Ga naar de inhoud

Cornelius Castoriadis (1922-1997): Ecologie, Politiek en Anti-Kapitalisme

Een van de politiek filosofen en maatschappijcritici bij wie je altijd wel iets tegenkomt, dat tot denken dwingt, is Cornelius Castoriadis. Daarvoor hoef je het niet altijd met hem eens te zijn. Hij heeft een enigszins wonderlijke levensloop. In Turkije geboren, maar opgegroeid in Griekenland, waarna hij zich vestigde in Frankrijk. Hij vormde zich als marxist, tendens trotskisme. Daaraan ontgroeide hij en richtte samen met de Franse filosoof Claude Lefort het sociaal-politico en anti-totalitaire tijdschrift Socialisme of barbarij op (en een politieke groep onder dezelfde naam). In zijn verdere ontwikkeling naderde hij het anarchisme. Er zijn dan ook tot op deze dag anarchisten die hem weten te waarderen. En terecht.

15 min leestijd

(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Wanneer ik mij met Castoriadis ben gaan bezighouden weet ik niet goed meer. Het zal in de tweede helft van de jaren 1970 zijn geweest. Het thema dat als trigger ervoor diende staat mij wel bij: directe democratie. Het onderwerp is hoogst actueel. Daarom is het goed dat de serie boekdelen Écrits politiques 1945-1997, met teksten en brieven van Castoriadis, met twee delen verrijkt is. Het betreft deel VII getiteld Écologie et politique (445 blz.) en deel VIII Sur la dynamique du capitalisme, De l’impérialisme et la guerre (709 blz.). Vooral het zevende deel mag zich in onze aandacht verheugen. Eerst iets meer over Castoriadis persoonlijk. [ThH]

Over Cornelius Castoriadis en zijn denken

Castoriadis studeert in Athene af in de rechten en de politieke en economische wetenschappen. Via een studiebeurs zal hij zich in 1946 in Parijs wetenschappelijk verder bekwamen. In 1948 wordt hij aangenomen als econoom bij het OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development), waar hij tot 1970 werkt. In 1964 meldt hij zich als lid van de Freudiaanse school te Parijs (EFP), opgericht door de Franse psychiater en psychoanalyticus Jacques Lacan. Die school keert hij enkele jaren later de rug toe om zijn opleiding tot psychoanalyticus in een andere groep af te maken. Eveneens geïnteresseerd in filosofisch onderzoek zal hij zich ook daarin scholen. In 1980 wordt hij directeur van de prestigieuze Hogeschool voor sociale wetenschappen (EHESS) te Parijs. Een van de mensen die hij daar tegenkomt is Pierre Rosanvallon (Franse historicus en socioloog, die later hoogleraar aan het Collège de France zal worden). Behalve gekend heeft hij Castoriadis ook aandachtig gelezen. In een vraaggesprek in Le Monde van 18 september 2020 met Rosanvallon, naar aanleiding van het uitkomen van de twee hierboven genoemde delen Écrits politiques, zegt die over hem: ‘Castoriadis, die titaan, die intellectuele reus’.

Rosanvallon bedoelt dit laatste niet in termen van eruditie, maar dat hij alle kennis wilde beheersen en inzetten waarover we kunnen beschikken. ‘Als wij over zelfbestuur spraken, een onderwerp dat wij gemeen hadden, was hij nauwelijks geïnteresseerd in de praktische dimensies ervan. Hij was er vooral op uit om radicaal te denken over het idee autonomie’. ‘Het gaat dan om een radicaliteit van het denken op een manier dat het niet verwordt tot een ideologie of zich verengt tot bezweringsformules. Het is een radicaliteit van een onderzoek dat altijd onaf is, in beweging is’, aldus Rosanvallon. Wie de diverse opgenomen artikelen en debatverslagen in Deel VII leest, krijgt dit onder ogen. Castoriadis stelt vragen en zoekt naar antwoorden om tot de kern van iets te geraken. Hij is permanent aan het ‘uitpeuteren’ en in het deel VII gaat het veelal om kwesties die de ecologie en de ecologische beweging betreffen.

Dat in ons tijdperk zich een en ander afspeelt wat het soort denken van Castoriadis actueel maakt, is ook anderen niet ontgaan, zoals de Belgische libertaire auteur Johny Lenaerts. Enkele maanden geleden leerde ik, dat er mede door hem gewerkt wordt aan een vertaling in het Nederlands van een aantal teksten van Castoriadis, waaronder twee stukken die eveneens voorkomen in het genoemde deel VII. Dit is voor een Castoriadis-bundel, waarop nog geen einddatum zit. Hieronder zal ik zeker ook aandacht schenken aan de bedoelde stukken, want ze behandelen onderwerpen die in het hart zitten van de diverse ‘crisis’, bijvoorbeeld als je het hebt over ‘democratie’ en ‘ecologie’.

Mijn keuze voor Deel VII

Castoriadis is geen systeemdenker of -bouwer geweest. Hij is een doordenker, geïnteresseerd in een (groot) aantal sociale onderwerpen. Dat komt ook in de samenstelling van de twee delen Écrits politiques (VII en VIII) tot uitdrukking. De opzet van beide delen is het bij elkaar plaatsen van thematisch passende teksten. Deel VIII concentreert zich op ‘economie’ en ‘imperialisme’. Op die vlakken ben ik niet competent en zal daarover dan ook zwijgen.

Ik zal mij bezighouden met deel VII. Dat deel was niet van tevoren gepland. Bij de opbouw van de delen die voorafgingen, viel er nogal eens iets aan tekst tussen wal en schip. Dat bleken precies teksten met elementen die de actualiteit raakten. Het totaal van de verzameling bleek genoeg voor een bundel, die zich zou concentreren op ecologie en politiek.

Dit deel groepeert de teksten in drie ‘Afdelingen’. De eerste afdeling bevat teksten die cirkelen rond ecologisch denken waarbij ook het idee ‘techniek’ in het geding komt. In dit geval is het niet vreemd een tekstgedeelte te vinden getiteld ‘Een ontmoeting: Castoriadis en Ellul (1982-1989)’. De tweede afdeling, ‘Correspondentie’, bevat briefwisselingen tussen Castoriadis en bekenden. Daarna volgt een derde afdeling, ‘Aanvullingen’. Hier komt men stukken tegen die onderwerpen bestrijken als directe democratie, institutie, dominantie, autonomie, die een relevantie hebben voor de ecologische kwestie.

In het volgende zal ik ingaan op enkele stukken om een idee te geven hoe Castoriadis in debatten en zijn geschreven teksten te werk gaat. Het confronteert de lezer met een radicaliteit die tot uitersten gaat, maar nimmer een eindpunt markeert. Steeds blijkt een kwestie onaf, want telkens is het mogelijk om een open einde nader te bekijken. Het is alsof hij tegen je zegt: kijk, zo doe je dat…

Ecologische beweging

Techniek, zo lezen we bij Castoriadis in een tekst uit 1973 [VII, p. 63], heeft vanzelfsprekend een enorme impact niet alleen op de concrete mens (als producent en consument), maar ook op de natuur (alarmerende ecologische effecten) en op de maatschappij en zijn organisatie (technocratische ideologie, nachtmerrie of droom van een maatschappij waarop de cybernetica is losgelaten). Het is duidelijk dat Castoriadis, ook al kijkt hij naar één onderwerp onmiddellijk een meervoud van thema’s ziet. Daaraan valt voor het ontwikkelen van een goed begrip niet te ontsnappen. Die verstrengeling van enkelvoudigheid en meervoudigheid springt in het oog. Ik zal dit verduidelijken met behulp van een ander stuk uit Deel VII.

Dat andere stuk betreft interventies van Castoriadis in een debat uit 1980 in de universiteit van Leuven. Dit is later gepubliceerd onder de titel ‘De l’écologie à l’autonomie’ (Van ecologie naar autonomie). In Deel VII is dit opgenomen onder de titel ‘Savoir, Technique et Pouvoir’ (Kennis, techniek en macht; p.121).

Nadat Castoriadis al enige spreektijd gebruikt heeft, verwijst hij naar de ecologische beweging, die met twee kwesties wordt geconfronteerd. De ene kwestie is die van het gezag, dat wil zeggen de objectieve structuren van dominantie. Daar loopt men tegenaan als het gaat om de reconstructie van een autonome samenleving. Dan is er de andere kwestie, die van het schema en de structuur van behoeften en van de manier van leven. Voor die kwestie is enkele eeuwen geleden een antwoord bedacht, een kapitalistisch antwoord. De Franse filosoof en wiskundige, René Descartes (1596-1650) heeft er een programmatisch verklaring voor gegeven: wij moeten ons meester en bezitter maken van de natuur. Deze verklaring van de grote rationalistische filosoof komt terug in de illusie, de gekte, de absurditeit van het kapitalisme. Het kapitalisme als ‘absurd project’ dus. En wat maken wij nu mee? De ecologische beweging wil geen heerser en meester zijn over de natuur. Dat heeft zijn consequenties.

Zo vindt men in die beweging dan ook terug dat de maatschappij helemaal niet zo’n absurd project (gelegen in het kapitalistische antwoord) op zich moet nemen en tegelijk wijst zij de dominantie-structuren af die aan het project inherent zijn. Dat hangt weer samen met het pleidooi voor ‘het andere leven’. Daar waar een andere omgang met de natuur en de wereld voorgestaan wordt, kent men ook andere behoeften. Dus zijn we weer terug bij de vraag, merkt Castoriadis op: ‘Welke leefwijze, welke behoeften?’. Nu is het waar hij wezen wil. De ecologische beweging, zo legt hij uit, is opgekomen als een van de bewegingen die uit is op autonomie van de maatschappij. Het gaat evenwel niet om een enkelvoudige zaak (autonomie), maar om een serie zaken. Let maar op.

In de eerste plaats heb je de autonomie in relatie tot een techno-productief systeem. Dat is onderdeel van de actuele maatschappij. Daarmee is in de tweede plaats gegeven het potentieel ermee samenhangende politieke probleem en ten derde het sociale probleem. Waar doelt hij op?

De ecologische beweging omvat het totaal van het politieke en van het sociale probleem, terwijl het wil vertrekken van een meer beperkte kwestie. Laten we als een soort tegenvoorbeeld een single-issue kwestie nemen, de strijd tegen kernenergie, stelt hij voor. Hoe enkelvoudig is dat? Is anti-kernenergie niet tegelijk anti-elektriciteit? Indien ja, dan moet men dat duidelijk zeggen. Dan ben je ook tegen geluidsinstallaties in een zaal, tegen telefoons, tegen operatiekamers in ziekenhuizen, tegen radio, enz. Als dit niet zo is, dan is het logisch te zoeken naar andere bronnen van energie. Goed, we denken aan ‘duurzame’, hernieuwbare energie, energie afkomstig van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld (wind, zon, enz.).

Bedenk evenwel, zegt Castoriadis, dat de kwestie van hernieuwbare energie ver voorbijgaat aan alleen de kwestie van hernieuwbare energie. Ze impliceert namelijk de totaliteit van de productie. Bovendien houdt ze de totaliteit van de sociale organisatie in. Om te laten beseffen over welke praktisch-oneindige samenhang we spreken, verwijst hij naar een voorbeeld over samenhang dat de Franse wiskundige Philippe Courrège en de ‘Groupe de Bellevue’ eens uitwerkte (1978). Hij spreekt over het ‘project Alter’ (de uitwerking is in pdf te downloaden, Online). Daarbij wordt aangetoond ten aanzien van een kleine regio die zelfvoorzienend wil zijn, dat het verzekeren van hernieuwbare energie een ‘technisch’ en ‘economisch’ plan is, tegelijk immense politieke en sociale problemen oproepend. Kortom, als je alleen het probleem van de energievoorziening aanraakt, wel dan raak je alles aan.

Revolutionaire verandering

Op elk vlak van sociaaleconomische strijd komt men de ‘radicalen’ en de ‘reformisten’ tegen. De laatsten ondersteunen partiële maatregelen, die als waardevol beschouwd worden en zin hebben [een zienswijze terug te vinden in wat wel ‘pragmatisch anarchisme’ heet; thh]. Er wordt iets verbeterd of minder vervuild, maar de multinationals, de staat, de communistische partij, de koning enzovoort, die zijn er niet door opgeruimd. Dit betekent zegt Castoriadis, dat men actueel moet weten dat men objectief een strijd levert met een partieel effect, wat een zekere waarde kan hebben in het geheel. De strijd is dus nog lang niet gestreden. De totaliteit mag dus niet uit het oog verloren worden. Het aller moeilijkste namelijk komt nog.

Het gaat om een probleem dat voor Castoriadis veel dieper ligt, zegt hij tegen zijn Leuvense gehoor. Reeds lang, al vanaf het begin van de periode dat hij met zijn kameraden Socialisme of barbarij begon, werd de kwestie van de mogelijkheid van een radicale, revolutionaire verandering van de maatschappij bestudeerd. ‘Hebben mensen het vermogen en vooral de wil tot zelfbestuur?’. ‘Willen zij echt meester over zichzelf zijn?’. Want, zo zou je zeggen, als ze het echt willen, zou niets hen kunnen beletten. Dat weten we sinds Rosa Luxemburg, sinds Étienne de La Boétie (1530-1563), zelfs sinds de oude Grieken. Maar meer en meer speelde een ander aspect bij hem. Uitgaande van die andere maatschappij, dus van een autonome maatschappij, impliceert niet alleen zelfbestuur, zelf-regering, zelf-institutie, het houdt ook een andere cultuur in, te weten een andere manier van leven, andere oriëntaties van menselijk leven.

Voor Castoriadis heeft bijvoorbeeld socialisme altijd betekent: verwerping van uitbuiting (zoals hij in een debat uit 1976 opwerpt; Deel VII, p. 359). In landen die ‘socialistisch’ heten bestaat evenwel nog steeds uitbuiting van de ene mens door de andere mens. Daarom houdt hij zijn Leuvense gehoor in het kader van de kwestie van de ecologisch beweging en radicale maatschappijverandering ook voor: ‘U zult het met mij eens zijn dat een socialisme met verkeersopstoppingen een absurditeit is en dat de socialistische oplossing van het probleem niet zal zijn de opstoppingen te voorkomen door de Champs-Élysées vier keer breder te maken…’.

Directe democratie

Castoriadis heeft zo een hele omweg gemaakt, van ecologische beweging, haar eisen, welke cumulatie van kwesties die meebrengen, tot hoe die ten diepste tot de kernen van het vraagstuk leiden. En nog was Castoriadis niet klaar. Maar stap ik nu over van de Leuvense gehoorzaal naar een debat ongeveer 15 jaar later gehouden tussen Castoriadis en de academisch geschoolde leden van de Franse vereniging MAUSS (Mouvement Anti-Utilitariste dans les Sciences Sociales). Dit debat daar ontwikkelt zich gelijksoortig. Ik verwijs hiervoor naar een transcriptie ervan opgenomen in Deel VII (p. 415), getiteld ‘Universalisme en democratie’.

Het debat ontspint zich vanuit Castoriadis’ stellige visie: democratie is een regiem. Hij gaat hiermee onder meer in tegen de Duitse filosoof Jürgen Habermas (VII, p. 430). Castoriadis spreekt over een regiem dat rechten en een habeas corpus kent (garanderen van individuele vrijheid en voorkomen van willekeurige vrijheidsbeneming), waar sprake is van directe democratie en waar de verandering van sociale en economische voorwaarden de deelname van burgers in het bestuur mogelijk maakt. Dat is waar hij altijd vanuit heeft gedacht sinds Socialisme of barbarij (S. ou B.). In dat tijdschrift komt men de tekst van hem tegen ‘Over de inhoud van het socialisme’ (S. ou B., nr. 22, 1957; te downloaden in de uitgave 10/18: Online). 

Waarom komt hij hiermee aan, zo legt hij het MAUSS-gezelschap voor. Omdat het absurd is te spreken over een regiem, over een maatschappij die zichzelf instelt, als er niet alreeds sprake is van aanwezige vormen, die een zelf-institutie toestaan. Dit wil bijvoorbeeld zeggen, dat er de vrijheid en de mogelijkheid is voor burgers deel te nemen aan die instelling. Zo wil hij ook aangeven waarom representatieve democratie geen democratie is en wijzen op het argument dat eind 18de eeuw ervoor werd gevonden: de mensen zijn niet geïnteresseerd in het bestuur van publieke kwesties, maar zijn vooral uit op garantie van hun wensen tot behoeftebevrediging. Daarbij komt dat het grootste deel van de bevolking (de arbeidersklasse) een levensmanier kende, die maakte dat zij niet de tijd had om zich met publieke kwesties bezig te houden. Waarna zich stapsgewijs een discussie afspeelt op een manier zoals we die ook in Leuven tegenkwamen.

Ecologie, ga eens kijken…

Naast deze twee debat-stukken treft men enkele teksten in Deel VII aan die expliciet over ecologie als kwestie gaan, zoals ‘L’Écologie contre les marchands’ (Ecologie tegen de handelaren, 1992; p.187). Ecologie is subversief schrijft hij daar, want zij zet het kapitalisme dat de wereld overheerst, op losse schreven. De ecologie wijst het centrale motief af dat het ons lot is zonder ophouden de productie en de consumptie te verhogen. Zij toont de catastrofale impact aan van de kapitalistische logica. Deze logica is absurd in zichzelf en leidt tot een fysieke onmogelijkheid op het niveau van de planeet, omdat zij drijft tot vernietiging van haar eigen vooronderonderstellingen.

In een ander opgenomen stuk, ‘La force révolutionnaire de l’écologie’ (De revolutionaire kracht van de ecologie, 1992; p. 191), komt men dezelfde ecologische kwestie tegen als reeds beschreven. Daarom voegt Castoriadis de opmerking toe: ‘Als de wetenschappelijke discussies vervelen, hoeft u slechts de stranden te bekijken, of de lucht in te ademen van grote steden’. [Nu zou men in Nederland kunnen zeggen: ‘Ga eens kijken op de Veluwe’, waar ‘van vogels tot eikenbos de stikstof het leven aldaar nekt’, Online; thh.]. Dan begrijpt u waarover het gaat.

Overigens gaat Castoriadis onvermoeid verder: ‘De ecologie is wezenlijk politiek, ze is niet ‘wetenschappelijk’. De wetenschap is niet in staat, in de hoedanigheid van wetenschap, zijn eigen grenzen of doelstellingen te bepalen’. Die worden van buitenaf aangereikt, het politieke moment. En laten we niet vergeten, merkt Castoriadis nog op: ‘Geen enkele natuurlijke catastrofe vindt zijn gelijke in de catastrofes, de slachtingen, de holocausten door de mensen, tegen de mens veroorzaakt’.

Ecologie en politiek. Een boek om te bestuderen. Om de eigen gedachten te scherpen.

Thom Holterman

Castoriadis, Cornelius, Écologie et politiquesuivi de Correspondances et compléments, Écrits politiques 1945-1997, VII, Éditions du Sandre, Saint-Loup-de-Naud, 445 blz., prijs 28 euro.

Castoriadis, Cornelius, Sur la dynamique du capitalisme et autres textes, suivi de l’impérialisme et la guerreÉcrits politiques 1945-1997, VIII, Éditions du Sandre, Saint-Loup-de-Naud, 709 blz., prijs 38 euro.