Ga naar de inhoud

Alexandre Grothendieck (1928-2014): Wiskundige, Antimilitarist, Onvermoed Anarchist

Het is omdat ik de aankondiging van een onlangs uitgekomen klein formaat boekje tegenkwam, anders had ik nooit van hem gehoord, een van de grootste wiskundigen van de 20ste eeuw, de Duits-Franse Alexandre Grothendieck (1928-2014). Maar naast wiskundige bleek hij tot meer in staat en dat is wat ons mag interesseren. Het boekje bevat namelijk enkele teksten van hem die niet over wiskunde gaan en het verslag van een discussie met medewerkers van een tempel van onderzoek, allemaal van beginjaren 1970. Verouderd? Ik geef de verzekering dat dit niet het geval is.

10 min leestijd

(Door Thom Holterman, overgenomen van Libertaire Orde)

Om welke teksten gaat het? Opgenomen is zijn voordracht, gehouden in januari 1972, voor de medewerkers van het CERN (Centre Européen de Recherches nucléaires) te Genève, hèt bolwerk van geavanceerd wetenschappelijk onderzoek. De titel van de voordracht luidt ‘Allons-nous continuer la recherche scientifique ?’ (Gaan we door met wetenschappelijk onderzoek?). Daarbij is gepubliceerd een woordelijk verslag van de discussie met de toehoorders die volgde op de voordracht. Na dat verslag treft men in het boekje aan een artikel van Grothendieck getiteld ‘Hoe ik activist ben geworden’, overgenomen uit het tijdschrift Survivre et Vivre, nr. 6/1971. Het boekje wordt ingeleid door de Franse historica Céline Pessis. Na lezing van dat boekje blijkt me dat de man ook nog eens antimilitarist is en onvermoed anarchist. Hieronder meer over het boekje dat dezelfde titel draagt als die van zijn voordracht.

Partiële levensloop

voorkant.grothendieck

De biologische vader van Alexandre Grothendieck was de Russische anarchist  Sascha Schapiro (1889-1942) en zijn moeder was een Berlijnse journaliste en anarchiste, van oorsprong Nederlandse, Johanna ‘Hanka’ Grothendieck (1900-1957). Om aan de aandacht van de naziterreur te ontkomen, kwam Alexandre op jonge leeftijd in Parijs terecht. Jaren verbleef hij in Frankrijk als staatloze. Wilde hij werk kunnen aanvaarden dan zou hij de Franse nationaliteit moeten verwerven. Daarvoor moest hij militaire dienstplicht aanvaarden. Op grond van antimilitaristische overwegingen weigerde hij dat en vertrok naar Brazilië, waar hij aan een universiteit werk vond. Inmiddels was we duidelijk dat Alexandre een genie op het vlak van de wiskunde was. Hij groeide dan ook uit tot een van de grootste wiskundigen van de 20ste eeuw.

Wat ons hier interesseert is het deel van zijn levensloop naast het zijn van wiskundige. Vanwege zijn ongeëvenaardheid als wiskundige had men in Frankrijk voor hem in 1958/59 een uitzonderlijk instituut opgericht, het IHES (Institut des hautes études scientifiques). Daar wijdde hij zich aan zijn wiskundig werk en wel met een intentie die hem afsloot voor zaken die óók tot denken zouden kunnen aanzetten (iets wat hij later herkent). Hij bereikte een keerpunt, toen hij naar Noord-Vietnam ging om daar over een aantal zaken te discussiëren. Hij vertelt daarover – aan de medewerkers van het CERN in 1972 – dat hij met verbazing kennis nam bijvoorbeeld van de verbeteringen van fragmentatiebommen door de Amerikanen in gebruik. Door het snel rondslingerende effect drongen de kogels diep in het vlees en konden ook hen die zich hadden verschanst raken. Ook werd voor verbetering gehouden de stalen kogels te vervangen door plastic kogels, die moeilijker door middel van röntgenonderzoek in het lichaam waren te ontdekken. Wat hij leerde was dat de militaire technologie die door de Amerikanen in Vietnam gebruikt werd, eerder gericht was op verminking van de bevolking dan op directe uitschakeling. Want een persoon die verminkt is heeft (veel) zorg nodig van andere mensen, om in leven te blijven. Doden vragen wat dat aangaat erg weinig (p. 66-67).

Er is dus een aantal aspecten dat zeer wreed is aan technologie en het ermee verbonden onderzoek. Dat is de actuele staat van wetenschap, zo concludeert Grothendieck. En daarvan ben ik mij tot dat moment niet bewust geweest, zodat ik over die kwesties ging nadenken, zegt hij tegen zijn toehoorders bij het CERN (p. 67). Tot hij in de maand december 1969 toevalligerwijs hoorde, dat zijn instituut (IHES) reeds drie jaarlang deels gefinancierd werd met militair geld. Hij eiste garanties dat dit stopte, die hij kreeg niet. Om die reden neemt hij vervolgens in september 1970 ontslag.

Anarchistische wiskundige

Let wel, ik zeg niet anarchistische wiskunde. Ik heb geen verstand van wiskunde dus daarover kan ik niets zeggen. In de teksten van hem die ik gelezen heb kom ik niet de termen ‘anarchistisch’ of ‘anarchisme’ tegen. Wel valt op te merken dat Grothendieck wiskundige bleef en zich na 1970 als activist ging gedragen op vlakken waarop menig anarchist zich beweegt, zoals de techno-kritiek, anti-kernenergie, bio-agrarische activiteit (dit laatste mede onder verwijzing naar de New Alchemists) (zie voor informatie over het laatste, 50 jaar later The Guardian september 2019Online).

In de zomer van 1970 ontdekte hij de Noord-Amerikaanse wetenschappelijke bewegingen die streden tegen het wetenschappelijk-militair-industrieel complex. De Amerikaanse anarchist Paul Goodman was lang daarvoor geïnvolveerd in de strijd tegen dit ‘complex’. In 1967 zei hij in een voordracht tegen de leiders van het militair-industrieel complex ronduit: ‘Jullie zijn de gevaarlijkste mensen’(zie Online).

voorkant.survivre8

De manier van werken van de Noord-Amerikaanse beweging tegen dit ‘complex’ stond een beetje model voor de opzet van de door Grothendieck opgerichte beweging, Survivre (Overleven), in juli 1970 in Montreal (Canada), samen met enkele andere wiskundigen. Die beweging had tot doel: ‘De strijd om het voortbestaan van de menselijke soort, en zelfs van het leven zelf. Dat wordt bedreigd door de toenemende verstoring van het ecologisch evenwicht als gevolg van het lukrake gebruik van wetenschap en technologie en van suïcidale sociale mechanismen. Het wordt tevens bedreigd door militaire conflicten verbonden met de proliferatie van militaire apparaten en wapenindustrieën’ (p. 98; vertaling thh.). Hij richtte in dit kader ook het tijdschrift Survivre et Vivre (Overleven en leven) op. Dat bestond van 1970-1975; er verschenen 19 nummers (meer informatie daarover, zie Online ).

De kritiek die Grothendieck is gaan uiten houdt nog steeds stand. Onverminderd leven we onder de immanente destructie van het kapitalisme in al zijn afschuwelijkheid, zoals ook blijkt hoe er oorlog gevoerd kan worden – eerst in het Midden-Oosten en nu in Oekraïne. Niet is het de communistische ‘beer’, het is gewoon onverbloemd kapitalisme met zijn kwaadaardigste trekken van nationalisme, autoritarisme, imperialisme. Om dat op een zo afzichtelijk mogelijke manier te kunnen gebruiken wordt de ‘wetenschap’ ingezet – denk aan de fragmentatiebommen hierboven behandeld.

Wetenschap, dat wil zeggen mensen die zich laten zich inzetten met zich erop te beroepen dat zij ‘wetenschappers’. En als dan iemand onder de toehoorders van de voordracht van Grothendieck voor het CERN tijdens de discussie hem toeroept: ‘We hebben het leven te danken aan de wetenschap!’, dan reageert hij met: ‘Ik denk dat ik over dit onderwerp wel iets nuttigs te zeggen heb. Het is voorstelbaar dat een aantal mensen hier verzameld hun leven danken aan de wetenschap, tegelijk kan men zeggen dat honderdduizenden mensen in Vietnam hun dood eraan danken, en wel een dood onder wrede voorwaarden, al even bepaald door diezelfde wetenschap’ (p. 58; vertaling thh.).

Hoewel geen enkele keer de naam Paul Feyerabend (1924-1994) is gevallen, moet ik toch ook aan hem denken. Feyerabend was een Amerikaanse wetenschapstheoreticus, die op het hoogste niveau in de sfeer van de wetenschapstheorie heeft meegedraaid. Hij wordt nadrukkelijk geassocieerd met het anarchisme (maar is niet door iedereen geliefd). Ik publiceerde een aantal items over hem (zie Online). Feyerabend als wetenschapstheoreticus en Grothendieck als wiskundige zijn niet met elkaar te vergelijken (althans niet door mij). Maar beiden hebben wel een specifieke kijk op wetenschap, die bij hen bij bewustwording eenzelfde aspect heeft opgeleverd: de ‘ontmaskering’ van wetenschap èn wetenschappers.

Waar men bij ‘wetenschap een wetenschappelijke activiteit verwacht’, geeft Grothendiek als antwoord op een vraag in het CERN-debat, ‘zoals dat actueel wordt uitgeoefend, ben ik tot de conclusie gekomen, door vele aspecten daartoe gedreven, dat het een van de belangrijkste negatieve krachten is die op dit moment in de hedendaagse maatschappij aan het werk is’ (p.54; vertaling thh.). Feyerabend zou het gezegd kunnen hebben. Zo wordt Grothendieck gevraagd naar zijn mening over de structuur van het wetenschappelijk onderzoek in China. Hij erkent daar nog niet zoveel kijk op te hebben. Als hij dan toch iets loslaat over de ontwikkeling van de Chinese  medische wetenschap, dan is wel opvallend de sensationele ontwikkeling van bepaalde medische activiteiten, zoals de Chinese acupunctuur. Een voorbeeld waaraan ook Feyerabend expliciet hechtte. Grothendieck in zijn eigen woorden, in zijn voordracht voor het CERN-publiek: ‘Ik heb het wetenschappelijke getto verlaten waarin ik me had opgesloten’ (p. 21).

En ach, Grothendieck wel of geen anarchist. Onvermoed wellicht. Als hij het over verandering heeft (van en in deze wereld), dan moet er volgens hem in het bijzonder gelet worden op het volgende: het overwinnen van de concurrentie tussen mensen, het overstijgen van de houding of het verlangen van overheersing door sommigen over anderen, wat aan de andere kant de wens doet ontstaan zich aan het gezag te onderwerpen (p. 42). Wat wilde Alexandre Grothendieck bereiken? Aan het CERN-publiek antwoordt hij: ‘Uiteindelijk zal de ecologische  crisis ons dwingen, of we dat nu willen of niet, om onze koers te veranderen en een levensstijl en productiewijzen te ontwikkelen, die radicaal verschillen van die in de huidige industriële beschaving’ (p.88).

centralekern

Verouderd?

In het begin vroeg ik retorisch of wat Grothendiek te zeggen heeft na een halve eeuw niet verouderd is. Ik gaf de verzekering van niet. Zojuist – nu ik dit uittik – krijg ik het internet-tijdschrift Reporterre binnen. Er wordt geopend met de kop: ‘Kernenergie is niet goed voor het klimaat’. Daar onder is te lezen: ‘Gesteund door een machtige lobby probeert de pro-nucleaire industrie de publieke opinie voor zich te winnen. Is het echt waar dat ‘kernenergie geen kooldioxide uitstoot’? Het atoom is noch onschuldig voor het klimaat, noch voor de burgers’.

Grothendieck opent zijn voordracht voor het CERN, hèt bolwerk van Europees kernonderzoek (‘recherches nucléaires’), met een verwijzing naar dat kernonderzoek. Dat ‘is onverbrekelijk verbonden [..] met het militaire onderzoek, naar A en H bommen en, een kwestie waarvan de nadelen zich nu pas beginnen af te tekenen [let op: Grothendieck spreekt anno 1972]: de verspreiding van kerncentrales [..] waarmee gepretendeerd wordt te beantwoorden aan onze groeiende behoefte aan energie in de industriële maatschappij’ (p. 14-15).

Wij hebben er inmiddels weet van wat er allemaal onverbrekelijk mee verbonden is met kernenergie. Wij kennen niet alleen de gevaren en risico’s (denk even aan de combinatie van oorlog en Oekraïne/Tsjernobyl) maar ook de enorme kosten van opslag van kernafval en afbreken van oude kerncentrales. En zelfs het Franse energiebedrijf (EDF) is meer en meer ongerust over zijn ‘parc nucléaire’ (Le Monde, 22 april 2022). Dertig kerncentrales van de 56 werken nog maar – vele vertonen scheurtjes (metaalmoeheid) in leidingen die met ‘veiligheid’ van de werking van de reactor van doen hebben… Dit weten wij en we weten van de machtige lobby: het wetenschappelijk-militair-industrieel complex waar Grothendieck het over had. Een halve eeuw oud de tekst die nu geschreven lijkt te zijn.

Thom Holterman

Grothendieck, Alexandre, Allons-nous continuer le recherche scienifique ?, Éditions du Sandre, Brussel, 2022, 102 blz., prijs 9 euro.*

 *  Voor de Franstalige lezer is op de site van Bibliothèque Fahrenheit 451 een uitgebreide Franse samenvatting van het boekje te lezen, zie Online.