Ga naar de inhoud

De 360° werknemer. De nieuwe arbeidscultuur en de eindeloze concurrentie

“De 360° werknemer” is een prikkelende titel die het beeld oproept van volledige beschikbaarheid (7/24). Het is ook een spottende verwijzing naar het managementinstrument ‘360° feedback’. Daarmee ‘meten’ Human Resources Managers alle kwaliteiten van de totale persoon met behulp van ‘een cirkel’ beoordelingen uit verschillende hiërarchische posities. In eigen beheer en zo nodig online.

5 min leestijd
360werknerem

(Deze recensie verscheen eerder op de website solidariteit.nl)

Hoewel niet expliciet besproken, maakt dit hoog scorende instrument deel uit van het door drie Tilburgse sociale wetenschappers beschreven psychotechnisch offensief om werk en leven te laten versmelten. Jan Blommaert, Paul Mutsaers en Hans Siebers doen dat in een compact en toegankelijk boekje (133 pagina’s) dat ze voorzien van voorbeelden uit de praktijk van de arbeidsorganisatie. Eén van hun stellingen is dat de neoliberale arbeid ‘wanneer en waar dan ook’ verricht wordt door een gerationaliseerde, zichzelf surveillerende werkkracht. Met als gevolg het einde van de scheiding tussen persoon en functie, tussen arbeidstijd en vrije tijd, tussen werk en privé.

De 360° werknemer

Flexicurity

De drie beginnen met de constatering dat de onzekere werkgelegenheid van de laatste jaren en de daaraan verbonden “buffer van werklozen” het grondrecht op arbeid – zinvolle wel te verstaan! – schendt. In het verlengde daarvan sneuvelen de uit de arbeid afgeleide sociale rechten om plaats te maken voor concurrentie om een flexibele arbeidsplaats en voor privatisering van de arbeidsrisico’s. Terwijl die concurrentie een levenslange, marktconforme (her)scholing vereist, ondermijnt de privatisering de welvaartsstaat, inclusief de tripartiete structuren van overleg en onderhandeling, en daarmee de positie van de vakbeweging. Deze uitwerking van de zogenaamde Lissabon agenda onder de vleugels van de Europese Commissie degradeert de Europese arbeidsmarkt tot “één gigantisch uitzendbureau”. De daar heersende doctrine krijgt de naam ‘flexicurity’, een begrip dat hetzelfde suggereert als de ‘elastische zekering’ van de vroegere, wat louche, huis-aan-huisverkoper.
Het actuele pleidooi voor arbeidsmarktflexibiliteit is tevens een oproep tot werkonzekerheid, de eerste komt neer op ontslagvrijheid, de tweede normaliseert werkloosheid. Wil de ‘business’ volop blijven draaien, zijn beide slechts mogelijk door een eigentijdse vorm van arbeidsdwang: leven om te werken. Dan is het menselijk bestaan ingekort tot ‘resource’, letterlijk ‘grondstof’, voor arbeid.
Daarmee is ‘de 360° werknemer’ geboren, geobjectiveerd en vervolgens te onderzoeken en te beoordelen in al zijn of haar competenties voor de te verrichten arbeid.

Dergelijke arbeidsverhoudingen zijn in de opvattingen van de verkondigers ontdaan van ongelijkheid, uitbuiting, macht en machtsverhoudingen. Voor de schrijvers is dit reden te spreken van gedepolitiseerde arbeid in een gedepolitiseerde economie. Daarbij verwijzen ze naar de stroming van het Nieuw Publiek Management die de publieke sector ‘moderniseert’ volgens de principes van de private sector; “(…) meer en meer domeinen van het leven worden onderworpen aan een radicaal economische, gedepolitiseerde logica”. Stad en land als door de markt bezet gebied, bewoond door onderling concurrerende en risicodragende individuen wier leven naar de arbeid gevormd wordt.

Onzichtbare dwang

Die vorming geschiedt volgens de schrijvers in een programma van psychotechnische methoden dat zich richt op de gedragsverandering tot een ‘360° werknemer’. Daarbij gaat het om methoden als de al genoemde ‘cirkel feedback’, persoonlijke ontwikkelingsplannen, counseling en trainingen in assertiviteit, mentale weerbaarheid en zelfredzaamheid.
Het beoogde, nieuwe gedrag is een ideologische constructie van keuzevrijheid, eigen verantwoordelijkheid, zelfregulering en aangeleerde authenticiteit. Sleutelwoord is ‘employability’: de bereidheid en bekwaamheid een eigen weg op de arbeidsmarkt af te leggen; aanpassend, vernieuwend en professionaliserend. Geïllustreerd aan Het Nieuwe Werken, in het bijzonder de nieuwe thuisarbeid, rust de gewonnen vrijheid op een “geïnternaliseerde discipline, zelfcontrole en zelfcensuur”; samen te vatten als onzichtbare dwang. Het leven buiten de arbeid is afgeschaft, waarmee elk facet van de werkende persoon “binnen het controleveld van de werkgever” komt te liggen; samen te vatten als de kolonisering van de private levenssfeer.

De functionaris maakt dus plaats voor de persoon en de klassieke eisen aan de uitoefening van een functie nemen de vorm aan van persoonskenmerken. Vastgelegd in de zogenaamde competentieprofielen zijn ze bepalend in de selectie, beoordeling en loopbaanontwikkeling. Meer in het algemeen zet deze psychologiserende verschuiving de gereguleerde arbeidsverhoudingen onder druk. Bij voorkeur verdwijnen de hinderlijke CAO en de remmende arbeidsrechten om plaats te maken voor een psychologisch contract vol passages over loyaliteit, ‘commitment’, coaching en na te streven persoonlijke doelen. Wie zich niet voortdurend dynamisch, weerbaar en elastisch toont, verbreekt niet alleen het contract, maar is ongeschikt en eigenlijk niet normaal. Mocht zich hierbij een conflict voordoen, is dat per definitie een psychologische aangelegenheid. Is vervolgens het managementideaal van een vrijwillig vertrek niet te realiseren en ontslag onvermijdelijk, dan eindigt de geneutraliseerde machtsverhouding. De depolitisering van de arbeid blijkt dus schijn en is “in wezen een verregaande repolitisering”.

Herwinnen en bevrijden

Interessant is het tussendoortje dat de schrijvers aan het HRM-jargon wijden. De overwegend Engelstalige begrippen suggereren een internationale, universele deskundigheid en klinken in een Nederlandse vertaling banaal. Al genoemd zijn: commitment, counseling, feedback en flexicurity. Gebruikelijk zijn verder bijvoorbeeld: career, corporate governance, development, high potential, out of the box, outplacement, pay roll, peer review en target. Ze vertegenwoordigen geen argeloze symboliek en pretenderen een objectieve geldigheid. Ook hier toont de depolitisering zich als verhullend politiek jargon.

Hoewel Blommaert, Mutsaers en Siebers de nieuwe arbeidscultuur als een bedreiging van de vakbeweging zien, beperken zij zich tot haar historische deelname aan de ontwikkeling en besturing van de welvaartsstaat. In de afsluitende paragraaf waarin het grondrecht op zinvolle arbeid centraal staat, blijft de bijdrage van de vakbeweging buiten beschouwing. Spijtig, omdat de herontdekking en vernieuwde uitwerking van dat grondrecht die de schrijvers bepleiten, een verrijking zou zijn van het debat over ‘fatsoenlijke arbeid’. Ze noemen daarbij twee urgente activiteiten/doelstellingen.

  1. Herwinnen en uitbreiden van vrije tijd – dat is de tijd die niet in dienst van de arbeid staat, waaronder dus niet de hersteltijd valt. Daarvoor is arbeid nodig en nuttig, maar dan wel “ondergeschikt aan het recht op een menswaardig leven”.
  2. Bevrijden van de arbeid uit de “totalitaire en psychologiserende controle ten dienste van winsten en dividenden”. Alleen dan kan de arbeid in dienst van de mens gesteld worden en is een democratische samenleving een aangelegenheid van ‘vrije mensen’.

 Kort samengevat: van harte aanbevolen!

Jan Blommaert, Paul Mutsaers, Hans Siebers, De 360° werknemer. De nieuwe arbeidscultuur en de eindeloze concurrentie. Berchem (België), 2012. Uitgever EPOE-mail: uitgever at epo.be, web: www.epo.be