Ga naar de inhoud

Een databank voor activisten-dna.

Een databank voor activisten-dna. Wat de recente veroordeling van milieuactivisten betekent voor XR en andere activisten

18 min leestijd

Op woensdag 2 augustus werden zeven milieuactivisten veroordeeld voor het oproepen tot het blokkeren van de A12. Deze door Extinction Rebellion (XR) georganiseerde actie was bedoeld om de overheid en het bedrijfsleven aan te zetten tot ambitieuzer klimaatbeleid. De uitspraak is een escalatie door het OM en de rechtbank in hun strijd tegen de A12-blokkade, maar de volledige omvang van deze escalatie is nog niet geheel doorgedrongen. Daarom ga ik in dit artikel in op die escalatie, die in 2024 wellicht kan leiden tot de invoering van een dna-databank voor snelwegblokkeerders.

Het doel is om kennis te verspreiden over dit onderwerp, maar ook om duidelijk te maken dat de strijd tegen klimaatverandering een constant escalerende strijd is. Wie denkt dat de staat achterover gaat leunen terwijl milieuactivisten steeds meer druk zetten, moet nu wel langzaam uit die droom ontwaken. Voor rebellen en activisten van elke soort is het belangrijk om voorbereid te zijn op wat komen gaat, en een vuist te bieden tegen het alsmaar gewelddadiger optreden van het handhavingsapparaat.

De uitspraak

De rechtbank stelt vast dat de verdachte daarmee anderen heeft opgeroepen om een naar Nederlands recht strafbaar feit te plegen, te weten het versperren van enige openbare landweg zoals strafbaar gesteld in artikel 162 Sr.”

Het is moeilijk om de gevolgen van deze zin te overschatten. Het is afkomstig uit rechtsoverweging 5.4 van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 augustus 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11451), de veroordeling van Joke Kaviaar. Er is in de afgelopen week al veel gezegd over de uitspraak. Amnesty is geschokt dat het demonstratierecht zo’n kleine rol heeft gehad in het proces. Ook de rol die de TOOI, de geheimzinnige surveillanceorganisatie van de politie, heeft gespeeld en überhaupt de tenlastelegging van “opruiing” voor een demonstratie zijn ondervraagd.

Voor dit artikel wil ik echter de aandacht vestigen op de laatste zinsnede: “zoals strafbaar gesteld in artikel 162 Sr.”. Dit schijnbaar achteloze onderdeel van de uitspraak zet de deur wagenwijd open voor tot nu toe ongekende repressie van A12-blokkeerders. Tot deze uitspraak was het namelijk niet duidelijk welke strafbaarstelling bij de A12-blokkades hoorde. Er was in ieder geval sprake van deelname aan een verboden demonstratie (ex. art. 11 lid onder b Wet openbare manifestaties), en van het hinderen van verkeer (ex. art. 5 Wegenverkeerswet). Dit zijn echter slechts overtredingen in plaats van misdrijven, met lage straffen en een inperking van politiebevoegdheden. Voor artikel 162 Sr. gaat dat niet op, zoals we hieronder zullen zien.

De uitspraak van de rechter geeft aan het OM en de politie de boodschap dat een verdenking van het feit in artikel 162 Sr. past bij de rebellen die deelnemen aan de A12-blokkade. Als het OM en de politie dit in hun beleid gaan gebruiken, heeft dat enorme gevolgen voor de manier waarop strafrechtelijk wordt omgegaan met de A12-blokkade.

Artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) verbiedt het opzettelijk versperren van een openbare landweg indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is. De vraag of er gevaar te duchten is wordt, ingevolge de veroordeling van de Blokkeerfriezen, abstract beantwoord: belangrijk is niet of er daadwerkelijk gevaar was, maar of dat gevaar “naar algemene beleving” te duchten is. Hoewel de rechtbank in de XR-zaak niet inging op het gevaar, kan worden afgevraagd of er daadwerkelijk gevaar te duchten is. Immers wordt de weg bij deze blokkades door de politie afgezet.

Hoe dan ook, artikel 162 Sr. is van een heel andere aard dan de verboden uit de Wet openbare manifestaties of de Wegenverkeerswet. Allereerst zal de lezer opvallen hoe hoog de maximumstraf is: een gevangenisstraf van maximaal negen jaar of een geldboete van de vijfde categorie (maximaal 90.000 euro). Nu worden de maximale straffen bijna nooit geëist, maar het laat zien dat dit een serieus misdrijf is, in plaats van een lichte overtreding.

Dat het gaat om een misdrijf in plaats van een overtreding is het volgende verschil. Dit komt met een verschil in politiebevoegdheden, waar we later nog op in zullen gaan. Artikel 162 Sr. is niet alleen maar een misdrijf, het is ook nog eens een zwaar misdrijf. Ingevolge artikel 67 lid 1 onder a zijn alle misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat, zware misdrijven. Ook dit brengt extra politiebevoegdheden met zich mee.

Uitbreiding van bevoegdheden

Allereerst de bevoegdheden zoals die nu gelden. Zoals artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering duidelijk maakt:

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.”

Dit is het zogenaamde gesloten systeem van politiebevoegdheden. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie mogen alleen dingen doen waarvoor de wet expliciet toestemming geeft. De acties waarvoor het OM en de politie toestemming heeft, noemen we “bevoegdheden”. Dus: hoe meer politiebevoegdheden, hoe meer de politie mag doen. Het idee is dat dit gesloten systeem de politie aan banden legt en inperkt, maar zoals we later zullen zien valt dit in de praktijk tegen.

Strafbare poging en voorbereidingshandelingen

Dat het feit in artikel 162 Sr. een misdrijf is, brengt ook met zich mee dat de poging ook strafbaar is. Artikel 45 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt:

Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.”

Alleen pogingen tot een misdrijf zijn strafbaar. Poging tot een overtreding is niet strafbaar. Zelfs als je keihard richting een rood stoplicht aan het fietsen bent, ben je pas strafbaar als je daadwerkelijk door het rode licht heen rijdt. Bij misdrijven is de poging al strafbaar, vanaf het moment dat het “begin van uitvoering” zich heeft geopenbaard. Wat dat betekent in het kader van een blokkade is nog niet duidelijk.

Zorgwekkender is artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht:

Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.”

Dit is de zogenaamde strafbare voorbereidingshandeling. Dat is normaal bestemd om de voorbereiding van bijvoorbeeld bankroven en terroristische aanslagen voortijdig aan te pakken, en om zo ernstige schade te voorkomen. Door de hoge maximumstraf van artikel 162 Sr. is het nu echter ook mogelijk om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen voor de XR-blokkade.

Wat een strafbare voorbereidingshandeling is voor een blokkade is veel makkelijker voor te stellen. Bij de blokkade in mei ben ik met vrienden met de auto naar Den Haag gereden, omdat we bang waren te laat vrijgelaten te worden om de trein terug te nemen. Het voorhanden hebben van die auto is een strafbare voorbereidingshandeling. Het verzamelen van lock-ons en kettingen is het verwerven van voorwerpen.

Medepleger en medeplichtig

Hoewel de termen medepleger en medeplichtig weleens door elkaar worden gebruikt, betekenen ze andere dingen. Een medepleger is iemand die, ingevolge artikel 47 Sr., ook meedoet aan het strafbare feit, of die het strafbare feit uitlokt door het “verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen”. Daar kan je bijvoorbeeld aan denken bij een actietraining van XR, of iemand die een signal-groepje opzet om met vrienden naar de A12-blokkade te komen. Een medepleger is volledig strafbaar, alsof die het misdrijf zelf heeft verricht.

Een medeplichtige heeft zelf niet het misdrijf begaan, maar is wel opzettelijk behulpzaam geweest. Je kan alleen medeplichtig zijn aan een misdrijf, dus ook hier opent artikel 162 Sr. een deur. De groep medeplichtigen aan de A12-blokkade is enorm. Binnen XR werkt een grote groep mensen aan een blokkade. Degene die coördineren, die rebellen van voedsel voorzien, die de geluidsinstallatie verzorgen; allemaal zijn ze medeplichtig aan het misdrijf van de A12 blokkeren. Als verdachte van medeplichtigheid kan de politie haar bevoegdheden dus ook tegen deze mensen inzetten.

Voorlopige hechtenis

Het OM gebruikt voor na het arresteren van een verdachte een trapje, om te bepalen hoe lang een verdachte vastgehouden mag worden. Dit begint met het zogenaamde “ophouden voor verhoor”. Dit mag de politie doen bij verdenking van een overtreding of een misdrijf, en is bedoeld voor de eerste ondervraging en mogelijk andere onderzoeken. Dit duurt maximaal 6 uur, of 9 uur als er sprake is van een feit uit artikel 67 lid 1 Sv (zoals artikel 162 Sr.).

Na het vasthouden voor onderzoek volgt de inverzekeringstelling. Die kan drie dagen duren, en is bedoeld om de verdachte “ter beschikking te houden”. Zo kunnen politie en OM nog aanvullende vragen stellen of ander onderzoek doen. Als de rechter-commissaris de verdachte nog langer wil vasthouden, volgt de voorlopige hechtenis, die in fasen is verdeeld. Fase 1 is de bewaring, en duurt maximaal 14 dagen. Als dat nog niet lang genoeg is volgt de gevangenhouding, die in feite onbeperkt lang kan duren. Voorlopige hechtenis staat open voor alle zware misdrijven, dus ook voor een verdachte van een overtreding van artikel 162 Sr.

Onderzoek

De onderzoekshandelingen die de politie en het OM mogen doen bij een zogenaamd zwaar misdrijf zijn te breed en te gedetailleerd om op te noemen. Wie hierin geïnteresseerd is kan het Wetboek van Strafvordering erop nalezen, door te kijken naar alle artikelen waarin “artikel 67 lid 1 Wetboek van Strafvordering” wordt genoemd. Om een aantal voorbeelden te noemen: het OM mag de aanbieder van communicatiediensten (whatsapp, T-Mobile, etc) vragen om persoonlijke berichten aan de politie te overhandigen. Computers en telefoons mogen worden doorzocht, huiszoekingen kunnen worden toegestaan… de lijst is lang en gedetailleerd.

In het bijzonder wil ik de aandacht trekken naar het dna-onderzoek, waar ik hieronder meer gedetailleerd op zal ingaan.

Wet dna-onderzoek bij veroordeelden

De huidige wet

Het onderzoek naar dna-sporen in het Nederlandse Wetboek van Strafvordering is aan strenge regels onderworpen. Deze regels zijn te vinden in de artikelen 151a en 151b, en geven aan onder welke omstandigheden het Openbaar Ministerie dna mag afnemen en onderzoeken. Dit mag alleen met toestemming van de verdachte (art. 151a), maar als het gaat om een ernstig misdrijf (zoals artikel 162 Sr) mag de Officier van Justitie ook dwangmatig celmateriaal afnemen (art. 151b). Er moeten dan wel zogenaamde “ernstige bezwaren” bestaan, wat betekent dat er een sterke verdenking is dat iemand een specifiek ernstig misdrijf heeft gepleegd. Daarvan is sprake als iemand op heterdaad is betrapt.

Naast de mogelijkheden uit het Wetboek van Strafvordering biedt de Wet dna-onderzoek bij veroordeelden (hierna: Wet dna-V) ook de mogelijkheid om bij veroordeelden van een ernstig misdrijf celmateriaal af te nemen. Dit celmateriaal wordt aan de dna-database toegevoegd, en kan dienen om toekomstige misdrijven van een veroordeelde op te sporen. In de toekomst kan de Officier van Justitie dat materiaal uit de database vergelijken met het materiaal dat in een nieuw onderzoek krachtens artikel 151a of 151b van het Wetboek van Strafvordering wordt verkregen.

DNA-database

Het Wetboek van Strafvordering en de Wet dna-V gaan niet diep in op de manier waarop een dna-database moet worden vormgegeven. Deze taak wordt gedelegeerd aan het kabinet, dat bij Algemene maatregel van bestuur regels kan stellen over hoe precies gebruik moet worden gemaakt van de dna-bevoegdheden. Artikel 151b lid 5 Wetboek van Strafrecht (Sv) zegt daarover bijvoorbeeld:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent de wijze van uitvoering van dit artikel gegeven. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.”

Zo’n algemene maatregel van bestuur wordt genomen door het kabinet. De Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) mogen er dus niet over meestemmen. Wel moeten ze volgens deze wet geïnformeerd worden. Zo kunnen de Kamers zo nodig oproepen tot een debat, of een motie aannemen om het kabinet bij te sturen. Het is dus een sterk verminderde vorm van inspraak, maar de Kamers hebben er dus wel wat over te zeggen.

Om uitvoering te geven aan artikel 151b lid 5 Sv heeft het kabinet het Besluit dna-onderzoek in strafzaken (hierna: het dna-besluit) aangenomen. Hierin staan alle regeltjes waar politie en OM zich aan moeten houden bij dna-onderzoek. Zo wordt in artikel 18 bepaald dat dna-profielen tussen de twintig tot dertig jaar mogen worden bewaard na de einduitspraak van de rechter. Ook moet dna-materiaal dat is vergaard voor een onderzoek naar een bepaald strafbaar feit, worden vernietigd nadat dat feit is verjaard. Immers, daarna dient het dna-materiaal geen doel meer. Dit is zo bepaald om te voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die verplicht dat dna-materiaal alleen wordt verzameld voor zover het een bepaald doel dient.

Conservatoir dna-onderzoek

Volgens de minister schiet het huidige systeem van dna-onderzoek bij veroordeelden tekort. Van ‘slechts’ 87 procent van de veroordeelden die onder de Wet dna-V vallen wordt een dna-profiel afgenomen. Volgens de minister zou dit percentage verhoogd worden door zogenaamd “conservatoir” dna-materiaal af te nemen op het moment dat de verdachte voor het eerst wordt aangehouden, in plaats van na de veroordeling. Volgens het ministerie is dat het doel van het Wetsvoorstel introductie conservatoire afname van celmateriaal voor dna-onderzoek (Wet conservatoir dna-onderzoek), dat tot 12 juni van dit jaar in internetconsultatie was. In de concept-Memorie van Toelichting schrijft de minister:

Met dit wetsvoorstel wordt alleen – voor nader bepaalde gevallen – het moment van afname van celmateriaal gewijzigd. Voor het overige blijft de Wet dna-V hetzelfde, op één onderdeel na (de bescherming van minderjarige verdachten, BS).

Dit is wellicht juridisch juist, maar feitelijk leidt deze “momentverandering” wel degelijk tot een verschil. Allereerst in de hoeveelheid dna-profielen die onder deze wet kunnen worden afgenomen. Er zijn (zorgwekkend genoeg) geen cijfers bekend over de hoeveelheid arrestaties die later leiden tot een veroordeling, maar het is wel bekend dat lang niet alle verdenkingen leiden tot daadwerkelijke vervolging, laat staan een veroordeling. De Wet dna-V verplicht echter dat bij het “ophouden voor verhoor” (dus zodra je gearresteerd bent!) meteen een dna-profiel wordt afgenomen. Omdat niet iedereen die gearresteerd is daadwerkelijk wordt veroordeeld, worden er dus veel meer dna-profielen afgenomen.

De opmerking van de minister is ook weer een taalkundig trucje: de wet past de dna-V namelijk inderdaad niet veel anders aan. Echter, tegelijkertijd wordt het wetsvoorstel gedaan om het Wetboek van Strafvordering te wijzigen. In het wijzigingsvoorstel wordt artikel 151b Wetboek van Strafvordering als volgt gewijzigd:

In het vierde lid wordt in de laatste zin, na ‘of aan celmateriaal, dat’ ingevoegd ‘op grond van artikel 2 van de Wet dna-onderzoek bij veroordeelden is genomen of dat’.”

Hoewel het heel onduidelijk geformuleerd is, wordt hier een enorme wijziging gemaakt. Het dna dat is afgenomen in het kader van de Wet dna-V mag worden gebruikt voor het opsporingsonderzoek, en zonder toestemming van de verdachte. Die aanpassing, samen met de eerdere aanpassing van het moment van afname, is enorm. Dit betekent dat van elke verdachte van een ernstig feit een dna-profiel beschikbaar komt voor onderzoek. Weliswaar moet het OM zich aan strenge eisen houden bij het gebruik van dat dna, maar dat neemt niet weg dat er in feite een tweede dna-databank wordt gecreëerd.

Niet alleen wordt een nieuwe dna-databank gecreëerd, maar de vraag is of de aan strenge regels gebonden oude dna-databank nog blijft bestaan. Immers zal nu van elke verdachte van een ernstig misdrijf een dna-profiel worden opgenomen. Het is moeilijk denkbaar waarom een Officier van Justitie nog via de moeilijke weg van artikel 151b Sv. zal gaan, als de weg langs de Wet dna-V open komt te liggen.

Nieuwe databank

Deze nieuwe databank moet ook aan regels worden onderworpen. Daarover zegt de nieuwe Wet dna-V het volgende:

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het afnemen, bewaren en vernietigen van het celmateriaal”

Vergelijk dit met de bepaling uit het Wetboek van Strafvordering. De eis dat de algemene maatregel van bestuur aan de Staten-Generaal worden toegezonden, om hen in de gelegenheid te stellen te reageren en zo nodig op te treden, is hier niet terug te vinden. Dit betekent dat de ministerraad, zonder inspraak van de Kamers, mag bepalen wat de inhoud is van de algemene maatregel. Deze tweede dna-databank kan dus geheel naar inzicht van het kabinet worden ingericht. Dat is een zeer uitgebreide bevoegdheid, zeker aangezien het mogelijk is dat deze nieuwe dna-databank de oude gaat vervangen.

Relevantie voor XR

Voor XR is deze wijziging relevant, indien het OM inderdaad gebruik gaat maken van de verdenking van artikel 162 Sr. Als het OM de blokkade inderdaad ziet als een overtreding van artikel 162 Sr, dan moet het OM van alle rebellen een dna-profiel afnemen. Dat betekent afname van wangslijmvlies; een medische ingreep die als zeer grensoverschrijdend wordt ervaren. Naast de fysieke ervaring zal een rebel het wellicht meewegen bij het doen van een volgende actie. Immers, als de politie een dna-profiel van je heeft, zal het je bereidheid voor toekomstige acties wellicht enorm laten afnemen.

Nieuwe Wetboek van Strafvordering

Naast de vernieuwing van de Wet dna-V werkt het ministerie van Justitie en Veiligheid ook aan de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Daarover kan een heel eigen artikel geschreven worden, maar voor dit artikel is dat relevant omdat de eis van ernstige bezwaren, dus dat er een sterke verdenking bestaat, uit een groot deel van het wetboek wordt geschrapt. In het bijzonder wordt het uit een groot deel van het dna-hoofdstuk geschrapt. Die strenge eisen van het OM worden dan plots een stuk minder streng. Als het Wetboek van Strafvordering én de nieuwe Wet dna-V worden aangenomen, betekent dat een ongekende uitbreiding van het gebruik van dna in strafvervolging.

Wat te doen

Het gebruik in de rechtspraak van artikel 162 Sr. en de uitbreiding van de Wet dna-V en het Wetboek van Strafvordering brengen nieuwe repressie met zich mee. Die repressie moet de milieubeweging het hoofd bieden.

  1. Betere informatieveiligheid

Door het gebruik van artikel 162 Sr. mag de politie binnenkort voorbereidingshandelingen en medeplichtigheid onderzoeken en vervolgen. Hierbij mag de politie op afstand toegang verkrijgen tot persoonlijke berichten. Ook zal de politie vaker groepen proberen te infiltreren. Het verhullen van informatie is dus belangrijker dan ooit. Dit betekent dat alleen gebruik moet worden gemaakt van beveiligde berichtendiensten als Telegram, en dat meer gebruik moet worden gemaakt van schuilnamen. Ga bij alle berichten ervan uit dat de politie meekijkt.

  1. Solidariteit

Bij de A12-blokkade in mei is het grote merendeel van de deelnemers niet geregistreerd. Hoewel sommigen het frame van het OM geloven dat dit is omdat het gaat om een vreedzame actie, is het duidelijk dat dit puur een kwestie was van capaciteitsgebrek. Er waren te veel mensen om op tijd verwerkt te worden. Het is die druk, niet de procedurele waarborgen uit het Wetboek van Strafvordering, die rebellen beschermen tegen vervolging en veroordeling. Op die strategie moet dus ingezet worden.

  1. Escalatie

De escalatie van het staatsapparaat vereist een eigen escalatie om activisten veilig te houden. Met escalatie doel ik niet op geweld tegen politie, maar vooral op het professionaliseren van de weerstand tegen politie-optreden. Kennis moet uitgebreid en gedeeld worden, willen we het OM en de politie een stapje voor blijven. Daarnaast moeten we blijven wijzen op het disproportionele politiegeweld dat op deze manier onze kant op komt.

  1. Actiebereidheid

De veroordeling van de zeven milieuactivisten is een startschot voor nieuwe repressie, die al voor de volgende acties van 9 september plaats kan vinden. We kunnen rekenen op arrestaties voor opruiing, maar ook voor medeplichtigheid en het treffen van voorbereidingshandelingen. Solidariteit in woord en daad met de gearresteerde rebellen is belangrijk, evenals het volhouden van momentum. Als er rebellen gearresteerd worden, moet er ook gedemonstreerd worden. En hoe dan ook moet de actie van 9 september doorgang vinden, om te laten zien dat repressie geen zin heeft. Dit vereist een radicale actiebereidheid.

  1. Versla de Wet dna-V en het nieuwe Wetboek van Strafvordering

De Wet dna-V en het nieuwe Wetboek van Strafvordering kunnen nog worden verslagen. Het een en ander zal afhangen van de uitkomst van de verkiezingen, maar het is belangrijk dat in ieder geval linkse partijen als PvdA/GL zich tegen de nieuwe wet gaan verzetten. Als er geen druk op deze partijen komt te liggen op dit onderwerp, dan zullen zij (evenals de Wet Doxing) zonder verdere uitleg vóór de wet stemmen. Deze veranderde wetgeving is zo fundamenteel dat het in ieder geval onderdeel moet zijn van het maatschappelijk debat.

Het is voor alle activisten belangrijk dat we ons realiseren dat de strijd van burgerlijke ongehoorzaamheid niet altijd in lijn is met wet- en regelgeving. Aangezien de rol van het OM en de politie is om de wet- en regelgeving koste wat het kost te handhaven, staan we regelmatig tegenover elkaar. Dat betekent ook dat er strijd gevoerd moet worden, juist om die fundamentele grondrechten te beschermen. De tijd dat het OM kon worden gezien als een neutrale partij, als die ooit heeft bestaan, is nu wel voorbij. Klimaatstrijd is ook strijd tegen elke organisatie die in de weg staat.