Bernard Lavilliers, Dè Anar Van De Franse Muziek
‘Mijn hele leven lang heb ik anders gedacht, denk maar niet dat ik me nu ineens ga conformeren’, zegt Bernard Lavilliers aan het einde van de documentaire Lavilliers par Lavilliers die dit jaar op de Franse tv werd uitgezonden. Weinigen in Nederland zullen de Franse troubadour kennen maar in zijn thuisland is hij al meer dan vijftig jaar dè anarchistische stem binnen de Franse muziekwereld. Hoog tijd dus om een gepaste hommage te brengen aan deze onvervalste anar, die onlangs een meesterlijk drieëntwinigst album uitbracht onder de titel Sous un soleil énorme. Dit schrijft Mir Haskovic over een Franse zanger die ook mij onbekend was. Zie hieronder meer over hem. [ThH]
(Door Mir Haskovic, overgenomen van Libertaire Orde, foto The Supermat, wikimedia commons, CC3.0)
Activisme met de paplepel ingegoten
Bernard Lavilliers wordt in 1946 geboren in een arbeidersmilieu in Saint-Étienne in het oosten van Frankrijk en lijkt voorbestemd om net als zijn vader zware arbeid in een fabriek te moeten verrichten. Zijn ouders koesteren ondanks hun bescheiden komaf cultuur en hun huis is er dan ook een waarin volop gelezen wordt en muziek een belangrijke plaats inneemt. Zo komt hij al op jonge leeftijd in aanraking met de poëzie van Jacques Prévert, wiens virtuoze taalvaardigheid grote indruk op hem maakt. Met Prévert gaat een heel nieuwe wereld voor hem open. Als hij ook nog eens als 13-jarige een gitaar in handen krijgt, begint hij meteen met componeren van eigen muziek, waaraan hij zijn eigen poëtische teksten toevoegt, en zo worden de eerste kiemen gelegd voor een rijke en langdurige carrière als topchansonnier.
Van huis uit is Lavilliers communist; daar zijn vader lid is van de communistische partij, meldt de jonge Bernard zich automatisch ook aan. Ook beroepsmatig treedt hij in de voetsporen van zijn vader en werkt tot zijn twintigste in een grote walserij in Saint-Étienne. Op zijn laatste album heeft hij daar een gevoelige song aan gewijd, Je tiens d’elle. Met zijn robuuste voorkomen is hij dan al een jongeman met wie je beslist geen ruzie moet zoeken. In hetzelfde jaar waarin hij gitaar leert spelen, ontdekt hij ook het boksen. Zijn directe uitgesprokenheid – hij neemt zelden of nooit een blad voor de mond – bezorgt hem overal waar hij komt tal van vijanden. Hij belandt daardoor zelfs enige tijd in de gevangenis.
Het werk in de fabriek zal hij niet lang blijven doen, want diep van binnen weet hij dat de wereld zich niet beperkt tot Saint-Étienne en dat elders het ware avontuur lonkt. Met niet meer dan een gitaar onder zijn arm gaat hij op pad en verdient daarmee naar eigen zeggen meer geld dan zijn vader in de fabriek. Hij trekt liefst een jaar door Brazilië en gaat vervolgens allerlei plaatsen in Frankrijk af, totdat hij in 1968 in Parijs belandt om optredens te verzorgen in een pizzeria. Hij voelt zich immers nergens te goed voor, daar muziek voor hem niet iets is wat hij al te serieus neemt. Eerder een manier om op interessante plekken te komen en wat geld bijeen te vergaren dan een artistieke expressie. Begin twintig is hij als hij afstand neemt van de communistische partij – voor welke hij overigens nog wel enige sympathie blijft koesteren – en hij zich anarchist verklaart. Een overtuiging die hij altijd trouw zal blijven.
Tegen onrecht
Een van de belangrijkste thema’s in zijn chansons is het onrecht dat mensen waar ter wereld wordt aangedaan. In Mains d’or (Gouden handen) staan de ontslagen arbeiders van een fabriek centraal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een van de meest ontroerende momenten uit de documentaire Lavilliers par Lavilliers zijn bezoek is aan een groep arbeiders tijdens een demonstratie. Een van hen probeert de tekst van het lied te zingen, maar tranen beletten hem om het refrein te voltooien, waarop Lavilliers hem snel bijspringt: J’ voudrais travailler encore / travailler encore / Forger l’acier rouge avec mes mains d’or / Travailler encore, travailler encore / Acier rouge et mains d’or (Ik wil weer werken / weer werken / Het rode staal met mijn gouden handen smeden / Weer werken, weer werken / Het rode staal en handen van goud).
In dezelfde film zegt hij dat mensen in belabberde omstandigheden af en toe een woordvoerder kunnen gebruiken en met dit soort prachtige nummers wil hij hen een stem geven. Hij geeft ze ook hun waardigheid terug, want er is niets ergers voor de mens dan het gevoel te hebben dat hij een wegwerp object is en lukraak ingeruild kan worden voor een willekeurig ander persoon.
De documentaire laat ook zien dat Lavilliers zich door zijn talloze reizen door Zuid-Amerika en vooral Brazilië al in de jaren ‘70 bewust was van de milieuproblematiek in de wereld. Veel van zijn chansons gaan dan ook over milieuvervuiling, landonteigening en al het onrecht dat daarmee gepaard gaat. Met eigen ogen kon hij – toen al! – zien hoe hele stukken Amazone werden gekapt en platgebrand, alleen maar om soja te kunnen verbouwen om runderen mee te voeren.
De rode draad in zijn werk is zijn compassie voor het trieste lot van mensen die zich in de marge bevinden, de ‘kleine’ levens die we vaak niet zien of niet willen zien. Op elk van zijn albums staat deze thematiek centraal. Zijn teksten zijn dan ook eerder verhalend dan autobiografisch. Zo zingt hij op 5 minutes au paradis over de vele slachtoffers die de Middellandse Zee opeist onder Afrikaanse migranten die de gevaarlijke oversteek richting Europa wagen. En Stand the Ghetto van het album O gringo gaat over een vrouw uit Kingston, Jamaica, die weliswaar van haar eiland in de zon houdt, maar samen met haar kinderen lijdt onder de miserabele omstandigheden van het getto waarin zij vertoeft. Mensen over wie we dagelijks in de kranten lezen, maar die ons door de media louter als abstracte ellende gepresenteerd worden in kille statistieken – 27 migranten verdronken in het kanaal van Calais, 100 andere in de Middellandse Zee – waar we, afgestompt dat we zijn, geen enkel gevoel meer bij krijgen. Zozeer zelfs dat we niet langer beseffen dat achter die cijfers mensenlevens schuilen. Lavilliers brengt ze in zijn chansons terug tot leven en maakt er mensen van vlees en bloed van voor wie we alleen maar empathie kunnen voelen.
Causes perdues et musiques tropicales
Vele van zijn albums zijn ofwel – deels – opgenomen in Latijns Amerika of hebben sterke inspiratie geput uit de verschillende muziekstijlen die het continent rijk is, zodat er op elk van zijn cd’s wel een compositie te horen is met een latijns getinte melodie. Lavilliers houdt er niet van gebonden te zijn aan een specifieke stijl, zoals hij evenmin een specifieke ideologie wil uitdragen met zijn chansons. De blik immer vooruit gericht, zingt hij over onrecht, vrijheid en schoonheid, want voor hem zijn die zaken onderling met elkaar verbonden.
Toen hem in een interview gevraagd werd of hij zijn muziek in één zin zou kunnen samenvatten, zei hij: ”Ik zing over verloren zaken en tropische muziek”, Causes perdues, musiques tropicales, zoals de titel van een recent album luidt.
Het is juist die combinatie van bedrieglijk lichte, levenslustige melodieën en poëtische maar bij vlagen ook keihard realistische teksten die hem zo uniek maakt binnen het Franse muzieklandschap. En misschien ook een reden is waarom hij in Nederland nagenoeg onbekend is. Zijn populariteit houdt op in Brussel, zoals dat voor de meeste Franse artiesten geldt in onze Angelsaksische cultuur. In Nederland denkt menigeen dat de Franse muziek is blijven hangen in de jaren ‘60 van de vorige eeuw en komen we doorgaans niet verder dan een Aznavour, Patrick Bruel, Julien Clerc of Serge Gainsbourgh. En dat terwijl Lavilliers nota bene meesterwerkjes heeft geschreven in de stijl van zijn grote voorbeeld Leo Ferré, want luister eens alleen al naar de nummers Betty, La grande marée, L’amour et la mort of Attention fragile. Zijn stijl is, net als hijzelf, niet in een bepaalde categorie te vangen en elke nieuwe cd is steeds weer een verrassing, want hij herhaalt zich nooit.
Dus pak nou niet weer die Brel, Brassens of Ferré uit de kast – met alle respect voor de heren –, maar zet nou een keer Lavilliers op. Luister bijvoorbeeld naar Noir et blanc, dat onmiddellijk als de hymne van de mensheid uitgeroepen zou moeten worden, Bats-toi of Tête chargée, om je in een strijdlustige stemming te brengen, La salsa of Melody Tempo Harmony als je je wilt uitleven op de dansvloer of On the road again om de ultieme vrijheid te proeven. En voor wie geïnteresseerd is in het huidige Franse politieke landschap, laat het prachtig ironische Beautiful days over je heen gaan, en je hebt meteen een stevige antidosis tegen het loze spektakel dat zovele mensen op het verkeerde been zet.
Mir Haskovic