Op de bres voor voortbestaan uniek museum
Toekomst Museum Heerenveen en Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Museum uiterst onzeker. Het Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Museum, opgericht in 1925, is sinds 1998 gevestigd in het Heerenveen Museum. In de concept cultuurnota van januari 2017 stelt het college van Burgemeester en Wethouders voor om het Heerenveen Museum met een derde te korten op zijn budget: 65.000 euro. Dit brengt het voortbestaan van beide musea in gevaar!
(Door Herre de vries (*1), oorspronkelijk verschenen op solidariteit.nl, illustratie: linosnede door Cesar Domela van Ferdinand Domela Nieuwenhuis)
Om de desastreuze plannen van het college te keren is brede steun nodig. Daar wordt door het Heerenveen Museum en het Domela Nieuwenhuis-Fonds, de eigenaar van het museum, hard aan gewerkt. De tijd dringt, want op 10 april besluit de gemeenteraad definitief over de cultuurnota.
Unieke cultuurhistorie
Het Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Museum is gewijd aan één van de belangrijkste grondleggers van het Nederlandse socialisme en het latere vrije socialisme. Na op verschillende locaties in Amsterdam gevestigd geweest te zijn, vond het Domela Nieuwenhuis-Museum in 1999 onderdak bij het Heerenveen Museum, toen nog Museum Willem van Haren. De grote aanhang die Domela Nieuwenhuis en diens ideeën onder de Friese arbeiders had gevonden, maakte dit tot een passende keus. Bovendien was Heerenveen in 1888 de grootste plaats van het kiesdistrict Schoterland dat Domela Nieuwenhuis in dat jaar, als eerste socialist ooit, verkoos voor de Tweede Kamer.
De vaste opstelling van het Domela Nieuwenhuis-Museum is gewijd aan Domela’s levenslange strijd voor een rechtvaardige wereld en de veelzijdige onderwerpen waarmee hij zich bezighield, waaronder het antimilitarisme, het vegetarisme en de vrijdenkerij. Daarnaast is er een website met informatie over de geschiedenis van het museum en over de persoon van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Voor scholieren is een lespakket ontwikkeld dat een handvat biedt Domela Nieuwenhuis en diens ideeënwereld te leren kennen en verkennen. Het museum organiseert ook speciale tentoonstellingen. Op dit moment zijn er twee in voorbereiding. De eerstvolgende, nog in 2017, gaat over Melle Oldeboerrigter met speciale aandacht voor diens betrokkenheid bij de anarchistische jeugdbeweging. In 2018 vormt het gedenkalbum dat Domela Nieuwenhuis in 1904 werd aangeboden, het aanknopingspunt voor een overzicht van de kunstenaars en schrijvers die daaraan meewerkten en de thematiek die zij in het album en hun werk aansneden. Jaarlijks wordt ook de Domela Nieuwenhuis-lezing gehouden. Daarvoor worden sprekers gevraagd die actief zijn op onderwerpen waarover ook Domela zich uitsprak, en die met hun lezing het publiek aan het denken willen zetten.
Gebrek aan vertrouwen
De conceptnota “Cultuur in Heerenveen. Visie en ambities voor het cultuurbeleid in de gemeente Heerenveen” kenmerkt zich door een negatieve toonzetting ten opzichte van het Heerenveen Museum, waar het Domela Nieuwenhuis-Museum dus onderdeel van uitmaakt. Het museum zou jarenlang lage bezoekersaantallen trekken en in de moderne tijd te weinig publieksgericht zijn. Het college wil “nu echt de omslag maken naar een nieuwe vorm van cultuurhistorie door het op eigentijdse en toekomstbestendige wijze vertellen van het verhaal van Heerenveen.”
Wat de gemeente onder dit verhaal verstaat, komt niet tot uitdrukking in de nota. Om met deze abstracte missie een flitsende start te kunnen maken, stelt ze voor vanaf 2019 de jaarlijkse subsidie aan het museum voor de personele en organisatiekosten terug te brengen van 165.000 naar 100.000 euro. Het vrijkomende bedrag zal het college herschikken voor andere doeleinden binnen haar cultuurbeleid.
Foto ingang Heerenveen Museum
Museum Heerenveen moet vóór 1 juni 2017 een plan indienen, waarin het aangeeft hoe binnen de door het college gestelde kaders dat verhaal van Heerenveen “interactief, publieksgericht en flexibel” over het voetlicht te willen brengen. Als dit plan niet voldoende vertrouwen krijgt voor verdere uitwerking, dan zal de gemeente hiervoor andere partijen uitnodigen. De druk wordt dus hoog opgevoerd. Enerzijds door zulke beperkte middelen ter beschikking te stellen dat de exploitatie van een museum onmogelijk wordt. En anderzijds door er al op te wijzen dat de gemeente andere partijen wil benaderen. Het leest als een motie van wantrouwen jegens het museum.
Andere partijen komen ook om de hoek kijken als het gaat om het beheer van het pand waarin het museum gevestigd is. Uit de nota kan opgemaakt worden dat de gemeente daarmee in haar maag zit. De huisvestingskosten bedragen namelijk jaarlijks ruim twee ton. De afgelopen jaren is op verschillende manieren geprobeerd het gebouw beter te benutten door ook andere culturele instellingen er gebruik van te laten maken. De daartoe gedane voorstellen bleken, na kostbare haalbaarheidsonderzoeken, financieel niet aantrekkelijk genoeg. Het college wil nu een zogenaamde marktdialoog aangaan. Dat wil zeggen: het pand verkopen. Bedoeld of onbedoeld neemt het zo met zijn harde houding ten opzichte van het Heerenveen Museum alvast een voorschot als straks zou blijken dat de aanwezigheid van het museum het pand voor marktpartijen minder aantrekkelijk maakt.
Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Fonds
Door de zeer beperkte financiële ruimte en de weinig specifieke uitwerking van wat de gemeente onder Het Verhaal van Heerenveen verstaat, ziet het Heerenveen Museum zich met deze conceptnota voor een vrijwel onmogelijke opgave gesteld. En daarmee komt ook het voortbestaan van het Domela Nieuwenhuis-Museum in Heerenveen in het geding. Het bestuur van het Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Fonds heeft in een reactie de gemeente vanzelfsprekend laten weten het niet met de plannen eens te zijn. Het fondsbestuur heeft daartoe ook een pleidooi gehouden voor een breed cultuurbegrip en dat met een brede visie op Het verhaal van Heerenveen het Domela Nieuwenhuis-Museum daarin een unieke plek kan innemen. Het bestuur besluit haar reactie dan ook als volgt: (*2)
“Het college van B&W van Heerenveen stelt voor dat het Museum Heerenveen, of zo nodig een andere ‘speler’, zich concentreert op Het Verhaal van Heerenveen. Het is voorshands niet duidelijk wat dat verhaal inhoudt, of zou het ‘de mix van handelsgeest, dynamiek en durf die de drie voorname heren bij de veenwinning in de zestiende eeuw tentoonspreidden’ moeten zijn? Die loopt volgens de nota immers als rode draad door de geschiedenis van Heerenveen.
Wij vermoeden dat deze vertelling als hoofdstuk in Het verhaal van Heerenveen niet zou misstaan, maar dat verhaal zou, als het vertekening van de geschiedenis wil vermijden, ook andere hoofdstukken moeten hebben. Dan is het niet moeilijk om een hoofdstuk Domela Nieuwenhuis in te passen en dat hoofdstuk zou ook absoluut noodzakelijk zijn. We hebben al gewezen op de band van Domela Nieuwenhuis met Heerenveen, maar de beweging die hij in gang zette, heeft zich natuurlijk ook na zijn dood kritisch verhouden tot de mix van de drie voorname heren. Wie een eerlijk verhaal van Heerenveen wil vertellen, kan moeilijk aan de massa de wereld van de ‘happy few’ verkopen. Geschiedenis is juist zeer bemoedigend, wanneer een ieder in zijn/haar situatie door haar aangesproken wordt. Pas dan wordt Het verhaal van Heerenveen niet alleen een verhaal voor, maar ook een verhaal van het publiek.
Goede geschiedenisverhalen wijzen op meerdere facetten, maken verschillende invalshoeken mogelijk en openen zich zo voor de vragen van het publiek. Dat kan het beste als ieder geluid een tegengeluid krijgt en voor dat tegengeluid biedt het Domela Nieuwenhuis-Museum een prachtig orgaan.
Er is meer, want door de stem van Domela Nieuwenhuis te verweven in het verhaal van Heerenveen, komt vanzelf de vraag naar voren hoe mensen met elkaar om dienen te gaan. Dan zijn we aanbeland bij de brede definitie van cultuur. Wie moet leren hoe de Nederlandse cultuur en samenleving functioneren, moet juist zo’n verhaal voorgeschoteld krijgen. Trouwens, wie denkt te weten hoe die cultuur en samenleving in elkaar steken of vindt dat ze anders zouden moeten worden ingericht, kan ook juist aan zo’n verhaal veel hebben.
Het is om deze redenen, dat wij het bijzonder zouden betreuren als het Domela Nieuwenhuis-Museum uit Heerenveen zou moeten verdwijnen. Heerenveen is geen afgesloten enclave, maar ook deel van Nederland. Ook in het Westen wordt op Batavusfietsen gereden, in Thialf komen niet alleen Friezen en er worden niet alleen provinciale kampioenschappen bestreden. SC Heerenveen moet ook wel eens op bezoek in Eindhoven en Alkmaar komt naar het Abe Lenstrastadion. De Heerenveeners kijken en luisteren niet alleen naar Omrop Fryslân. Het is dus onjuist om het cultureel erfgoed te beperken tot deze gemeente en af te sluiten van de wereld om haar heen. De winst zit niet in een of-of vraagstelling, maar in een en-en oplossing.”
*** Steun het Domela Nieuwenhuis-Museum, wordt vriend én neem contact met ons op: info@ferdinanddomelanieuwenhuis.nl
—————
(*1) Lid van het bestuur van het Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Fonds.
(*2) De volledige reactie van het bestuur is te lezen op de site van het Ferdinand Domela Nieuwenhuis-Fonds.
Historicus Johan Frieswijk schreef ook een reactie op de plannen van de gemeente Heerenveen.