Ga naar de inhoud

De noodzaak van een andere wereld

Voor een rechtvaardiger bestaan moet niet alleen het positieve van solidariteitsgroepen worden omarmd, maar ook het negatieve worden benoemd om het laatste te kunnen bestrijden. Hans Beerends levert met zijn boek Tegen de draad in een bescheiden bijdrage aan dit inzicht.

15 min leestijd
Placeholder image

(Bron: Weblog broekstukken van Martin Broek, op verzoek van ravage webzine geschreven)

De dag dat het boek Tegen de draad in, een beknopte geschiedenis van de (derde) wereldbeweging van Hans Beerends bij me op de deurmat valt, sneuvelen er in Egypte 51 mensen bij gevechten rond de kazerne, waar oud-president Morsi na een coup door het leger wordt vastgehouden. De slachtoffers blijken aanhangers van Morsi die protesteren tegen diens afzetting.

Enkele decennia geleden werd dit nog een massaslachting genoemd, waarop er een solidariteitskomitee uit de grond zou zijn gestampt. Nu blijft het bij wat artikelen in de krant, en een discussie of het leger nu wel of geen bondgenoot is, waarbij het gros van de mensen kiest voor de eerste optie. De Arabische ontwikkelingen moeten het doen zonder landencomités.

Leemtes

‘Alleen Portugal hield [begin jaren ’60] nog vast aan zijn Afrikaanse koloniën’, schrijft Beerends. Daar zou toch op zijn minst Oost-Timor aan toegevoegd moeten worden. De oostelijke helft van het eiland Timor werd pas losgelaten toen het regime van dictator Salazar al gevallen was. Beerends staat vanwege die Portugese dictatuur wel stil bij het feit dat het land onderdeel uitmaakte van de NAVO-alliantie.

Velen zouden vanwege hard politieoptreden tijdens een protest tegen de Portugese deelname aan een taptoe in het Amsterdamse Olympische stadion vraagtekens hebben geplaatst ‘bij de koloniale politiek van NATO-bondgenoot Portugal’, stelt Beerends. In een boek over de (derde) wereldbeweging mag geschreven worden dat ook de NAVO doelwit van kritiek was. Het militaire bondgenootschap had bij bescherming van het vrije westen immers niet alleen Portugal, maar ook het Spaanse, Griekse en Turkse regime als bondgenoot.

Van viceversaonline.nl

De inmiddels 81-jarige Hans Beerends, onder andere medeoprichter en voormalig coördinator van de wereldwinkelbeweging en voorzitter van het samenwerkingsverband ‘Honger Hoeft Niet’, vat de derde wereldbeweging als volgt samen: ‘Naast lokale groepen, die min of meer opereerden onder de paraplu van de drie genoemde landelijke organisaties [wereldwinkels, kerkelijke groepen en Novib], bestonden er in die jaren op lokaal niveau nog allerlei andere groepen: Hivos-comités, groepen voor Zuidelijk Afrika, Latijns-Amerika en Vietnam, onafhankelijke derde wereldgroepen van allerlei snit, regionaal opererende Centra voor Ontwikkelingssamenwerking (COSsen) en last but not least plaatselijke afdelingen van linkse politieke partijen. Met name de PSP [Pacifistisch Socialistische Partij] was in dit opzicht zeer actief.’

Indonesië, Sri Lanka, Suriname en Palestina worden later kort behandeld. Vanuit de Communistische Partij Nederland (CPN) werden ook veel solidariteitsacties gestart. Beerends noemt zelf later dat de Anti Apartheids Beweging Nederland (AABN), toch niet de minste, zich op de CPN richtte. Voor machts- en veiligheidspolitiek is in het boek niet veel aandacht. Die keuze wordt verder niet gemotiveerd. Zo blijven de Koerden buiten beschouwing en krijgt de Hoorn van Afrika met oorlogen in Ethiopië en Eritrea – en bijbehorende comités – geen aandacht. Wél Zuid-Afrika, Latijns-Amerika en het onvermijdelijke Vietnam.

Geweld

De Filipijnengroep Nederland lijkt buiten de boot van de serieus te nemen solidariteitsorganisaties te vallen, omdat het de gewapende strijd door de New Peoples Army, de gewapende tak van de strijd tegen het Marcos regime, goedkeurde: ‘de groep werd met wantrouwen bekeken.’ Waarom dat dan niet het geval was bij Umkhonto we Sizwe, de gewapende tak van het ANC, wordt niet toegelicht.

Ook de Sandinisten in Nicaragua, die het Somoza-regime gewapenderhand omver wierpen, vormden toch een breed gesteunde groepering. Vreemd overigens dat Beerends hier niet de de Contra’s noemt die de Sandinistische revolutie de nek om wilden draaien. Het lijkt erop alsof hij moeite heeft met geweld en rechtse ideologieën, die tegen zijn opvattingen over de derde wereld ingaan (hierover later meer).

Beerends constateert dat, ondanks sterke acties in Nederland en andere Europese landen, het tot 1989 zou duren alvorens het regime-Pinochet in Chili zou verdwijnen. De vraag hoe dat komt wordt helaas niet gesteld. Hoe belangrijk zijn die acties geweest bij het verdrijven van het regime? Wat voor acties zijn zinvol? Moet hierbij de nadruk liggen op binnenlandse organisatie van vakbonden en politieke organisaties? Draait het bij een verandering om de middenklasse, de armen, iedereen?

En: Kunnen we meer doen dan nationale of Europese voorwaarden zo maken dat die de gewenste hervorming of revolutie mogelijk maken? Wat betekende de door de VS gesteunde coup in Chili voor hervormingsgezinden? Bepalen wij wat we doen, of overleggen we met partners in de betreffende landen over de te volgen strategieën? Dit soort discussies, die in de derdewereldbeweging volop gevoerd werden, komen in het boek helaas niet aan de orde.

Golfoorlog

Volgens Beerends is het veelzeggend dat er in 1989 geen Panama-comité werd opgericht. Waar het daarbij om draaide, legt hij niet uit. Niets over de omvang en het doel van de interventie door de VS, die het land binnenviel om president Noriega, een drugsbaron, te grazen te nemen. Het was een beperkte en korte militaire actie, gericht tegen een man waar je geen sympathie voor kon opbrengen. Dat dit onderdeel uitmaakte van een Amerikaanse militaire politiek na de val van Muur, was voer voor specialisten. Een aantal daarvan demonstreerde weliswaar bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag, maar het was misschien minder een issue om een comité voor in het leven te roepen.

In 1990 werd wel het Komitee Anti Golf Oorlog (KAGO) opgericht. (1) dat veel plaatselijke afdelingen zou krijgen. Het werd gevormd door de linkse en progressieve vredesbeweging, kleine partijen en Marokkaanse en Turkse organisaties. Vanuit dit KAGO werd met grote vasthoudendheid en uiteindelijk met succes uitbreiding gezocht in de vorm van GroenLinks, SP, IKV en Vrouwen voor Vrede.

Het KAGO organiseerde voor het eerst sinds jaren demonstraties waaraan tot 15.000 mensen deelnamen. Het formuleerde een antwoord op de vraag: wie steun je als er geen bondgenoot lijkt te zijn? Geen Saddam en geen Westerse interventie; steun aan de verschillende bevolkingsgroepen betekent geen oorlog, maar zelfbeschikkingsrecht, zo luidde het standpunt.

Maar het KAGO is blijkbaar geheel aan Beerends voorbij gegaan. ‘De Golfoorlog bracht in Nederland weinig mensen op de been. Zowel de vredes- als derdewereldbeweging hielden zich stil. Hier en daar zag je een bord met de kreet ‘Geen bloed voor olie’, maar daar hield het wel mee op. De derdewereldbeweging en ook de vredesbeweging leken aangeslagen.’

Kruisraketten

Aan de hand van Quaker en ethicus John Swomley tekent Beerends zijn visie op veranderingsprocessen. Zo’n proces begint met een heftige en vaak agressieve confrontatie tussen actievoerders en het wettig gezag en felle discussies tussen voor- en tegenstanders. Door die discussie ontstaat vervolgens een gematigde groep die het eens is met de actievoerders, maar hun methoden afwijst.

De gematigde groep ontwikkelt een methode waaraan veel mensen kunnen deelnemen. De radicale activisten worden vervolgens uitgemaakt voor fanatici. ‘Zij doen er verstandig aan daar niet tegenin te gaan en stilletjes van het toneel te verdwijnen.’ De voorspelling dat de radicalen het veld zouden ruimen voor gematigden kwam rond Vietnam uit, stelt Beerends, die dit lijkt aan te voeren om Swomley’s visie te onderstrepen.

Daar valt tegen in te brengen dat de gematigde beweging niet alleen in vorm, maar ook in inhoud vaak verwaterde standpunten in zou gaan nemen. De beweging tegen kernwapens in Nederland is daar een mooi voorbeeld van. Het protest bracht een half miljoen mensen op de been, in heel het land werden plaatselijke groepen opgericht, op zoek naar actiemethoden om hun bezorgdheid om te zetten in daden.

Een laatste actie was echter het weinig confronterende en arbeidsintensieve huis-aan-huis inzamelen van handtekeningen tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland (waarmee de actie al was versmald tot een specifiek kernwapen, terwijl er meer kernwapens in dit land aanwezig waren). Er werden uiteindelijk 4,2 miljoen handtekeningen opgehaald (een half miljoen kwam te laat om aan te bieden aan premier Lubbers). De 50.000 die getuigen waren van het aanbieden, keerden de premier de rug toe omdat ze geen geloof hadden in zijn politiek.

Vervolgens werd door de organisatie (Komitee Kruisraketten Nee) niet gedebatteerd over methoden om te komen tot totale kernontwapening, het geloof in eigen kunnen en kracht te vergroten en verbreding van de strijd te zoeken. Nee, de discussie ging over de vraag of het ethisch correct was om de premier de rug toe te keren.

De vredesbeweging zou kort daarop, en ruim voordat bekend was dat de raketten niet geplaatst zouden worden, komen te overlijden. Het was juist beter geweest indien de radicalen hun poot stijf hadden gehouden en beter georganiseerd hadden gepoogd de grootste naoorlogse solidariteitsbeweging een verdiepte en bredere agenda te laten volgen.

Neoliberalisme

De teloorgang van de derde wereldbeweging in de jaren ’80 werd volgens Beerends mede veroorzaakt doordat mensen zich op grote schaal zijn gaan inzetten voor de vredesbeweging. Dat lijkt nogal onwaarschijnlijk. Veel landencomités verdwenen juist vrijwel gelijktijdig met de vredesbeweging, aan het eind van de jaren ’80. Al hield juist een groot deel van die derde wereldbeweging het – al dan niet in afgeslankte vorm – juist wat langer vol.

De economie trok aan, veel voorheen werkloze jongeren vonden een baan (veel mensen hadden politiek werk verzet als vrijwilliger met een uitkering) en het ideologische klimaat was na een half decennium Lubbers fors veranderd. Wat wel waar is, is dat de derde wereldbeweging binnen de vredesbeweging geen voet aan de grond kreeg met een discussie over de samenhang tussen militarisme en onderontwikkeling, en de kwalijke rol van westerse landen daarin. Het zou een mooie opmaat zijn geweest naar een analyse van de rol van het neoliberalisme.

Het boek van Beerends lijkt bijna geheel losgezongen van een economische analyse, wat merkwaardig is bij een beschrijving van een beweging die armoedebestrijding als kerndoel heeft. De meest inhoudelijke opmerking over economie komt naar voren aan de hand van de Nederlandse econoom Tinbergen, die in een door de Verenigde Naties overgenomen rapport stelde ‘dat landen hun tariefmuren moesten verlagen of afschaffen, dat arme landen tariefmuren konden instellen ter bevordering van de eigen industrie, dat rijke landen zich moesten concentreren op arbeidsintensieve productie.’

Het is een idee dat de afgelopen decennia flink werd ondergraven. Momenteel worden er microkredieten verstrekt aan individuele ondernemers in lokale ateliers. De noodzaak tot verandering van economische structuren en machtsverhoudingen krijgt nauwelijks de aandacht die het verdient.

Andersglobaliseren

Consumentenboycots hebben veelal grote invloed. Niet onterecht haalt Beerends de Schone Kleren Kampagne als voorbeeld naar voren. Het is een organisatie die krachtig duidelijk maakt hoe onze goedkope kleren samenhangen met een gebrek aan rechten van arbeiders in de producerende landen. De organisatie pleit dan ook voor steun aan vakbonden.

Eind jaren ’90 steekt een nieuwe politieke beweging tegen het neoliberalisme en ongebreidelde globalisering de kop. Je kan de start van die beweging zien in de vorm van de protesten tegen het Multilateral Agreement on Investments (MAI) waar binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aan werd gewerkt. Beerends ziet die protesten deel uitmaken van de dan toch écht overleden kraakbeweging en het solidariteitsfonds XminY.

Maar het succes van de beweging lag veel breder en vooral veel internationaler. Door het protest werd het akkoord uiteindelijk tegengehouden. Het leverde de anti-globaliseringsbeweging veel krediet en zelfvertrouwen op, dat zich voor het eerst uitbetaalde tijdens de Battle of Seattle in november 1999. Het was de start van de krachtige protestbeweging rond topconferenties van WTO, Wereldbank en NAVO. Deze beweging ging met nieuw elan de 21e eeuw in.

Beerends begint het deel van zijn boek over het huidige millennium optimistisch. De Verenigde Naties formuleerden de Millenniumdoelstellingen (MDG’s) gericht op het halveren van de armoede in 2015. Organisaties als Coolpolitics en Lokaalmondiaal betrokken veel mensen, waaronder jongeren. Beide organisaties timmeren ook vandaag nog aan de weg. In Porto Alegre in Brazilië werd het eerste internationale Sociale Forum gehouden, waarmee de andersglobalisten ook een platform kregen.

Dan volgt er een tegenslag. Door de aanslagen op het World Trade Center door Al Qaïda in New York en in Nederland op Pim Fortuyn en Theo van Gogh sloeg de stemming om. ‘De VS, teleurgesteld dat zij, ondanks alle bombardementen in Afghanistan, niet in staat bleek Al Qaïda en haar leider Osama Bin Laden uit te schakelen, richtte haar oog op Irak.’

Het staat er echt. De neoconservatieve activistische regering van de VS was teleurgesteld. Wederom laat Beerends zijn moeilijke verstandhouding met oorlog en machtspolitiek zien. Hoe kan het hem zijn ontgaan dat de regering Bush niets liever wilde dan optrekken tegen Irak? Dat was geen noodsprong uit frustratie, maar een lang gekoesterde wens.

De bijeenkomsten van de andersglobalisten gingen echter door. Ze worden nog steeds druk bezocht, maar ’tot ergernis van radicale activisten namen gevestigde organisaties de boel over. Zij streefden niet, zoals andersglobalisten, naar een totaal andere wereld, maar zagen meer heil in een poging de bestaande kapitalistische wereld te hervormen.’

Zo simpel en zwart-wit gesteld is de tegenstelling tussen radicalen en hervormers niet. Beerends onderstreept er zijn Swomley-visie mee, maar de coalities tussen radicalen en hervormers zijn er tot op de dag van vandaag. Er is meer mogelijk dan Beerends hier suggereert. ‘Een andere wereld is mogelijk’, ook in samenwerking tussen mensen met verdergaande eisen en hervormers, die overigens ook radicalere en minder vergaande eisen kunnen hebben. Het is een gemaakt onderscheid dat schaadt, niet verbindt.

Een blik op de resultaten van de MDG’s stemt ook al niet vrolijk. Van alle arme landen hebben alleen de Maladiven in 2013, twee jaar voor de deadline, de doelstellingen gehaald. Het grootste deel zit nog niet op de helft. In ruim veertig landen kachelt de situatie juist achteruit. De rijke landen hebben momenteel ook andere prioriteiten dan de nood van de allerarmsten. Het boek lijkt onverwacht negatief te eindigen: ‘De andere wereld waar de andersglobalisten jaren voor gedemonstreerd hadden, bleek niet haalbaar. Ook de hervormingen waarvoor de gevestigde derde wereldorganisaties hadden geijverd, waren verder weg dan ooit.’

IJsbergen

‘Is een andere wereld mogelijk?’, luidt de titel van het laatste hoofdstuk. Je hoopt dan een spoorboekje te lezen dat je van A naar B of liever nog C brengt. Beerends is geen spoormachinist, maar de kapitein van de Titanic. Hij gaat uit van het gegeven dat ‘in wezen het neoliberale concept van de vrije markt failliet’ is. Hij ontkent daarmee de neoliberale ijsbergen. Zijn eigen gelijk wordt een onkwetsbaar passagiersschip.

Helaas komen er steeds meer ijsbergen voor. Het neoliberalisme is geen halt toegeroepen. Het falen ervan wordt niet gevolgd door verwerping van het economische systeem, maar door neoliberale concepten nog dogmatischer toe te passen. Philip Mirowski wijdt zelfs een heel boek aan deze onwezenlijke werkelijkheid. Hij vraagt zich af hoe dit kan en geeft een eerste aanzet tot een antwoord. (2) Het ontkennen van de kracht van de neoliberale ideologie zal het gevaar ervan voor grote delen van de wereldbevolking niet doen smelten.

Als Beerends schrijft dat ‘de staat als intermediair tegemoet kwam aan de eisen van de georganiseerde arbeidersbeweging en tegelijkertijd rekening hield met de lange termijn belangen van bedrijven’, dan klinkt dit sympathieker dan het in werkelijkheid was. De staat werd gedwongen de arbeiders meer ruimte in de samenleving te geven. Dat is een kwestie van strijd die er soms hard aan toeging. Beide partijen bleken daar belang bij te hebben, voor zolang het duurde. De arbeider werd afgekocht met inkomen en pas kort geleden kwam er een einde aan dat systeem.

De verdeling van kapitaal is steeds meer in het voordeel van de rijken. Beerends heeft een positief verhaal: ‘Wereldwijd zijn topmensen uit het bedrijfsleven en de politiek aan het nadenken over economische werkwijzen en modellen die duurzaam zijn, die gericht zijn op het verminderen van mondiale armoede en die tegelijkertijd oog hebben voor het belang van ondernemingen. In feite zoeken ze naar een internationale vorm van het Rijnlandse verzorgingsmodel.’

Andere wereld

Het spoorboekje volgt dan alsnog. Een andere wereld is noodzakelijk en mogelijk. Immers: niet alleen de top van het bedrijfsleven ziet dit, ook steeds meer arme landen en minder bedeelden in de westerse landen gaan de strijd aan met de machtigen in het Westen. En tenslotte constateert hij dat de bevolking in Europa en daarbuiten een duurzame productie en het opheffen van armoede wenst. ‘De invloed van actieve derde wereld-, milieu- en vakbondsorganisaties leidt tot politieke druk op regeringen en bedrijfsleven om structurele maatregelen te nemen die wereldwijd een meer rechtvaardige verdeling mogelijk maken.’

Dit alles komt op mij over als het eeuwige optimisme van een Trotskist, maar wel zonder een maatschappij-analyse. Beerends kijkt niet naar de werkelijke ontwikkelingen als het gaat om de verdeling in Oost, West en Zuid. Hij wil zo graag dat het beter wordt en ziet zozeer zijn eigenlijk gelijk dat hij vergeet dat politiek belangenstrijd behelst. Bedrijven dienen een eigen belang. Soms gaat dat samen met een maatschappelijk belang, maar dat is geen vaststaand gegeven.

De OECD stelt dat de inkomensongelijkheid al jaren toeneemt, in Nederland gaat het ook de verkeerde kant op. Bovendien gaat er geen dag voorbij zonder dat er wordt gepleit voor een kleinere overheid en minder belastingen (juist de factoren die nog enigszins een rem kunnen zijn op de groeiende kloof).

Voor een rechtvaardiger wereld dient niet alleen het positieve van solidariteitsorganisaties te worden omarmd, maar ook het negatieve te worden benoemd om dit laatste te kunnen bestrijden. Gematigden en radicalen zullen hierbij samen moeten werken. De derde wereldbeweging kent als geen ander de verhalen die dit onderstrepen. Het boek van Beerends levert een bescheiden bijdrage aan dit inzicht.

Martin Broek
Geschreven voor ravage-webzine.nl/

 Noten:
1. Zie bijvoorbeeld Een streep in het zand, waarin een beschrijving van de acties tegen de oorlog (Amsterdam: AMOK/Ravijn, 1991).
2. Never let a serious crisis go to waste, Philip Mirowski (Londen: Verso, 2013)

Auteur Hans Beerends
ISBN 9789460222580
Taal Nederlands
Bindwijze Paperback
Pagina’s 112 pagina’s
Verschenen 2013
Prijs € 15.00