Anne-Ruth Wertheim, De poster met de blauwe ogen
Boekbespreking – Anne-Ruth Wertheim, De poster met de blauwe ogen (1). De lange geschiedenis van Neerlands racisme
(door Hans Boot, oorspronkelijk verschenen op solidariteit)
Deze oorlogsdagen worden zwarte studenten uit de trein gestuurd waarmee ze met vele anderen uit Oekraïne trachten te vluchten. De ontvangst van Oekraïense vluchtelingen in Nederland getuigt van een hartelijk welkom, opvallend bij een vergelijking met hun collega’s buiten Europa en verklaart met ‘logisch, ze lijken op ons’. Racisme kent inderdaad een voortdurende actualiteit. In 2021 kwam een boek uit van Anne-Ruth Wertheim met als ondertitel Getuigenissen tegen rassenwaan. Dertien ware gebeurtenissen met persoonlijke ervaringen als inspirerende kracht en met verschillende (leef)tijden als historische band.
Gevaar! Deze ogen zijn giftig
In de uitgewerkte gebeurtenissen is Anne-Ruth waarnemer, maar ook ‘slachtoffer’ en ‘dader’ in onder meer Marokko, Nicaragua, Verenigde Staten en haar geboorteland Nederlands-Indië / Indonesië. Daar bracht ze vanaf begin 1944 tot eind 1945 in verschillende interneringskampen haar jeugdige leven door. De aldaar opgedane ervaringen, ze vertrok in 1946 met haar ouders, broer en zuster naar Nederland, tekenen het boek. Ook letterlijk met onder andere de vele tekeningen die de kinderen Wertheim met hun moeder maakten. Ook de getuigenis die voor de ‘hoofdtitel’ zorgde, is in de eerste plaats een beeld: De poster met de blauwe ogen.
Het levende verleden
Een eerder boek (1994) over haar kindertijd in een Jappenkamp op Java (2), onder andere vertaald in het Engels en Indonesisch, wachtte al jaren op een Japanse uitgave. De vertaling was al in 1998 gereed, maar bleef op de plank liggen. Het gebrek aan belangstelling bij uitgevers was een zware teleurstelling, 0ok voor de vertaalster. Contacten in Japan gaven als verklaring dat een meerderheid van de Japanners zich nog steeds geen raad wist met wat tijdens de Tweede Wereldoorlog hun (gr00t)ouders aan ernstige oorlogsmisdaden hadden verricht. Een redeloosheid die ook in Nederland, waar nog steeds van peloppers wordt gesproken, niet onbekend is.
Als ‘dader’ leerde Anne-Ruth zich in 2012 kennen. Tijdens een toevallige ontmoeting in Marokko vertelde een Japanse journalist haar met trots voor een krant te werken met wel vijf miljoen lezers. Ze reageerde fel door de cijfers van één tot en met tien in het Japans uit te roepen. In een vlaag van woede kwamen de Japanse bewakers in haar herinnering die elke ochtend bij het appèl de aanwezige moeders en kinderen telden en een diepe buiging verwachtten.
Late herbezinning
Uit deze botsing groeide een wederzijdse erkenning die in 2014 uitmondde in een uitgebreid interview, 2014, in het bewuste Tokioos Dagblad. Maar een Japanse uitgave bleef uit. De vertaalster legde zich echter niet neer bij een situatie die uitzichtloos leek, ze vond een uitgever die in 2017 aan de slag ging.
In een persoonlijk overleg in Amsterdam met uitgever en vertaalster bleek uit de ‘dummy’ een poster uit de oorspronkelijke versie niet opgenomen te zijn. Het was het beeld van een blauw oog in een wit gezicht met de Indonesische tekst, te vertalen als: Gevaar! Deze ogen zijn giftig. Dit affiche was tijdens de oorlog overal op aanplakborden te zien en riep de bevolking op blauwogigen aan te geven bij de Japanse bezetter. Een oproep waaraan ‘de inlanders’ gehoor konden geven, maar dat er nog een ‘witte Nederlander’ buiten de kampen aangetroffen zou worden, was vrijwel ondenkbaar.
Na aarzelingen van Anne-Ruth om toch maar zonder poster met de uitgever in zee te gaan die onder meer het onbetaalbare probleem inbracht dat de nazaten van de ontwerper veel geld zouden vragen. Uiteindelijk kwam een neef (of zoon?) van hem tot het verlossende akkoord. De raciale tekening op de poster zou niet aan het Japanse volk onthouden mogen worden!
Kindertekening uit het kamp
Japanse en Duitse kampen
Niet in alle dertien zelfstandige ‘hoofdstukken’ staat aandacht voor racisme centraal, wel waar het Indonesië betreft. Daarbij komt Anne-Ruth uit op wandaden van zowel het Nederlands kolonialisme als de Japanse bezetter die elders onderbelicht, zo niet onbesproken blijven. Twee voorbeelden.
* In één van hun zwerftochten in het kamp, een aantal dicht bewoonde huizen middenin Batavia/Djakarta, zag een groepje kinderen via een kijkgat in de bamboe omheining een wit gebouw. Het bleek de opiumfabriek Weltevreden te zijn die in 1904 door de Nederlanders gebouwd was om ruwe opium via Chinese tussenhandelaren gebruiksklaar uit te zetten bij hun als ‘vlijtig’ bekend staande landgenoten. Het Hollandse opiumvervoer bestond al eeuwen vanuit landen als Turkije en India en bleek in gezuiverde vorm een lucratieve ‘bijvangst’. Later verloren de tussenhandelaren hun rechten en namen Nederlandse ambtenaren ‘de zaak’ over.
* Eveneens niet zo bekend was het Japanse, georganiseerde antisemitisme in zelfstandige kampen voor Joden. Zoals in de andere interneringskampen ook hier vrouwen en kinderen apart van mannen, waartoe jongens vanaf hun tiende jaar werden gerekend. Jongens die hartverscheurend bij hun moeder in vrachtwagens uit het kamp werden gehaald. De vader van Anne-Ruth was direct na de Japanse bezetting in maart 1942 opgepakt in een kamp, zonder zich als Joods bekend te maken. Haar moeder, niet Joods, had zich bij de internering eind 1943 bewust als Joods gemeld om bij de drie (‘half Joodse’) kinderen te kunnen blijven. Een jaar later kwamen ze met z’n vieren na een nieuwe verordening in een nog schameler kamp, een voormalige jeugdgevangenis, waarin naast de als Joods geregistreerde vrouwen en kinderen een minderheid ‘Vrijmetselaars’ huisde. Geheel volgens de uitsluitingsleer van de Nazi’s.
Uitbuiting en concurrentie
In één van de laatste hoofdstukken bespreekt Anne-Ruth twee vormen van racisme die hun oorsprong vinden in de vooroorlogse koloniale verhoudingen in Indonesië die ze ontleent aan haar vader Wim F. Wertheim die het later uitwerkte. (3) Een uitbuitingsracisme, van toepassing op de Indonesiërs die het zware en vuile werk deden waar de Nederlanders neerbuigend (dom en lui) op neerkeken. Een concurrentieracisme gericht op de Chinese handelsminderheid, vlijtig en succesvol, maar bedreigend, sluw en onbetrouwbaar – sterk overeenkomstig met het antisemitisme.
Anne-Ruth brengt dit schema naar een actueel algemeen niveau. Het uitbuitingsracisme is dan te vinden daar waar groepen mensen andere groepen voor zich willen laten sloven tegen karige beloning. Het concurrentieracisme: daar waar mensen moeten concurreren met een gevestigde meerderheid. De eerste kan iedereen treffen, de tweede vergt herkenbaarheid door huidskleur en religie. Tot slot ziet Anne-Ruth een tendens waar de eerste in zekere mate verschuift naar de tweede die bijvoorbeeld samengaat met de toenemende concurrentie op de arbeidsmarkt door (klein)kinderen van de eerste ‘gastarbeiders’.
Anne-Ruth Wertheim – foto: Anja Meulenbelt
Hoe beknopt hier ook weergegeven, dit onderscheid loopt, wat mij betreft (zeer beknopt), alleen al vast in de nauwe verwevenheid van uitbuiting en concurrentie, van kolonialisme en racisme. De uitbuiting is (volgens marxisten) de grondslag van het kapitalisme en is niet te vangen in de karigheid van een loon. De concurrentie is daartoe een wezenlijke voorwaarde, zowel continentaal, internationaal, regionaal als verbonden aan de verschillen in sekse, gender en kleur.
Afsluitend, dit kritische commentaar doet niets af aan deze toegankelijke getuigenissen die in meerdere vertalingen onder meer het vanuit Nederland eeuwenlang bedreven kolonialisme en zijn racisme soepeltjes aan de kaak stellen.
(1) Anne-Ruth Wertheim, De poster met de blauwe ogen, Starfish Books, ISBN 978 94 92734 13 6.
(2) Anne-Ruth Wertheim, De gans eet het brood van de eenden op anne-ruthwertheim.com: de-gans-nl-versie.
(3) Wim F. Wertheim, Koloniaal racisme in Indonesië – Ons onverwerkt verleden? De Gids, Jaargang 154, pg 367, 1991.
Zie ook: www.anne-ruthwertheim.com