De Industrie Van De Terreur – Over De Oorsprong Van Het Nazisme. (Fascisme VI)
Het is al jaren geleden dat de Italiaanse historicus Enzo Traverso zijn boek schreef over nazi-geweld en de Europese wortels ervan in de 19de eeuw. Het verscheen in 2002 (in het Frans) en het werd onder meer besproken door Sylvain Métafiot in november 2017 op de Franse site Le Comptoir (zie Online).
Het is al jaren geleden dat de Italiaanse historicus Enzo Traverso zijn boek schreef over nazi-geweld en de Europese wortels ervan in de 19de eeuw. Het verscheen in 2002 (in het Frans) en het werd onder meer besproken door Sylvain Métafiot in november 2017 op de Franse site Le Comptoir (zie Online). Tot nu toe ben ik in deze serie aan het nazisme voorbijgegaan om een reden die ik in het eerste deel gaf. Het verloop van de serie was de volgende.
Door de opkomst van extreemrechts werden de fascistische trekken daarbinnen steeds herkenbaarder. Zo we zagen dit in deel 1 (over de ‘staatsgedachte’, zie Online) van deze serie terug evenals in deel 2 (over maatschappelijke verandering, zie Online). Over deze verschijnselen liet ik Enzo Traverso meedenken in deel 3 (zie Online).
Dit betekent niet dat het nazisme überhaupt uit het zicht gehouden mag worden. De hierboven genoemde bespreking van het boek van Enzo Traverso, getiteld La violence nazie, Une généalogie européenne (2002) (Nazi-geweld – Een Europese afstamming), levert een goede gelegenheid om op het nazisme in te gaan. Het maakt bijvoorbeeld ook de samenhang duidelijk tussen kapitalisme en nazisme. In dat geval is het een vervolg op deel 5 van de serie, dat over ‘fascisme en grootkapitaal’ ging (zie Online).
Wie de serie als brochure wil uitgeven, laat mij dat even weten.
Hier volgt de bespreking, door mij uit het Frans vertaald, van Sylvain Métafiot van Traverso’s boek. [ThH]
Sylvain Métafiot: ‘Het genocidale geweld van het nazisme is sinds de 19e eeuw verankerd in de geschiedenis van het Westen, bestaande uit: het industriële kapitalisme, het kolonialisme, het imperialisme, de eugenetica, het sociaal-darwinisme en de opkomst van wetenschap en moderne technieken. Dit is de stelling van Enzo Traverso, een historicus gespecialiseerd in de politieke en intellectuele geschiedenis van de 20e eeuw, die de Europese genealogie van de uitroeiingsonderneming van het Derde Rijk uiteen pluist.
Nadat Hannah Arendt (1906-1975) in The Origins of Totalitarianism (1951; in het Nederlands vertaald) de verbanden heeft aangetoond die het nazisme verbinden met het racisme en het imperialisme van de eeuw van industriële revoluties, bevestigt Enzo Traverso dat het bijzondere ervan ligt in ‘de synthese van een reeks denkwijzen, overheersing en uitroeiing, diep gegrift in de westerse geschiedenis’. In zijn boek analyseert hij de manier waarop de nazi’s, hoewel ze het politieke liberalisme diep haatten, de industriële en technische vooruitgang, het monopolie op staatsgeweld en de rationalisatie van overheersingspraktijken, allemaal geërfd uit de 19e eeuw, gebruikten om uitvoering te geven aan de uitroeiing van een deel van de mensheid.
Historici als Ernst Nolte, François Furet en Daniel Goldhagen hebben respectievelijk aangetoond dat het nationaalsocialisme een contrarevolutionaire beweging was die zich verzette tegen het bolsjewisme, dat het fascisme (maar ook het communisme) het politiek liberalisme bestreed, en dat genocide van joden het resultaat was van antisemitisme met uitgesproken Duits accent. De oorsprong van het nazisme beperkt zich echter niet tot de anti-Verlichting, de ‘völkische’ ideologie en het racistische antisemitisme.
Het betreft een ongekende historische singulariteit omdat het werd opgevat als het ultieme doel van ‘een biologische hermodellering van de mensheid’ (‘De nazi’s hadden besloten wie deze planeet wel en wie niet mocht bewonen’, Hannah Arendt, Eichmann in Jeruzalem). De nazi moordmachine vormt de consequentie van de mechanische verankering van vier grote raderen van de ontmenselijking van de westerse wereld. Die raderen zijn: (a) de guillotine, (b) de gevangenis, (c) de fabriek, (d) de rationele bureaucratie (of ook: het rationele management, het rationele bestuur).’ Sylvain Métafiot levert aan de hand van Traverso voor elk van deze raderen de volgende samenvattingen.
De guillotine
De komst van de guillotine aan het einde van de 18e eeuw, aanvankelijk opgevat als de overwinning van filosofen op de onmenselijkheid van marteling, was een essentiële stap in het proces van in serie uitvoeren (serialisatie) van moordmethoden. De Franse dichter, historicus en staatsman Alphonse de Lamartine (1790-1869) merkte op dat ‘de moord wordt uitgevoerd door een zielloos instrument en niet langer door een mens. Het was pijn en tijd onderdrukt in het gevoel van dood’. De guillotine is de industriële revolutie die het terrein van de doodstraf betreedt: een technisch proces van ketenmoord, onpersoonlijk, efficiënt, stil en snel.
Kortom, de ontmenselijking van de dood. Nadat ze uit het menselijk ras waren gedeclasseerd, werd begonnen mensen als dieren af te slachten. De moord vindt plaats zonder onderwerp. ‘Deze geserialiseerde dood zal later worden bezield door een stil en anoniem leger van kleine functionarissen van de banaliteit van het kwaad’, zegt Traverso.
Het nazisme zal vorm krijgen in de mix van anti-Verlichtingsnihilisme en moderne technologie. De gaskamers zullen de toepassing van dit principe zijn in het tijdperk van het industriële kapitalisme. Met de technische ontmenselijking van de dood zullen de meest onmenselijke misdaden worden tot misdaden ‘zonder mensen’.
[Hier wordt bevestigd wat de befaamde Oostenrijkse taalwetenschapper en historicus van het anarchisme, Max Nettlau (1865-1944), bespreekt betreffende de gang van zaken gedurende de Franse Revolutie (begonnen in 1789). Hij merkt over het guillotineren op – dat toen op grote schaal uitgevoerd werd: ‘Het vertolken van een eigen mening zei weinig in die tijd, omdat de guillotine boven iedereen zweefde’. ‘Een autoritaire revolutie kan geen ander schouwspel bieden: ze moethaar tegenstanders vernietigen, – ze moet ook zelf in despotisme eindigen’. Nettlau citeert vervolgens nog een brief uit juli 1854 van Proudhon, die over de neo-Jakobijnen spreekt, ‘die zich het genoegen gunnen met guillotineren te beginnen van (..) en andere anarchisten en atheïsten’. Max Nettlau, Geschichte der Anarchie, (1925), Deel I, Glashütten im Taunus, 1972, p. 64-65; thh.]
De gevangenis
Het beginsel van opsluiting wordt in westerse samenlevingen met verbetenheid uitgevoerd. Dat verloopt via allerlei instituties, zoals gevangenissen, kazernes en fabrieken en verdeelmechanismen. Zo is er de discipline van de tijd en het lichaam, de rationele verdeeldheid, de mechanisatie van het werk, de sociale hiërarchie en de onderwerping van wezens aan machines. Het alziende instituut, het panopticum (architectonisch terug te vinden in wat in het Nederlands ‘koepelgevangenis’ heet) van de Engelse filosoof en jurist Jérémy Bentham (1748-1832) was bedoeld als plaats voor de productie en training van lichaam en geest. De vergeldende opvatting van rechtvaardigheid en de utilitaire visie op het gevangeniswezen, zoals verdedigd door de filosofen van de Verlichting, maakten vervolgens plaats voor een nieuwe visie op de gevangenis als een plaats van lijden en vervreemding. Gevangenisarbeid werd niet langer opgevat als een bron van winst, maar als straf en martelmethode.
Zo zijn de gevangenissen van het begin van de 19e eeuw, waar werk verstoken was van productieve doeleinden, ontworpen met het exclusieve doel van vervolging en vernedering, de voorouders van het moderne concentratiekampsysteem. Volgens Primo Levi was het werk in Auschwitz ‘een mythische en Danteske kwelling van lichaam en geest’, waarvan het enige doel de bevestiging van de totalitaire overheersing was. Er bestaat een substantieel verschil tussen de doeleinden van de gevangenis en het nazi-systeem: training aan de ene kant, vernietiging aan de andere kant. Men ging ‘van menselijk werk naar het werk van terreur’ (Wolfgang Sofsky). Duitsland is getransformeerd in een modern slavensysteem, een vorm van ‘totalitair monopoliekapitalisme’ (Franz Neumann). Krijgsgevangenen, politieke en raciale gedeporteerden werden onderworpen aan omstandigheden van moderne slavernij, een bepaalde vorm van gebiologiseerd taylorisme [wetenschappelijke bedrijfsvoering, naar de Amerikaanse ingenieur Frederick Taylor (1856-1915); lopende band werk; thh.].
Volgens het tayloristische paradigma was de beroepsbevolking gesegmenteerd en hiërarchisch gebaseerd op de verschillende functies van het productieproces en was, net als bij de slavernij, de vervreemding van de arbeiders totaal.Het nazisme, is een door opnieuw gemodelleerd kapitalisme en volgens racistische principes herzien taylorisme, na het begraven van de waarden van 1789. Het bestaan van de nazi-concentratiekampen werd dus gekenmerkt door een voortdurende spanning tussen werk en uitroeiing. André Sellier, voormalig gedeporteerde en historicus van het Dora-kamp, zei dat de productie van lijken efficiënter was dan die van V2-raketten.
De fabriek
In de tweede helft van de 19e eeuw waren we getuige van de rationalisering van de slachthuizen. De Franse historicus Alain Corbin beschrijft het als de overgang van ‘Dionysische impulsen van traditioneel bloedbad naar het gepasteuriseerde bloedbad van de moderne tijd’. Praten over een slachthuis betekende het vermijden van termen als ‘doden’ of ‘villen’. De Amerikaanse schrijver Upton Sinclair sprak over de slachthuizen in Chicago als ‘de grote slager: de belichaming van de geest van het kapitalisme’. De historicus Henry Friedländer van zijn kant definieerde de nazi-vernietigingskampen als ‘slachthuizen voor mensen’.
Dankzij deze industriële moordprocessen vertoont Auschwitz daarom essentiële verwantschappen met de fabriek, zoals duidelijk blijkt uit de architectuur met zijn schoorstenen, de in symmetrische kolommen opgestelde kazernes en de ligging in het centrum van een industriegebied. Als een tayloristische fabriek werd de taakverdeling gecombineerd met de rationalisering van de tijd. In de vernietigingskampen vond ‘de transformatie van mensen in grondstoffen’ plaats (Günter Anders). Het industriële bloedbad vond niet plaats als het doden van mensen in de traditionele zin van het woord, maar als ‘een productie van lijken’. Met Taylor en de antisemiet Henry Ford vond het nazisme logischerwijs iets dat zowel hun overheersende verlangen (de verdierlijking van de arbeider) als hun gemeenschapsaspiraties (de eenheid tussen werk en kapitaal) kon bevredigen.
Het rationele bestuur
Zoals elk bedrijf had de dodelijke fabriek een rationeel bestuur, gebaseerd op principes van berekening, specialisatie en segmentatie van taken in een reeks deeloperaties, ogenschijnlijk onafhankelijk maar gecoördineerd. De bureaucratie van de ‘Endlösung’ speelde een onvervangbare rol in de genocide op de Europese Joden. Raul Hilberg, de leidende historicus van de vernietiging van de Europese Joden, beschrijft het als volgt: ‘De massa bureaucraten stelde plannen op, ondertekende brieven, stuurde telefoontjes en nam deel aan conferenties. Ze waren in staat een heel volk te vernietigen terwijl ze aan hun bureau zaten’. Verrassend genoeg was de ijver van de bureaucraten voor de ‘eindoplossing’ in de overgrote meerderheid van de gevallen niet te wijten aan hun antisemitisme, maar eerder aan een professionele gewoonte dan aan algemene onverschilligheid.
Mechanische executie, geserialiseerde dood, indirecte moord, ethische machteloosheid van de beul, principe van opsluiting, ontmenselijking van gevangenen, verwelking en discipline van het lichaam, onderwerping aan de hiërarchie… De paradigma’s van de guillotine, de gevangenis, de fabriek en van de bureaucratische rationaliteit vierden haar triomfen in de technologische bloedbaden van de twintigste eeuw en vond haar hoogtepunt in de nazi-vernietigingskampen. De invloed van het individualisme op het begin van de atomisering van het sociale lichaam, de opkomst van de industrialisatie en de ‘onbeperkte vooruitgang in de verovering van de natuur mogelijk gemaakt door de wetenschap’ (Leo Strauss), dat alles wijst dus op de bepalende rol van de moderniteit in de komst van allerlei vormen van totalitarisme.
Het nazisme blijkt, verre van een geïsoleerd Duits fenomeen te zijn, wortels te hebben in de 19e eeuw, in het sociaal darwinisme, in de massamoorden op koloniale veroveringen, in het fordisme en op de slagvelden van de oorlog van 1914. Aldus schetst Enzo Traverso de lijnen van een beschavingscontext waarin het nationaalsocialistische regime en zijn misdaden op aansluiten; lijnen die, achteraf gezien, de technische, ideologische en culturele premissen ervan werden.
Dit is (voorlopig) het laatste deel van de serie Fascisme.
Sylvain Métafiot (Vertaling Thom Holterman; de bespreking van het boek van Enzo Traverso, La violence nazie, Une généalogie européenne, is integraal te lezen op de Franse site Le Comptoir, zie Online).