Ga naar de inhoud

De onzichtbare dorpen van Gino Vermicelli

Helaas alleen in het Duits te lezen, en in het Italiaanse van het origineel (maar dan onder de titel Viva Babeuf!) is dit zinderende relaas van strijd tegen de nazi’s aan het einde van de 2e Wereldoorlog in het Ossoladal.

4 min leestijd

Gino Vermicelli publiceerde het boek in Italië al in 1984. Het werd een belangrijk boek in linkse kringen over het verzet, de partizanen, in dat gebied. De Duitse editie heeft als titel Die Unsichtbaren Dörfer en is in 1990 bij Rotpunkt gepubliceerd, en onlangs weer heruitgebracht

Het boek is als roman uitgegeven, maar duidelijk gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van Vermicelli. De schrijver was immers in 1943 uit Frankrijk naar Italië teruggekeerd om daar bij een van de vele van de vermaarde Garibaldi Brigades tegen de nazi’s te vechten.

Hoe dat in de praktijk geschiedde, staat zorgvuldig beschreven in het boek, inclusief de fouten en stommiteiten die mensen het leven konden kosten. En vooral hoe weinig romantisch zo’n guerrilla is; het was kou en honger lijden, en mensen hadden nauwelijks nog schoenen aan hun voeten, terwijl de Duitse bezetters een goed geolied leger hadden. Maar het verzet had de bergen en diens bewoners, zonder wie verzet onmogelijk was. Het boek beschrijft dan ook vooral het heen-en-weer tussen de verzetsgroepen en de dorpen in het dal, waar ze voedsel en informatie vandaan moesten halen. Dat eerste was natuurlijk een probleem omdat iedereen op een hongermenu zat.

Vermicelli is kritisch communist en werd een beroemd vertegenwoordiger van de communistische partij PCI, waar hij eind jaren ‘60 uit stapte om medeoprichter van de krant Il Manifesto te worden. Daarna was hij belangrijk in alle politieke discussies. Hij is vooral politiek activist, geen schrijver; Viva Babeuf! Is zijn enige echte boek. De titel refereert naar de lievelingskreet van een van de partizanen. Gracchus Babeuf was een Franse journalist die eind 1700 pleitte voor opheffing van het prive-grondbezit, waarvoor hij terechtgesteld werd, en wordt beschouwd als een van de eerste communisten.

Wat mooi is aan het boek is dat je een beeld krijgt van het dagelijks leven van de partizanen, maar tegelijkertijd van de politieke discussies. De Duitsers raakten deels de controle kwijt, wat ervoor zorgde dat allerlei ‘soorten’ verzetsgroepen zich in het Ossola dal gingen nestelen. Er was nauwelijks overleg tussen de verschillende groepen die elkaar dan ook soms in de weg zaten. Vervolgens komt er ook nog een bataljon door de Duitsers meegebrachte Georgische militairen te zitten. De groep partizanen van de hoofdpersoon van het boek merkt dat die met tegenzin door de Duitsers ingezet worden en niet echt vechten. Ze knopen er voorzichtig banden mee, en krijgen het vervolgens voor elkaar om ze om te doen slaan en aan hun kant mee te vechten.

Het boek voert ook het perspectief van (een van de) fascisten op, door regelmatig over te schakelen op de daden van een Duitse officier die als taak heeft om het gebied door harde terreur weer onder controle te krijgen. Het loop niet goed met hem af, maar zelfs hij wordt min of meer menselijk beschreven.

Het gebied grenst aan Zwitserland, en er is de voortdurende hoop van de verzetsstrijders dat de geallieerden aan zullen komen zetten met alle wapens en andere zaken die ze ontberen. Maar vreemd genoeg komt daar nauwelijks wat van terecht, hoewel er hevig gesmokkeld wordt in het gebied. Ze moeten grotendeels hun eigen broek ophouden, en doen dat met een indrukwekkende inventiviteit.

De toon van het boek is die van een grote empathie en tolerantie. Ook de concurrerende verzetsgroepen worden innemend beschreven, al horen we een van de strijders verzuchten waar ze het allemaal voor zouden doen, als het later toch weer als vanouds zal worden (als zelfs de christendemocraten en socialisten gewapende bendes oprichten). Maar het mooist is het boek in zijn
beschrijvingen van de momenten dat er niet geschoten wordt en men door het landschap moet klauteren op weg naar een dorp beneden om voedsel te scoren. En de jongen die een paar gebreide sokken krijgt van een van de meisjes in het dal, die gemerkt heeft dat hij op blote voeten in zijn schoenen rondloopt. Om vervolgens door zijn kameraden boven gepest te worden over de mogelijke verkering die daar uit zou kunnen voortkomen.