Ga naar de inhoud

Trojka onder de loep

De tijd dat de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in het donker en op extralegale gronden kan opereren lijkt bijna voorbij. Het Europees Parlement heeft net zijn ontwerp-onderzoeksrapport over de rol en de activiteiten van de Trojka vrijgegeven met betrekking tot de eurozone progamma landen. Het rapport bekritiseert de “algemeen zwakke verantwoording” van de trojka en het “gebrek aan transparantie” in de onderhandelingen met programmalanden. Het Parlement wijst erop dat er geen juiste rechtsgrondslag bestaat voor het opzetten van de trojka, en dat de voorwaarden van het programma het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet respecteert.

6 min leestijd

(Origineel in het Engels bij CADTM)

Dit rapport – dat wordt toegejuicht door Eurodad – vormt een aanvulling op recente maatschappelijke initiatieven om de trojka ter verantwoording te roepen, zoals Troika Watch.

Beperkte verantwoording en transparantie

Het ontwerp-verslag is grotendeels gebaseerd op vragenlijsten die werden verstuurd naar de trojka instellingen, naar andere EU-instellingen, zoals de Europese Raad en de Eurogroep, en de ministeries van Financiën en de centrale banken van de vier programma-landen (Cyprus, Griekenland, Ierland en Portugal).

De gekozen methodiek onthulde meteen tekorten op het gebied van verantwoording: volgens de informatie die door de krant Handelsblatt werd verkregen, weigerde het IMF om deze in te vullen,  met de mededeling dat ze in principe niet verplicht zijn in het openbaar verantwoording aan parlementen af te leggen. Evenzo antwoordde Herman Van Rompuy dat “Als voorzitter van de Europese Raad, ik niet betrokken ben” – een opmerkelijke bevinding aangezien de Raad de lidstaten in de EU vertegenwoordigt. De voorzitter van de Eurogroep Jeroen Dijsselbloem reageerde gedeeltelijk, met de verklaring dat “deze [trojka] instellingen en de programma-landen zelf het best gekwalificeerd zijn om veel van uw specifieke vragen te beantwoorden”. De Europese Commissie en de ECB schoven op hun beurt door naar de Eurogroep, waarbij de ECB verklaarde: “In termen van specifieke maatregelen voor specifieke landen, zou de Eurogroep beter geschikt zijn om te reageren.”

Trojka conditionaliteit – Wiens eigendom?

Een belangrijk aandachtspunt voor het Europees Parlement – maar ook voor veel burgers – is wie de voorwaarden heeft opgesteld die verbonden zijn aan de financiële bijstand van de trojka. Deze voorwaarden strekten immers veel verder dan alleen de macro-economische factoren. Het verslag van het Parlement wijst erop dat de programma’s gedetailleerde voorwaarden omvatten voor sociale zaken: zoals “gedetailleerde voorschriften voor de hervorming van de gezondheidszorg en bezuinigingen” in Griekenland, Ierland en Portugal. Expliciet wordt “betreurd dat de programma’s niet gebonden zijn aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Verdragen”.

Economische omstandigheden zoals die opgelegd werden aan Griekenland hebben bijgedragen aan de wanhopige toestand van de economie. De Griekse minister van Financiën meldt in zijn reactie dat de werkloosheid een recordhoogte bereikt heeft, dat het BBP met 25% gedaald is, en dus ook de verhouding schuld/BBP hoger uitviel dan in de aanpassing modellen voorspeld was.

De voorwaarden voor het steunen van de banken die door de trojka aan Ierland werd opgelegd, zou ook repercussies kunnen hebben. Volgens het – tamelijk diplomatieke – antwoord van de Ierse minister van Financiën,  is 30% van de bestaande Ierse schuldquote van 120% van het BBP te wijten aan de bank bail-outs. Hij schrijft dat “de optie die nu overwogen wordt op Europees niveau – de senior obligatiehouders verplicht te laten deelnemen aan de steunoperatie (bail in)- niet beschikbaar was aan de Ierse autoriteiten”. Daarmee geeft hij aan dat de Ierse belastingbetaler gedwongen werd om de rekening te betalen voor hun ingestorte banken-systeem. Kenmerkend is dat de Ierse minister van Financiën eraan toevoegt “ik begrijp dat het vorige kabinet wilde dat senior obligatiehouders deel zouden nemen in het oplossen van de bankencrisis … maar dit werd verhinderd door de trojka.” De reacties van de Commissie en de ECB bevestigde dat het vermijden van besmetting en uitstralingseffecten naar de rest van de eurozone een van de sleutelfactoren is geweest in het ontwerp en de conditionaliteit van het programma. Dit zorgde ervoor dat burgers in crisislanden een hoge prijs betaalden voor de bescherming van de in Europa in hoge mate overbeleende en (aan ‘giftige leningen’, vert.)  blootgestelde banken.

Over het cruciale onderwerp van eigendom, was de reactie van de Commissie is dat “het eigendom van het ontwerp van het programma valt onder de autoriteiten van de betrokken lidstaat”. De ECB ondersteunt dat “de respectievelijke overheden hebben het eigendom van en de verantwoordelijkheid voor verplichtingen, met inbegrip van alle specifieke maatregelen.” Maar de betrokken lidstaten melden dat hun beleidsruimte beperkt was. De Griekse minister van Financiën stelt dat “Gezien het onvermogen van Griekenland om toegang te krijgen tot de kapitaalmarkten, zijn onderhandelingspositie de facto zwak was.” Dit is een dilemma dat bekend is van aanpassingsprogramma’s in door crisis getroffen ontwikkelingslanden, waar het doorgaans het IMF-personeel is dat de conditionaliteit bepaalt, zoals eerdere onderzoek van Eurodad bewees.

De trojka – Wettig  of niet?

Het rapport bevestigt dat “er geen afdoende wettelijke grondslag was voor het opzetten van de trojka op basis van primaire Europees recht”. Dit wordt indirect bevestigd door de Commissie wanneer zij schrijft dat het “trojka-model is goedgekeurd door de EU-wetgever (zie artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013)”, wat impliceert dat er vóór 2013 geen dergelijke goedkeuring was. Alle trojka-programma’s – behalve die voor Cyprus – zijn voor die datum ontwikkeld.

De aanbevelingen omvatten onder andere om de vertegenwoordigers van de Commissie in de trojka regelmatig te laten rapporteren aan het Parlement en het wijziging van de Memoranda van Afspraken met de programmalanden door er passende democratische verantwoording in op te nemen. Het rapport geeft echter niet aan wat echte verantwoordelijkheid in de praktijk zou betekenen, en welke concrete stappen te nemen zijn. De enige verwijzing in het rapport naar participatie van burgers die verder gaat dan parlementen is de oproep om de “sociale partners” te betrekken in de besluitvorming over aanpassingsprogramma’s, een duidelijke concessie aan Europese vakbonden, maar ook aan invloedrijke ondernemersverbanden in Europa.

Een zwak punt is dat – daarbij erkennend dat de EU niet voorbereid was op een grotere soevereine schuldencrisis – nagelaten wordt om de dringend noodzakelijke schuldkwijtschelding te eisen, of een proces om dat te bereiken, zoals een wettelijke mogelijkheid tot insolventie. Wetgeving van andere monetaire unies, namelijk in de Verenigde Staten, voorziet in een regime dat ruimte biedt voor een ordelijke afwerking van schulden voor politieke entiteiten die ondergeschikt zijn aan die unie. In plaats daarvan adviseert het Parlement alleen maar om het Europees Stabiliteitsmechanisme het mandaat te geven om anticiperende bijstand te verlenen, waarmee diens menu aan opties zou uitbreiden tot het geven van verse liquiditeiten aan de lidstaten. Dit zou wel eens contraproductief kunnen zijn in geval van duidelijke insolventie van een Eurozone lidstaat – het insolventie-regime blijft een gouvernementeel vacuüm in Europa en elders.

De meest verrassende aanbeveling is er een die in wezen een einde zou maken aan de trojka. Het Parlement vraagt om “de verplichte betrokkenheid van het IMF in de financiële bijstandsprogramma’s in de Eurozone” te evalueren, en de mogelijkheid van het creëren van een Europees Monetair Fonds als een alternatief voor het IMF te verkennen. Er is echter geen reden om te denken dat de structurele aanpassing van de Europese instellingen niet slechter zou zijn als die zonder het IMF tot stand zouden komen. De reacties van de Europese instellingen geven aan dat het welzijn van de gewone Europese burger niet in het middelpunt van hun overwegingen staat als er besluiten worden genomen. Burgerparticipatie, democratische controle en doeltreffende waarborgen voor de kwetsbaren, blijven belangrijke sleutelgebieden die moeten worden aangepakt, met of zonder het IMF.

Bron: website eurodad