Ga naar de inhoud

Geld: de ongeautoriseerde biografie

Macro-econoom en obligatiebelegger Felix Martin is erin geslaagd een goed leesbaar boek te schrijven over de ontstaansgeschiedenis en de werking van geld. Op een toegankelijke wijze legt hij uit wat geld is, waar de standaard economische theorie fout zit en wat er dient te veranderen in ons denken over en de inrichting van geld. Belangrijkste boodschap: Geld is geen ding, maar een systeem van kredieten dat moet worden aangestuurd in het belang van de samenleving als geheel.

6 min leestijd

(bron: weblog mjvdl)

Martin gebruikt de term de ongeautoriseerde biografie, omdat hij veel aandacht schenkt aan alternatieve denkers met een alternatieve kijk op geld. De kern van deze alternatieve kijk is als volgt samen te vatten. Geld is krediet; geld is dus niet enkel een ruilmiddel, maar een uit drie fundamentele elementen bestaande sociale technologie. Het eerste element is een abstracte eenheid van waarde waarin geld wordt gedenomineerd. Het tweede is een systeem van rekeningen dat de onderlinge verhoudingen van schulden en tegoeden bijhoudt als personen en bedrijven met elkaar handelen. Het derde element is de mogelijkheid dat de oorspronkelijke crediteur in een relatie de betaalverplichting van de schuldenaar aan een derde partij kan overdragen ter afbetaling van een ongerelateerde schuld. Dit derde element is van cruciaal belang. Martin legt uit dat al het geld krediet is, maar niet al het krediet geld is. Het is de mogelijkheid van overdracht die het verschil bepaalt. Een schuldbekentenis die nooit meer wordt dan een contract tussen twee personen is niets meer dan een lening. Geld is dus niet zomaar krediet: het is overdraagbaar krediet. Volgens Martin is deze innovatie – de overdraagbaarheid van kredieten – een cruciale ontwikkeling in de geschiedenis van geld. Het is juist dit aspect, en niet de progressie vanuit mythische situatie van ruilhandel die volgens Martin nooit op enigszins relevante schaal heeft bestaan, dat historisch gezien maatschappijen en economieën heeft  getransformeerd.

Martin benadrukt dat het van groot belang is dat geld wordt uitgegeven door instanties die het publiek kredietwaardig acht, en dat in brede kring het geloof dient te bestaan dat derden bereid zijn de schuldbewijzen van deze geldverstrekkers aan te nemen. Op een boeiende manier legt Martin vervolgens uit hoe de macht en het denken over geldschepping zich de afgelopen eeuwen heeft ontwikkeld. Een denklijn zag geld als het eigendom van de heerser, een andere denklijn stelde dat de uitgifte van geld een essentiële publieke dienst en het gebruik van geld door de gemeenschap de werkelijke waarde is. Martin laat zien dat met de oprichting van de Bank of England in 1694 er een hybride systeem is ontstaan dat vandaag de dag nog altijd het onwrikbare fundament van de moderne monetaire wereld is. Nog steeds hebben nagenoeg alle landen publiek-private monetaire systemen waarbinnen de productie en het beheer van geld vrijwel exclusief aan private banken zijn toevertrouwd, maar het staatsgeld het instrument van uiteindelijke vereffening is. Binnen dit systeem is contant geld niet meer dan een symbool van een krediet op de staat (voorheen de vorst) en bestaat het overgrote merendeel van het geld in circulatie uit kredietbalansen op rekeningen van private banken.

Een van de sterkste stukken van dit boek gaat over de Walter Bagehot (1826 – 1877). Martin legt uit hoe deze Britse journalist en essayist, die sinds de crisis inhoog tempo aan populariteit, in de 19e eeuw brak met de intellectuele ketenen van de klassieke school door de praktische kant van de werking van geld in de echte wereld te analyseren. Deze quote van John Stuart Mill (Principles of Political Economy 1848) typeert het denken van de klassieke school :

 “Er kan in de economie van een samenleving, met andere woorden, niets intrinsieks onbeduidender zijn dan geld.”

 Bagehot zag dit totaal en onderscheidde zich op een tweetal aspecten van de klassieke economen. De eerste was dat Bagehot’s economie expliciet uitging van geld, bankieren en financiering – dit zag Bagehot als de aansturende technologie van het moderne economisch systeem. De tweede was dat Bagehot erop aandrong dat theorieën werden gebaseerd op de realiteit van de monetaire economie en niet andersom. Hij stelde bijvoorbeeld dat handel in de praktijk voornamelijk wordt gedreven met geleend geld. Dat was in de 19e eeuw zo en is nu niet anders. Dit betekent dat geld in essentie overdraagbaar krediet is en dus niet gezien kan worden als een grondstof die uitgewisseld wordt zoals de klassieke economen beweerden en nu vreemd genoeg nog steeds soms wordt beweerd.

Martin veegt in de laatste hoofdstukken de vloer aan met het beleid van centrale banken en overheden in westerse landen. Hij stelt dat de staat het sinds de crisis heeft opgenomen voor banken:

“Banken behielden [na de crisis] uiteraard het privilege overheidsgeld te mogen uitgeven – en de centrale bank stond klaar om de liquiditeit van de bank in tijden van nood te garanderen. Maar de overheid ontving in ruil daarvoor in het geheel geen kredietsteun, het was de overheid die uiteindelijk het krediet van de banken steunde. De banken – hun werknemers, hun obligatiehouders en hun rekeninghouders – kregen zowel liquiditeits- als kredietsteun. De overheid – dat wil zeggen de belastingbetaler – krijgt niets. De crisis maakte duidelijk dat het aloude quid pro quo was veranderd in quid pro nihil: iets voor niets.”

Het boek eindigt met een pleidooi voor hard ingrijpen. Martin stelt dat de enige manier om bankgeld duurzaam te laten functioneren is door mee te liften met de overheid en haar gezag – dat wil zeggen: een monetaire herziening doorvoeren. Zijn praktische advies is 100% Money, ofwel het plaatsen van geldcreatie onder een publiek orgaan. Dit plan is niet nieuw; het werd tachtig jaar gelden gepromoot door de Amerikaanse econoom Irvin Fisher en krijgt de afgelopen jaren steeds meer aandacht (ondere andere dankzij IMF’s The Chicago Plan Revisited en de International Movement for Monetary Reform). Kern van dit idee is dat geld de democratie toebehoort en dat het ultieme doel van monetair beleid niet monetaire of financiële stabiliteit is – zoals centrale banken ons willen doen geloven -, maar een rechtvaardige, welvarende samenleving. Martin concludeert dat geld en bankieren in deze nieuwe geherstructureerde vorm werkloosheid en een ongelijke verdeling van economische risico’s kunnen oplossen. Een betoog dat ik onderschrijf. Geld: de ongeautoriseerde biografie is dan ook een aanrader voor eenieder die verandering in het huidige economisch systeem wil realiseren. Met Felix Martin denk ik dat geld begrijpen en hervormen essentiële stappen zijn in dit proces.

——————

Martin, Felix (2013) Geld: de ongeautoriseerde biografie, Amsterdam: Uitgeverij Business Contact. ISBN 978 90 470 0550 6

Origineel: Martin, Felix (2013), Money: the unauthorized biography, London: The Bodley Head