Anarchy Alive! Anarchisme Van Nu
Anarchie en anarchisme zijn op verschillende wijzen dubbelzinnige termen. In de eerste plaats worden ze zowel in positieve (perfecte orde) als in negatieve (wanorde) zin gebruikt. In de tweede plaats vindt men ze terug in het linkse als in het rechtse blok van de politieke filosofie. Hier gaat het over het anarchisme links binnen het sociaal-politieke spectrum, waarbij het tevens verwijst naar de positieve, constructivistische interpretatie ervan. Het is het anarchisme dat mede zijn wortels heeft in de negentiende eeuwse arbeidersbeweging. Een aantal van de zogeheten ‘klassieke’ anarchisten stammen uit de tijd.
Inmiddels zijn we ruim een eeuw verder en voor menigeen is het de vraag of men nog steeds met het anarchisme uit vervlogen tijden kan komen aan zetten. Die vraag is niet onbelangrijk, want er is nogal wat veranderd. ‘Things Have Changed’, zingt Bob Dylan dan ook. Wat evenwel niet is veranderd, zijn de grondslaggevende uitgangspunten van het anarchisme. Daarbij is niet van belang of deze al dan niet zijn te herleiden tot een van de ‘klassieke’ anarchisten. Het gaat er om die uitgangspunten opnieuw op te laden, zodat ze een toepassing kunnen vinden in de veranderde (politieke) situatie.
Het is precies dat, wat de Israëlische militante anarchist en sociale wetenschapper, Uri Gordon, heeft gedaan in zijn proefschrift. Dat is onlangs in een Franse vertaling verschenen onder de titel Anarchy Alive! Les politiques antiautoritaires de la pratique à la théorie (Vertaling op basis van zijn Engelstalige proefschrift Anarchy Alive ! Anti-Authoritarian Politics from Practice to Theory, 2008).
Drie invalshoeken
Gordon behandelt het anarchisme vanuit drie invalshoeken. Hij wil langs die weg laten zien waar de verschillen liggen tussen wat hij de ‘klassieke school’ en de ‘hedendaagse school’ van het anarchisme noemt en welk verschillen er zijn in de politieke ‘langage’. Let wel, dit heeft niets te maken met het zogeheten ‘postanarchisme’. Het gaat om een hedendaagse manier van kijken naar anarchisme/anarchie zonder de (historische) wortels te verloochenen.
Dit maakt dat men veel minder dan in ‘klassieke’ verhandelingen over anarchisme, de namen van klassieke anarchisten tegenkomt. De verwijzingen die men nu aantreft, zoals bij Gordon, zijn die van recente en hedendaagse auteurs of activisten. Deze worden dan geciteerd in relatie tot bepaalde anarchistische thema’s. Die thema’s zitten verpakt in de invalshoeken die Gordon kiest voor zijn behandeling van het levende anarchisme, te weten:
• anarchisme als een sociale beweging;
• anarchisme als de term voor een complexe politieke cultuur;
• anarchisme als een bundel ideeën.
Als men spreekt over het hedendaagse anarchisme als sociale beweging, valt onmiddellijk op dat de organisatie waarin die beweging zich voordoet een lossere structuur kent dan voorheen. Het gaat meer om affiniteitgroepen die zich met bepaalde thematieken bezighouden (zoals antiracisme, vreemdelingenproblematiek, feminisme, aandacht voor de Zapatisten), dan wel een site onderhouden of een tijdschrift verzorgen en verspreiden. Dit ontkent niet het bestaan noch de waarde van de verschillende anarchistische federaties en de internationale anarchistische federatie.
De tweede invalshoek voor het anarchisme is bij Gordon de inherente cultuur, waartoe ook een politieke ‘langage’ behoort. Wat opvalt is dat men zich anders uitdrukt dan voorheen. Men spreekt bijvoorbeeld over prefiguratie. Bepaalde acties of wijzen van organiseren van activiteiten worden bezien in het licht van de ‘prefiguratieve’ anarchistische ‘politiek’.
Dit betekent dat gelet wordt op het vermogen van de actie of het type organisatie waarvan men gebruikt maakt, om vooruit te stralen wat als wenselijk wordt gezien: in het handelen moet de toekomstige libertaire samenleving zichtbaar zijn. Maar is het gebruik van deze term echt zo ‘modern’? Bakoenin gebruikte hem al: ‘de verbeteringen verworven door de actie [het gaat hier over staking] zijn als een prefiguratie van de te construeren samenleving’ (Bakoenin geciteerd bij René Berthier, ‘État, droit et légitimité’, in: L’Homme et la société, nr. 123-124, 1997, pag. 4).
Maar dat niet alleen. In die ‘langage’, die specifieke ‘taal’ van het anarchisme, vindt men terug beschrijvingen omtrent de verwerping van alle vormen van dominantie en de aanvaarding en uitwerking van diversiteit. In die taal wordt uitdrukking gegeven aan de ethos van de directe actie tegen onrechtvaardigheid, tegen kapitalisme en voor alternatieven ervan (zoals prefiguratie door middel van coöperatie, mutualisme).
De derde invalshoek is die van het anarchisme als bundel ideeën. Gordon wil hier mee benadrukken dat het anarchisme zich als een open ideologie voordoet en geen theoretische eenheid kent noch lineaire structuren. Daarom ook dat hij in de verdere behandeling van zijn onderwerp, de levende anarchie (Anarchy Alive!), zijn aandacht richt op thema’s die toen en nu spelen, waaronder thema’s als ‘macht en anarchie’ (hoofdstuk 3), ‘anarchisme en geweld’ (hoofdstuk 4), de ‘kwestie van de technologie’ Hoofdstuk 5) en tenslotte ook ‘anarchie en de strijd tussen Palestina-Israel’ (hoofdstuk 6). Dit laatste wordt bezien in het licht van het vraagstuk geboorteland, wat anarchisten niet onbekend is als zij over het vraagstuk ‘nationalisme en cultuur’ nadenken (waarvoor Gordon met name verwijst naar Rudolf Rocker).
Hedendaags dilemma
Het voorgaande maakt duidelijk dat op het ‘oude’ anarchisme wordt voortgebouwd, waarbij er tevens een nieuwe invulling ontstaat, die zich als hedendaags anarchisme laat herkennen. Daarbij geeft Gordon aan het boek niet te hebben geschreven als een pleidooi voor het anarchisme. Zulke boeken bestaan er al genoeg. Hij probeert dan ook niet wie dan ook te overtuigen dat anarchie mogelijk of wenselijk is, zoals hij zegt. Hij wil juist nadenken, vanuit de vertrouwde thema’s over de dilemma’s waarmee activisten (overigens een deel van zijn eigen levensgeschiedenis) worden geconfronteerd.
Het boek is aldus te beschouwen als een ‘moderne’ behandeling van het anarchisme, waarbij Gordon bewust rekening houdt met de jonge, activistische lezer. Die zit niet te wachten op het zoveelste verhaal uit de ‘oude doos’. Ik trof van dit hedendaags dilemma uitdrukking in een interview (in Marianne van 10-16 november 2012) met de Franse regisseur Olivier Assayas, van de onlangs uitgekomen Franse film getiteld Après mai.
Deze film behandelt de periode van de beginjaren zeventig en activistische jongeren van toen in Frankrijk. Voor zijn film deed de regisseur beroep op jongeren die hij bij een aantal Parijse lycea had aangetroffen. In het interview vertelt hij dat deze hedendaagse jonge acteurs bepaalde scènes niet konden spelen. Zo had hij een dialoog geschreven voor enkele van de hoofdpersonen in de film, een jongere die de libertaire tendens vertegenwoordigt, met diens trotskistische maatje. Die dialoog zou gaan over de Russische revolutie en de matrozen van Kronstadt.
De regisseur was in de zeventiger jaren net zo oud als zijn jonge acteurs nu. In die tijd was de problematiek uit de dialoog een van de dingen die ons toen ideologisch bezighield, vertelt hij. Maar de twee jonge acteurs konden niet geloven dat je elkaar daarover te lijf ging. Hij heeft de scene dan ook uiteindelijk niet gedraaid…
Machtsproblematiek
Maakt dit de regisseur van Après mai verdrietig? Neen, want hij ziet de laatste tijd nieuwe vormen van politieke strijd ontstaan, die hem zijn hoop terug geven in de jeugd. Want, zegt hij in het interview: ‘Er zijn bijvoorbeeld opnieuw mensen die geloven in het vermogen van een minderheid om de dingen te veranderen. Je ziet het in de ‘Arabische lente’, in een beweging als Occupy Wall Street of bij de Pussy Riot in Rusland. Deze jonge meiden zijn indrukwekkend: zij hebben begrepen dat zij met enkelen de boel in de maatschappij in beweging kunnen krijgen. En een feit is: Poutin beeft en de Russische staat is in beroering eenvoudigweg omdat drie meisjes punk hebben gespeeld in een kerk. Dat geeft vertrouwen in een generatie!’
Het kan niet anders of Gordon moet, mede steunend op eigen ervaring als activist, begrepen hebben dat jongeren niets met geschiedenissen van een eeuw terug aan kunnen. Zij hebben deze wereld te bevechten. Ik vermoed dat Gordon daarom ook breed uitpakt over de machtsproblematiek.
Anarchisten zijn altijd tegen macht geweest en dat zijn ze nog. Hij nuanceert dit evenwel door aandacht te schenken aan verschillende vormen van macht, waarbij een ervan, dominantie, inderdaad per definitie wordt verworpen. Maar er zijn ook typen van macht, zoals bepaalde vermogens om iets te doen, te willen en niet te doen, die niet worden afgewezen. Zo is de term empowerment in zwang geraakt, een begrip dat verwijst naar het verwerven van macht om iets te kunnen (doen, beheersen van een vaardigheid).
Dit betekent aldus Gordon, dat ondanks alle decentralisatie, alle autonomie en alle te houden algemene vergaderingen, er toch daadwerkelijke machtsproblemen binnen de anarchistische beweging voorkomen. Dit verdient aandacht. Daarom is het goed, meent Gordon, die problemen eens te onderzoeken en te achterhalen hoe macht in de anarchistische beweging circuleert. Zo is het ook met het geweldvraagstuk, dat tot een van de andere dilemma’s in de anarchistische beweging behoort (de luddieten, de hackers, de casseurs) en dat volop aandacht krijgt bij Gordon.
Niet alles wat hij aandraagt is onaanvechtbaar. Dat is niet erg. Het is juist goed dat er discussie over zal zijn.
Thom Holterman
GORDON, Uri, Anarchy Alive! Les politiques antiautoritaires de la pratique à la théorie, Atelier de création libertaire, Lyon, 2012, 247 blz., prijs 16 euro.
[Beeldmateriaal overgenomen uit Siné Mensuel]
Aanvulling globalinfo: Over de Engelstalige versie