Ga naar de inhoud

WTO . ZIP NUMMER 57, 27 juli 2005

Over de WTO-onderhandelingen in Geneve, de nadelen van liberalisering, en wat te doen tegen supermarkten.

20 min leestijd
Placeholder image

Inhoud:

A) Opzet van ‘July Approximations’ dreigt te mislukken
WTO-voorzitter slaat alarm – gaan onderhandelingen door?

Vandaag was er de eerste zitting van de Algemene Raad van de WTO als inleiding op de eindspurt van de lidstaten om voor het zomerreces van augustus concrete afspraken te maken over de zogenaamde ‘July Approximations’ [1][2]. De verwachtingen van dit voorjaar zijn getemperd en een mislukking van de opzet is mogelijk. De komst naar Genève van de handelsministers van de grote handelsblokken en van de grote ontwikkelingsstaten lijkt aan te geven dat die de hoop nog niet opgegeven hebben.

B) Waarschuwing: afschaffing van handelsbarrières kan uw groei ernstige schade toebrengen!

De Turkse econoom/econometrist Yanikkaya bekeek over een periode van 30 jaar 108 economieën, ontwikkeld en in ontwikkeling, groot en klein, en vergeleek zijn bevindingen met theoretische en empyrische economische studies over handelsbarrières. Wat blijkt? Handelsbarrières kunnen GOED zijn voor de groei – vooral voor ontwikkelingslanden!

C) Geen vrije handel maar eerlijke handel

Deze week wordt in Genève in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verder onderhandeld over de vrijmaking van de wereldhandel in de zogenaamde Doha-ronde. Bij het begin van de onderhandelingen in 2001 is afgesproken dat het een ‘Ontwikkelingsronde’ wordt waarin de belangen van de ontwikkelingslanden centraal staan. Van dat goede voornemen is echter nog weinig terecht gekomen, meent de Coalitie voor Eerlijke Handel (CEH).

D) Acties tegen de macht van supermarktketens

Aansluitend op een artikel in de vorige WTO.ZIP nu een artikel dat in gaat op de actieperspectieven om de supermarktmacht te bestrijden en de positie van producenten te verbeteren.

A) Opzet van ‘July Approximations’ dreigt te mislukken
WTO-voorzitter slaat alarm – gaan onderhandelingen door?
(door Rob Bleijerveld)

Vandaag was er de eerste zitting van de Algemene Raad van de WTO als inleiding op de eindspurt van de lidstaten om voor het zomerreces van augustus concrete afspraken te maken over de zogenaamde ‘July Approximations’ [1][2]. De verwachtingen van dit voorjaar zijn getemperd en een mislukking van de opzet is mogelijk. De komst naar Genève van de handelsministers van de grote handelsblokken en van de grote ontwikkelingsstaten lijkt aan te geven dat die de hoop nog niet opgegeven hebben.

Dit stuk staat als apart artikel op globalinfo

B) Waarschuwing: afschaffing van handelsbarrières kan uw groei ernstige schade toebrengen!
(door Renate Ebner)

“Liberalisering van de handel pakt voor arme landen averechts uit.” Aldus de Nederlandse econoom Keune onder verwijzing naar onderzoek van (met name) Kraev naar de effecten van handelsliberalisering’ in 32 low-income countries. De prijs die ze betalen, is een verlaging van 2 tot 18 % van hun BBP (bruto binnenlands product). Het Britse Christian Aid berekende voor 22 Afrikaanse landen een schade van 170 miljard US dollar over de onderzochte periode van 16 jaar [1].
Een studie van de Turkse econoom/econometrist Yanikkaya [2] gaat nog een stap verder. Hij bekeek over een periode van 30 jaar 108 economieën, ontwikkeld en in ontwikkeling, groot en klein. Wat blijkt? Handelsbarrières kunnen GOED zijn voor de groei – vooral als je een ontwikkelingsland bent!

Yanikkaya onderzocht de relatie tussen de mate van openheid van een economie en haar groei. Kijkend naar wat heel gebruikelijk is – de handelsvolumes en hun aandeel in het BNP, en import en export – blijkt er weinig nieuws. Hij vindt zoals velen voor hem inderdaad een duidelijke en positieve samenhang tussen handelsvolume en groei. Maar hij zet ook een minder gebruikelijke stap. Door de intensiteit van de handel en de samenstelling te onderzoeken – uitgesplitst naar OECD-landen, niet OECD-landen en bilaterale handel met de VS. Prompt heeft hij interessante conclusies te pakken.

Innovatie als motor?

Om te beginnen leidt de handel met ontwikkelde danwel niet-ontwikkelde landen niet tot significante verschillen in groei. Terwijl dat volgens de economische mainstream wel zouden moeten [3]. Dit betekent: de stelling dat innovatie de motor achter groei is, zou best eens verkeerd kunnen zijn [4].
Bevolkingsdichtheid blijkt wel van doorslaggevend belang voor de handelsvolumes, dus voor groei – net als technologietransfer, schaalvoordelen en comparatieve handelsvoordelen dat zijn [5]. Deze conclusies bevestigen andere empirische studies wel.

Maar Yanikkaya gaat verder. En onderzoekt het effect van handelsbarrières op groei.

Hier blijkt duidelijk iets aan de hand te zijn.
Yanikkaya constateert om te beginnen dat de theoretische studies geen eenduidige correlatie tussen handelsbelemmeringen en groei aantonen – en al helemaal niet voor ontwikkelingslanden [6]. Hij constateert ook dat dit in opvallend contrast staat tot de empirische studies van zijn collega’s die in meerderheid stellen dat die correlatie er wel is, en wel negatief. (Oftewel: hoe meer handelsbarrières hoe minder je groei)

Handelsbelemmeringen groeibevorderend

En Yanikkaya’s eigen studie?
Zijn bevindingen blijken niet alleen dichter bij de voorspellingen van de theoretische studies te liggen. Ze weerspreken bovendien (logisch!) de empirische studies van de voornoemde collega’s. “Alle handelsbarrieres tonen een duidelijke en POSITIEVE correlatie met groei, behalve beperkingen van current account payments, die weliswaar negatief maar insignificant met groei correleren [7].” Dus: praktisch alle handelsbarriëres zijn goed voor je groei.

Beperkingen op buitenlandse handel bevorderen in principe de groei. Hoezeer hangt in de praktijk af van de specifieke omstandigheden in een land – ontwikkeld dan wel in ontwikkeling, groot of klein, wel of geen comparatieve voordelen in de beschermde sectoren.
Dit is hard vloeken in de neoliberale kerk waar handelsbarrières zondig zijn en dus uitgebannen worden.

Volgens Yanikkaya is in politieke en economische, maar ook wetenschappelijke kringen sprake van een “onvoorwaardelijk optimisme ten aanzien van handelsliberalisatie [8].” Dit vooroordeel is mede te wijten aan de mislukking van importsubstitutie-strategieën van de jaren 80 [9].

Maar bij nader inzien, zegt hij, blijken ook de empirische studies ter onderbouwing van dit optimisme niet te deugen. Zo zijn voor verschillende landen en verschillende periodes verschillende meetlatten gehanteerd. Bij consequente toepassing van ̩̩n enkele meetlat Рwat Yanikkaya deed Рblijkt dat sterke groei ook is vertoond in landen met relatief meer handelsbelemmeringen, zoals China of India [10].

‘Openheid in handel’ geen ‘handelsliberalisatie’

Volgens Yanikkaya is het begrip ‘openheid’ synomiem geworden met de notie van ‘vrijhandel’, “dat wil zeggen een handelssysteem waarbij alle handelsverstoringen zijn geëlimineerd” [11]. In de wetenschappelijke praktijk blijkt daarentegen geen eenduidige definitie van ‘openheid’ te bestaan. Met vergaande consequenties van dien voor de betrouwbaarheid van conclusies over handelsbelemmeringen en groei. Wat Yanikkaya betreft zijn en blijven ‘openheid in handel’ en ‘handelsliberalisatie’ twee verschillende concepten [12].

Handelsbarri̬res Рook in de vorm van heffingen Рzijn goed voor de groei?
Deze boodschap moet vele onderhandelaars in de Doha Ronde wel als muziek in de oren klinken. Anderen zullen zich ongetwijfeld Oost-Indisch doof houden…

Noten:
[1] Zie: “Liberalisering van de handel werkt averechts,” door Lou Keune vooral over het rapport van Egor Kraev: “Estimating GDP effects of trade liberalisation for developing countries” (in: WTO.ZIP nieuwsbrief nr 56, van 19 juli 2005; https://www.globalinfo.nl/article/articleview/665/1/1/).
[2] “Trade openness and economic growth: a cross-country empirical investigation,” door Yanikkaya, in Journal of Development Economics no 72/2003 ( link
[3] Een van de stromingen beweert dat groei voort komt uit innovatie en introductie van nieuwe producten. Als die stelling zou kloppen, zou handel van ontwikkelingslanden met OECD-landen – en zeker met leider VS – (veel) meer groei op moeten leveren dan die met andere ontwikkelingslanden. Maar dat doet die niet. Exit stelling. Zie: “Tariff and non-tariff barriers benefit developing countries,” door Chakravarthi Raghavan, van 17 september 2003 (http://www.twnside.org.sg/title/542a.htm).
[4] Of sterker nog: asymmetrische handelsrelaties kunnen ook negatief uitpakken, aldus Yanikkaya in zijn tekst (hoofdstuk ‘literature review’, in noot 2).
[5] Comparative advantages: Voordelen in de concurrentiepositie van een land ten opzichte van andere landen (bijvoorbeeld lage lonen en vrijhandelszones).
[6] “Theoretical growth studies suggest at best a very complex and ambiguous relationship between trade restrictions and growth.” (hoofdstuk ‘literature review’, in noot 2).
[7] Zie noot 2.
[8] Zie bron in noot 3.
[9] Zo kenden de Latijns-Amerikaanse economieën een lagere groei dan de exportgeoriënteerde economieën in Zuid-Oost Azië (hoofdstuk ‘literature review’, in noot 2)
[10] De eerste die de ongepast optimistische collega’s bekritiseerde was Dani Rodrik. Zie bron in noot 3.
[11] Zie: hoofdstuk ‘literature review’, in noot 2.
[12] Zie bron in noot 3.

Meer informatie:
Er is veel literatuur en discussie over hoe het nu zit met groei en handel. In Yanikkaya’s studie zit een becommentarieerd overzicht.
Een van de studies die Yanikkaya’s bevindingen bevestigen is “Decoding the Effects of Trade Volume and Trade Policies on Economic Growth: A Cross-Country Investigation,” door Dardana Rruka (Chatham College; ewp-it/0405003) van mei 2004 (http://econwpa.wustl.edu/eprints/it/papers/0405/0405003.abs).

C) Geen vrije handel maar eerlijke handel
(door: Dicky de Morrée (Wemos) namens de Coalitie voor Eerlijke Handel [*])

Deze week wordt in Genève in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verder onderhandeld over de vrijmaking van de wereldhandel in de zogenaamde Doha-ronde. Bij het begin van de onderhandelingen in 2001 is afgesproken dat het een ‘Ontwikkelingsronde’ wordt waarin de belangen van de ontwikkelingslanden centraal staan. Van dat goede voornemen is echter nog weinig terecht gekomen, meent de Coalitie voor Eerlijke Handel (CEH).

Dat vrijhandel niet per definitie goed is voor kwetsbare landen wordt algemeen erkend. In de WTO geldt daarom de algemene afspraak dat ontwikkelingslanden hun markten minder ver hoeven te openen en dat ze er langer over mogen doen dan rijke landen. Ontwikkelingslanden verwachtten in de Doha-ronde meer toegang te krijgen tot de markten van rijke landen, en een beëindiging van handelsverstorende subsidies door rijke landen. De onderhandelingen zijn echter een klassiek spel van geven en nemen geworden waarin aan ontwikkelingslanden grote concessies worden gevraagd, terwijl onduidelijk is wat rijke landen hen nog te bieden hebben.

In de jaren negentig bleek de kippenhouderij interessante nieuwe kansen te bieden aan West-Afrikaanse boeren en boerinnen, van Senegal tot Kameroen. Totdat goedkope bevroren kippenpoten en -vleugels uit Europa de markt overspoelden en de lokale producenten wegconcurreerden. Doordat we in Europa vooral kipfilet eten, blijven veel vleugels en poten over die voor zeer lage prijzen geëxporteerd worden. De Afrikaanse regeringen zouden hun boeren hiertegen met importtarieven kunnen beschermen, maar onder druk van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, heffen de meeste landen zeer lage importtarieven – onvoldoende om de markt daadwerkelijk te beschermen. Tienduizenden banen gingen hierdoor verloren en nog veel meer graanboeren verloren een belangrijke klant. Kippen eten immers veel graan.

In de meeste ontwikkelingslanden is landbouw een belangrijke bron van werk en inkomen. Als het niet goed gaat in de landbouw, leidt dat tot meer armoede en minder voedsel. Goedkoop gesubsidieerd voedsel uit rijke landen drukt lokale boeren uit de markt. Rijke landen oefenen echter juist grote druk uit op ontwikkelingslanden om hun markten te openen, bijvoorbeeld ook voor kip. En dat terwijl zij bepaald niet toeschietelijk zijn als het gaat om het verminderen van handelsverstorende steunmaatregelen in de landbouw. Veel van de Europese en Amerikaanse landbouwsubsidies werken overproductie en het goedkoop exporteren van overschotten naar de markten van ontwikkelingslanden in de hand. Wat overigens bepaald niet in het belang is van de boeren in de rijke landen, maar wel van de agro-multinationals. De WTO kan pas een echte ontwikkelingsronde ingaan als rijke landen hun landbouwbeleid drastisch wijzigen en de ontwikkelingslanden de ruimte krijgen hun eigen beleid te voeren voor ontwikkeling en armoedevermindering. En zo boeren een leefbaar inkomen bieden en om natuur en milieu te beschermen.

Een andere belangrijke poot in de WTO onderhandelingen zijn die over industriële producten. Een zeer brede categorie die loopt van bosbouwproducten via t-shirts tot high tech computers. Ontwikkelingslanden vragen terecht om flexibiliteit om hun eigen industriële beleid te kunnen vormgeven en waar nodig te beschermen. Anders zullen lokale bedrijven hun poorten moeten sluiten en komen hun werknemers op straat te staan. Ook is veel meer aandacht voor de effecten op het milieu nodig. Zo concludeert een studie betaald door de Europese Commissie dat de WTO-voorstellen in de bossector in landen zonder goed bosbeheer grote sociale en ecologische gevolgen kunnen hebben. Verdergaande liberalisering zal bestaande problemen verergeren en zal deze landen niet stimuleren hun bosbeheer te verbeteren.

In de WTO-onderhandelingen worden landen bovendien onder druk gezet hun dienstensector open te stellen voor buitenlandse investeerders. Dit geldt niet alleen voor banken, supermarkten en transport, maar ook voor basisvoorzieningen als drinkwater en onderwijs. De Nederlandse regering en de EU moeten dan ook absoluut geen druk uitoefenen op ontwikkelingslanden om publieke diensten te liberaliseren. Als ontwikkelingslanden toch liberaliseren moeten zij het recht behouden om bij ongewenste neveneffecten op bijvoorbeeld de volksgezondheid de liberalisering terug te draaien.

Concluderend moeten ontwikkelingslanden weer de ruimte krijgen om hun eigen landbouw, industrie en diensten te ontwikkelen en wanneer nodig te beschermen. Pas dan zal de toegezegde verhoging van de hulp door de G8 landen verschil maken. In Gen̬ve wordt vaak het woord ontwikkeling in de mond genomen, maar in de praktijk overheerst vooral de koopmansgeest. De Europese Commissie Рdie met steun van de Nederlandse regering voor de Europese lidstaten in de WTO onderhandelt Рis in de onderhandelingen bereid een aantal concessies te doen, maar vraagt daarvoor wel heel veel terug. De verliezen die hiermee gepaard gaan zijn veel groter dan de voordelen van vrijhandel.

Noot:
[*] De Coalitie voor Eerlijk Handel is een platform waarin 18 ontwikkelings-, boeren-, consumenten- en natuur en milieuorganisaties zich hebben verenigd vanuit hun gezamenlijke bezorgdheid over de gevolgen voor arme landen van de huidige en nog te formuleren WTO-regels. De Coalitie heeft hieromtrent een tienpuntenplan opgesteld die wordt onderschreven door:
Abvakabo FNV, Both Ends, Hivos, ICCO, Institute for Environmental Security (IES), IUCN-NL, Kerkinactie, Landelijke Vereniging van Wereldwinkels, Vereniging Milieudefensie, Stichting Natuur en Milieu, Platform Aarde, Boer en Consument, Novib/Oxfam Nederland, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), Oikos, Transnational Institute (TNI), XminY Solidariteitsfonds, Wemos, en de Zuid-Noord Federatie.

Het tienpuntenplan is te lezen op http://www.coalitievooreerlijkehandel.nl en heet: “Op weg naar een duurzaam resultaat in Hong Kong.”
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Noor Backers (020 – 4352079 of noor.backers@wemos.nl)

D) Acties tegen de macht van supermarktketens
(door: Chris Peeters)

In de vorige WTO.ZIP was een artikel [1] opgenomen over de grote gevolgen van de concentratie van supermarkten voor met name de kleine boeren in Europa en in het Zuiden. Dit artikel gaat in op de actieperspectieven om de supermarktmacht te bestrijden en de positie van producenten te verbeteren.

In publicaties over de toenemende concentratie in de supermarktsector zijn weinig concrete voorstellen te vinden gericht op het terugdringen daarvan. Dat is ook begrijpelijk. Een belangrijk legitimerend element dat hier ontbreekt maar wel een rol speelt bij het tegenhouden van bedrijfsconcentratie (overnames etc.) in andere sectoren is namelijk de vrees dat monopolies de klant hogere prijzen kunnen vragen. Een berucht voorbeeld van buiten het supermarktcircuit is natuurlijk Microsoft. In de supermarktwereld is er juist sprake van een messcherpe concurrentie om de gunst van de koper, die vaak via de prijs uitgevochten wordt. De recente supermarktprijzenoorlog in Nederland is er een goed voorbeeld van. De macht van de supermarkten richt zich met name tegen de producenten van levensmiddelen.

Mededingingsrecht

In het algemeen is er natuurlijk sprake van een zeer ongelijke machtsverhouding tussen supermarktketens en producenten als er overproductie is en tegelijkertijd schaarste aan ruimte ‘in de schappen’. Niet altijd of overal zijn er mogelijkheden om de supermarktmacht in te perken door structurele overschotten te verlagen door productieregulering, danwel door het opzetten van verkoopcoöperaties. Vaak wordt in publicaties daarom gepleit voor uitbreiding van het mededingingsrecht [2] als middel om het misbruik van de inkoopmacht van de supermarktketens ten nadele van de producenten tegen te gaan. Daarbij doen zich echter twee problemen voor.

Ten eerste is niet te bepalen of machtsmisbruik wordt veroorzaakt door toenemende concentratie. Gedragen de inkopers uit een land waar de supermarkten minder geconcentreerd zijn zich op de wereldmarkt anders dan die uit landen met een hoge concentratiegraad? En, is er een heldere concentratiegraad waarbij een omslag optreedt (bijvoorbeeld zodra de drie grootste bedrijven meer dan de helft van de detailhandel-verkoop hebben)? Een duidelijk te bepalen omslagpunt zou een goed argument leveren om het tegengaan van concentratie te bepleiten. Maar dat is in de literatuur niet terug te vinden.

In de tweede plaats is het de vraag waar het om gaat bij misbruik van macht. Mogen supermarkten kwaliteitseisen en gezondheidseisen stellen aan producten? Als er een vlekje zit aan een product wil de verwende klant het niet meer. En als een product een medisch probleem veroorzaakt, breekt de hel los; dan moeten de schappen ontruimd worden, met miljoenenverliezen als gevolg. Mogen inkopers de voorkeur geven aan bulkinkopen met standaardkwaliteit, just in time te leveren?
Het staat vast dat kleine boeren door al die eisen in grote problemen komen. Maar het staat ze vrij om Рal dan niet met hulp van de overheid Рproducentenco̦peraties op te richten om beter aan die voorwaarden te kunnen voldoen.

Van groot belang is natuurlijk welke prijs de boeren voor hun producten krijgen. Die is vaak veel te laag, vooral door de werking van de mondiale overproductie. De prijs wordt namelijk bepaald door dumpingpraktijken van de rijke landen en de productie van de meest efficiënte (lees: meest goedkope) producenten [3]. Een strijdpunt is ook wat de supermarkten vervolgens met die inkoopprijzen doen. In geval van een ‘supermarktoorlog’ zakt de verkoopprijs zelfs tot onder de inkoopprijs. In veel Europese landen is het echter verboden om producten te verkopen beneden de inkoopprijs. Dat heeft dan meer te maken met de bescherming van de kleine detailhandel dan met de bescherming van de producent [4].

Europese campagne

In veel publicaties over het bestrijden van de concentratie in de supermarktensector wordt een verscherping van het mededingingsrecht bepleit, op internationaal, europees of nationaal niveau.
Een verscherping van het mededingingsrecht op internationaal niveau wordt algemeen als weinig kansrijk gezien. Mededingingsrecht stond aanvankelijk op de Doha-agenda, maar is daar uit verdwenen [5]. Ook een verscherping van het mededingingsrecht in de minst-ontwikkelde landen [6] lijkt problematisch. De overheid is er immers zeer zwak, de tegenstander machtig.
Over blijft de versterking van het mededingingsrecht in de rijke landen. Een probleem daarbij is dat dit recht zich niet uitstrekt buiten het eigen grenzen. Het heeft dus geen invloed op het gedrag van de Westerse supermarkten in het Zuiden.

In het Verenigd Koninkrijk wordt al langer actie gevoerd tegen de supermarktmacht. Als reactie op een kritisch rapport van de mededingingsautoriteit over veel onrechtvaardige praktijken van supermarkten die als concurrentieverstorend werden beschouwd, werd een vrijwillige gedragscode afgesproken. In de praktijk bleek die nauwelijks te werken. Klachten waren er echter evenmin, vooral omdat leveranciers vreesden dat hun producten – uit wraak – uit de schappen zouden worden verwijderd. Gepleit wordt daarom voor een anoniem klachtrecht bij de nationale mededingingsautoriteiten.
In 2003 verenigden 16 groepen zich in de ‘breaking the armlock’-coalitie [7]. Die coalitie wil nu – omdat veel grote supermarktketens in heel europa actief zijn – de actie uitbreiden naar de rest van Europa. Ze willen 50% van de europarlementariers een steunverklaring laten onderschrijven; dan volgt automatisch een debat in het parlement en kan de Commissie onder druk worden gezet om maatregelen te nemen [8].

Nederland

Ook in Nederland wordt de macht van de supermarkten aangevochten. Bij de recente prijzenoorlog tussen de Nederlandse supermarkten is door verschillende organisaties actie gevoerd. Een coalitie van onder andere LTO, de Dierenbescherming, enkele kleine supermarktketens en Natuur en Milieu riep in december 2004 op om de prijzenoorlog te stoppen vanwege de rampzalige gevolgen voor de producenten. De coalitie vroeg de regering om verkoop beneden de inkoopprijs te verbieden. Pijnenburg Koek weigerde Albert Heyn nog koek te leveren, omdat die beneden de inkoopprijs werd verkocht. In de eerste maanden van 2005 waarschuwden ook andere partijen voor negatieve effecten van de prijzenoorlog, zoals het Vakcentrum Levensmiddelenhandel, de FNI (koepelorganisatie van branches en bedrijven in de Nederlandse levensmiddelenindustrie), Unilever, Laurus en de Consumentenbond. Naar aanleiding van deze actie liet minister Veerman de mogelijkheid onderzoeken om verkoop beneden de inkoopprijs te verbieden. Op basis van het onderzoeksrapport [9] zag hij echter geen aanleiding het beleid aan te scherpen: de prijzenoorlog zou geen invloed hebben op de ontwikkelingen in de supermarktsector en op de prijs die de producenten ontvangen.

Deze Nederlandse actie van de eerder genoemde coalitie leverde weliswaar weinig op, maar het kan gezien worden als eerste begin. Aansluiting bij de Britse campagne is wellicht een mooi vervolg. Tevens heeft het zin om aansluiting te zoeken bij het Agribusiness Accountability Initiative. Deze van oorsprong Amerikaanse organisatie, die enkele jaren geleden een Europese tak oprichtte, bracht onlangs een groep onderzoekers bijeen om een database op te zetten over de concentratie van bedrijven in de hele landbouwsector [10]. Goede gegevens over de concentratie van bedrijven in de landbouwsector (inclusief de supermarkten) is een goede basis om de handel en wandel van deze bedrijven in de gaten te houden en op basis daarvan actie te ondernemen. Organisaties kunnen dit initiatief ondersteunen door bij de regering aan te dringen in de WTO voor te stellen de werking van GATT artikel XVII (dat landen verplicht gegevens te verstrekken over de activiteit van hun staatshandelsbedrijven) uit te breiden naar de private sector.

Noten:
[1] Zie “De rol van supermarktketens bij het ondergraven van duurzame landbouw,” in WTO.ZIP nieuwsbrief nr 56 (http://www.stelling.nl/trouble/zip/050719–00(56).html).
[2] Judith Whateley van Agribusiness Accountability Initiative vraagt bijvoorbeeld de Europese Commissie om actie te ondernemen tegen a) verkoop beneden de inkoopprijs; b) ‘predatory pricing’ (scherpe verlaging van de verkoopprijs om de concurrent op verlies te zetten); c) eenzijdige verandering van leveringsvoorwaarden op korte termijn (bedreigt het voortbestaan van kleine leveranciers); d) het eisen van onrechtvaardige kortingen; e) het zonder aanleiding verwijderen van de leverancierslijst; en vóór a) het beperken van de aankoop van kleine winkels door supermarktketens; en b) een doorzichtige verkoopprijs (zodat de consument het verschil kan zien tussen wat hij betaalt en wat de producent kreeg). Zie hiervoor: “Supermarket practices, the need for EU-wide action,” door Judith Whateley (http://www.agribusinessaccountability.org/page/340/1).
[3] Die problematiek beperkt zich natuurlijk niet tot boeren. Uitbreiding van het mededingingsrecht om leveranciers te beschermen tegen de grote macht van de detailhandel kan enorme precedentwerking hebben op andere sectoren en zal daardoor niet gemakkelijk worden ingevoerd. Een bekend voorbeeld uit de autosector is dat Toyota in de internationale concurrentiestrijd zijn toeleveranciers dwong hun winstmarges te minimaliseren. Daar is nooit tegen geprotesteerd vanuit het oogpunt van mededingingsrecht; het werd als natuurlijk onderdeel van het marktsysteem gezien.
[4] Bescherming van de kleinschalige detailhandel is overigens ook in de derde wereld zeker de moeite waard. Niet alleen koopt die sector vooral in bij de kleine boeren, maar het is – naast landbouw – een zeer belangrijke bron van werkgelegenheid. Het oprukken van de supermarkten maakt dit juist ongedaan.
[5] Veel landen uit het Zuiden vonden de WTO geen geschikt forum om over zulke mededingingsrechtzaken te praten, omdat daar de belangen van transnationale ondernemingen bij verbeterde markttoegang zwaarder zouden wegen dan van ontwikkeling. Zie ook: “Conspiracy of silence: old and new directions on commodities,” door Duncan Green (http://www.dgroups.org/groups/cgiar/MarketAfrica/docs/bitter_coffee.pdf).
[6] Hier is de export het meest afhankelijk van voedingmiddelen, en wonen de meeste kleine boeren (die met name de dupe worden van de concentratieprocessen in de detailhandel). Hier is ook de bescherming van de kleine detailhandel van groot belang.
[7] Dat waren organisaties van boeren, milieuactivisten, arbeiders en consumenten. Zie: http://www.breakingthearmlock.com
[8] Zie “Supermarket practices, the need for EU-wide action,” door Judith Whateley (http://www.agribusinessaccountability.org/page/340/1). Dit artikel geeft ook een goed beeld van de manier waarop supermarkten hun macht misbruiken en van de stand van de wetgeving in verschillende Europese landen.
[9] Zie: “Verbod op verkoop beneden de kostprijs,” door het EIM (link)
[10] zie: http://www.marketsharematrix.org/index.html

colofon

Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Chris Peeters, Renate Ebner, Noor Backers en Rob Bleijerveld.
Stuur mededelingen, copy of reacties naar:Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl, op http://www.indymedia.nl en op http://www.stelling.nl/trouble Voor een gratis email-abonnement, mail naar

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door redactie WTO.Zip.)