Ga naar de inhoud

Stiglitz en de recyclage van het neoliberalisme

Stiglitz geldt als een fervent criticus van het beleid van de Wereldbank en IMF. Volgens Stijn Oosterlinck wil hij echter alleen wat weeffouten uit het neoliberale systeem halen, en geen fundamentele wijzigingen.

9 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk verscheen eerder op de website van Attac Vlaanderen

In 1997 brak in Azië een zware financiële crisis uit. Het onvermogen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om de verspreiding van de crisis tegen te houden leidde tot een scherp debat binnen de rechterzijde (1). Vooraanstaande neoliberalen zoals Martin Feldstein(2) en Jeffrey Sachs (3) namen het IMF zwaar onder vuur. Ze beschuldigden het IMF er zelfs van de crisis verergerd te hebben. De Wereldbank (WB), de onafscheidelijke tweelingbroer van het IMF, begon zich onder het gezag van diens hoofdeconoom Joseph Stiglitz voorzichtig van het IMF weg te profileren. Diezelfde Joseph Stiglitz nam enige tijd later ontslag bij de Wereldbank. Zijn harde kritiek op het IMF maakte zijn positie aan het hoofd van de Wereldbank onhoudbaar. Maar Stiglitz vond dat niet erg. Hij had andere plannen.

De aandachtige waarnemer kon dit al afleiden uit de inhoud van een aantal van zijn redevoeringen na de Aziatische crisis. Zo gaf hij begin 1998 aan het Wider-instituut , een VN-studiebureau in Scandinavië, een speech met de titel ‘Meer instrumenten en bredere doelstellingen: op weg naar de Post-Washington Consensus (i). De Washington Consensus staat beter bekend als neoliberalisme. Het is de heilige drievuldigheid van dereguleren (wetgeving die handel belemmert elimineren), liberaliseren (openstellen voor marktconcurrentie), privatiseren (openbare bedrijven verkopen aan de private sector). Met andere woorden, de is de overeenstemming die begin de jaren ’80 ontstond onder beleidsmakers overal ter wereld dat het besturen van de samenleving zoveel als mogelijk aan de markt overgelaten moet worden. Wat de markt doet, doet het beter!

Een nieuw ontwikkelingsmodel
De financiële crisissen van de jaren ’90 brachten die consensus aan het wankelen. Dat werd duidelijk toen tijdens de Aziatische crisis van ’97 ook binnen neoliberale kringen een debat ontstond over het IMF en het neoliberale beleid dat ze promootte. Maar ondertussen werden de neoliberalen ook geconfronteerd met de opkomst van een militante andersglobalistische beweging. Het is in dit licht dat Stiglitz campagne voor een Post-Washington Consensus gezien moet worden. Het is een poging de rangen van de neoliberale elite opnieuw te sluiten, maar dan rond een nieuwe consensus die ingaat op de kritiek van de andersglobalisten.

De titel van zijn speech aan het Wider-instituut zegt al heel veel. In de tekst stelt Stiglitz een
nieuw model voor economisch ontwikkeling voor. Volgens Stiglitz weten we na de zware financiële crisissen beter hoe markten werken. Net zoals Jeffrey Sachs vindt hij dat de liberalisering van de financiële markten te vlug gebeurde en zonder de opbouw van de juiste financiële instellingen en wetgeving. Daardoor waren de financiële markten te onstabiel. Die onstabiliteit mag dan wel goed zijn voor de korte-termijn belangen van enkele gewiekste speculanten, banken en andere financiële instellingen, het leidde ook tot een aantal zware bankcrisissen die het kapitalistisch systeem dreigden onderuit te halen.

Een mooivoorbeeld is de spectaculaire instorting van het Amerikaanse hefboomfonds Long Term Capital Management in de nasleep van de Aziatische crisis. Een hefboomfonds (hedge fund) is een financiële instelling die de financiële middelen die erin gestoken worden door investeerders gebruikt om zoveel mogelijk geld te lenen en dat te gebruiken om door middel van het kopen en opnieuw verkopen van aandelen en derivatieven (zoals futures, opties…) winst te maken. Long Term Capital Management (LTCM) deed haar financiële transacties op basis van modellen die gebaseerd waren op de veronderstelling dat de financiële markten ‘normaal’ (dat is: volgens de opgestelde theorie) functioneerden. De Aziatische crisis stak daar echter een stokje voor en na de val van de Russische roebel in de nasleep van deze crisis dreigde Long Term Capital Management failliet te gaan (4). Het probleem was echter dat LTCM zwaar geleend had van zowat elke belangrijke bank en investeringsfirma in Wall Street. Moest LTCM failliet gaan, dan zou het zo goed als zeker een hoop andere banken en investeerders in zijn val meesleuren. Uiteindelijke kocht de Amerikaanse Federal Reserve LCTM uit met $3.6 miljard belastingsgeld (!). Greenspan (president van de Federale Bank, GI) verantwoordde dit door te stellen dat de liquiditeit (5) van de internationale financiële markten dreigde op te drogen, wat zware schade zou toebrengen aan de productieve economie.

Volgens Stiglitz kunnen we dergelijke crisissen vermijden zonder de ‘vrijheid’ van de financiële markten te belemmeren (6) Niet de liberalisering van de financiële markten zelf is het probleem, maar de manier waarop dit gebeurde. Ondertussen zit het IMF ook al op die positie (7) Zij stellen voor een stabieler raamwerk te bouwen voor de internationale financiële markten. Dit raamwerk bestaat uit een hele lijst standaarden, codes en principe-lijsten. Op het vlak van macro-economisch beleid moet er meer transparantie en informatieverspreiding komen. Er moeten ook leidprincipes komen voor insolventie (onmogelijkheid schulden terug te betalen) en bedrijfsbeheer (‘corporate governance’), eenduidige boekhoud- en auditingregels,… Tenslotte moeten ook de bank-, aandelen- en verzekeringssupervisie verstevigd worden zodat sneller ingegrepen kan worden bij problemen. Hieruit blijkt duidelijk dat het niet de bedoeling is een meer rechtvaardige en gelijke internationale financiële infrastructuur op te bouwen en wat in het verleden scheefgegroeid is weer recht te trekken. Het is een duidelijke poging om de ongelijke en onrechtvaardige krachtsverhouding te behouden en de markten stabieler te maken zodat de westerse economieën niet meer in gevaar komen door roekeloze speculanten en andere ‘eerbare’ financiële criminelen.

De codes, principes en standaarden nodig voor de opbouw van een stabiel raamwerk voor de internationale financiële markten zouden door bestaande instellingen zoals het IMF, de Wereldbank en Financial Action Task Force (een werkgroep opgericht in de schoot van de G8 ) opgesteld en gecontroleerd moeten worden. Dit past perfect in het model voor ‘globaal beheer’ (global governance) dat ontwikkeld werd door de Verenigde Naties. In dat model probeert men de kritici van de bestaande onrechtvaardige en ongelijke kapitalistische wereldorde een rad voor de ogen te draaien. Het model pretendeert ‘globalisering van onderuit’ te combineren met ‘globalisering van onderuit’. De zwaar bekritiseerde internationale instellingen worden intact gehouden, maar aangevuld met een aantal consultatiekanalen voor de vertegenwoordigers van de civiele samenleving. De oude machtsstructuren worden dus gewoon hersteld, maar de braafsten onder de niet gouvernementele organisaties (NGO) zullen af en toe een zoethoudertje toegespeeld krijgen en mogen na afloop van de belangrijke topconferenties mee op de foto. Onnodig te vermelden dat de internationale instellingen de vertegenwoordigers van de civiele samenleving wel zelf zullen kiezen.

Democratisch beheer

Na vijfentwintig jaar geschimp op de overheid hebben de neoliberalen de voordelen van een staat herontdekt. Om winst te maken heb je een stabiele markt nodig. En bij het stabiliseren van markten kan staatsregulering (8) een belangrijke rol spelen. Maar omdat het nogal vreemd zou zijn plots voor meer staatsinterventie te gaan pleiten, hebben neoliberalen het over ‘governance’ (beheer). Dit concept staat ook centraal in Stiglitz Post-Washington Consensus Hij stelt dat de ontwikkelingsplannen niet opgelegd mogen worden zoals het IMF dat totnogtoe deed. De lokale bevolking en hun vertegenwoordigers moeten daarbij betrokken worden en het plan onderschrijven. Democratisch beheer (democratic governance) noemt Stiglitz dat. Hoe beperkt en vervormd Stiglitz idee van democratie wel is, wordt snel duidelijk bij het overlopen van de essentiële componenten van een ontwikkelingsplan. Een voor een zijn het maatregelen om markten beter te laten functioneren (9) . Volgens Stiglitz besteedde de Washington Consensus teveel aandacht aan privaat eigendom als basis van de ‘vrije’ markt en te weinig aan het stimuleren van de marktcompetitie. De schrijnend ongelijke machtsverhoudingen die verborgen liggen onder de formele gelijkheid in de markt blijven daarbij buiten beeld. Het komt neer op het bouwen van een stabielere structuur op dezelfde ongelijke machtsverhoudingen als voorheen. Democratie kleurt in Stiglitzoptiek niet buiten de neoliberale krijtlijnen. Het idee dat de lokale bevolking het neoliberale model wel eens zouden kunnen verwerpen komt niet eens bij hem op. Stiglitz staat dezelfde geamputeerde schijndemocratie voor die onlangs nog door de Fransen en de Nederlanders scherp verworpen werd.

(1) A material-discursive approach to the ‘Asian Crisis’: the breaking and remaking of the production and financial orders, pp.125-153, in: Preston, P., Gilson, J. (eds.) The European Union and East Asia. Cheltenham: Edward Elgar.
(2) Martin Feldstein is professor in de economie aan de universiteit van Harvard (VS). Volgens hem moest het IMF zich tijdens de Aziatische crisis vooral beziggehouden hebben met het herorganiseren van de schulden van de Aziatische landen in plaats van hen onaangepaste structurele aanpassingsprogramma’s (SAP’s) in de maag te splitsen.
3) Jeffrey Sachs is eveneens professor aan de universiteit van Harvard (VS) alwaar hij in het Institute for Development werkt. Volgens hem was de Aziatische crisis een voorbeeld van marktfaling. De Aziatische economieën waren fundamenteel gezond. Het echte probleem was de veel te snelle integratie van de financiële markten, wat resulteerde in hypermobiel financieel kapitaal, hefboomfondsen en speculatie
(4)Achter LTCM gingen twee Nobelprijswinnaars economie schuil. Een van hen is de zoon van de vermaarde mainstream-socioloog Robert K. Merton Hij formuleerde de theorie van de self fulfilling prophecy. Deze theorie stelde dat iets dat steeds opnieuw gezegd en gedacht wordt, ook al is het niet waar, uiteindelijk werkelijkheid wordt. Ironisch genoeg was het juist dat fenomeen dat LTCM onderuit haalde .LTCM investeerden vreesden dat het hefboomfondsen failliet zou gaan en haalden haastig hun geld uit het fonds. Juist deze paniekreactie van de investeerders diende LTCM de nekslag toe. De overtuiging van de investeerders dat LTCM failliet zou gaan leidde zelf tot de handelingen die hun overtuiging bevestigden. ( Donald MacKenzie , Globalization, risk and financial crises: LTCM, paper gepresenteerd op vakgroepseminarie Sociologie, Lancaster University, 8 februari 2002).
(5) De liquiditeit is de hoeveelheid geld die in omloop is op een markt. Als de liquiditeit op een markt uitdroogt betekent dit dat bedrijven en overheden die willen investeren zeer moeilijk aan het nodige geld geraken.
(6) Vrijheid staat hier tussen aanhalingstekens omdat het een ideologische uitspraak is. De huidige financiële markten zijn uiteraard enkel vrij voor de grote kapitaalbezitters. Het feit dat de belangen van een kleine groep kapitaalbezitters als algemene belangen voorgesteld worden is een mooi staaltje van de kapitalistische ideologie.
(7) Dat blijkt onder meer uit een artikel van Flemming Larsen , directeur van IMF-Europa, in de OECD Observer van begin dit jaar (No.230 – januari 2002).
(8) De staat hoeft niet per se een nationaal karakter te hebben. Staatsregulering kan zowel op het globale (globale instellingen als IMF en de Wereldbank Wereld Handelsorganisatie) als op het internationale (G8), het regionale (Europese Unie ) of het subnationale niveau uitgevaardigd worden.
(9) Zie ook Stiglitz J.> ,(1998) Towards
a new paradigm for development: strategies, policies and processes
, gegeven als ‘Prebisch Lecture’ op 19 oktober 1998 in UNCTAD te Genève.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Stijn Oosterlynck.)