tweede druk ontbreekt die lijst. In het voorwoord bij de tweede druk schrijft Engelen daarover: ‘Zo ontbreekt nu de Ledenlijst – de lijst van personages die betrokken waren bij de pogingen om de in volkswoede verpakte regelgeving van na de crisis te frustreren. Aandacht is één ding, de juiste aandacht een ander. De lijst dreigde met de boodschap van het boek aan de haal te gaan. Het gaat niet om de mensen, het gaat om het systeem: we dreigen een zeldzame kans voor maatschappelijke veranderingen aan ons voorbij te laten gaan. En daar leiden discussies over ontbrekende leden, onterechte leden en criteria voor lidmaatschap maar van af. Weg er mee dus.’
Maar aan de analyse van dat systeem is ook in de tweede druk niets toegevoegd, zodat het boek weliswaar informatief is, maar analytisch te kort schiet en vooral leest als de tirade van één boze man over een zestigtal foute mannen (en een enkele vrouw). Die zwakte van de analyse van Engelen kwam pijnlijk duidelijk aan het licht toen hem bij de presentatie van het boek gevraagd werd wat er dan volgens hem moest gebeuren. Hij kwam niet verder dan dat de burgers weer geep op de ontwikkelingen moesten krijgen en dat de mensen vooral heel boos moesten worden. Terecht natuurlijk, maar het laat wel de vraag waarop dan boos en hoe greep krijgen onbeantwoord.
—————
Aanvulling door auteur:
Inmiddels heeft Engelen zelf verklaard dat zijn lijst van de schaduwelite een gimmick was. Zie stuk joop.nl
Aanvulling globalinfo: Ewald Engelen krijgt nogal wat flack omdat hij met gestrekt been op de elite af gaat. Bij Follow The Money werd de reactie deskundig op z’n plaats gezet.