Ga naar de inhoud

April-deadline WTO nadert

Op weg naar de belangrijke ‘April-deadline’ lijkt de leiding van de Wereld Handels Organisatie (WTO) weer de ‘Juli 2004 Pakket’-strategie van stal te halen. De inzet is om de groep van rijke en machtige lidstaten aan meer afzet- en investeringsmogelijkheden voor ‘hun’ ondernemingen te helpen. De vraag is of de ontwikkelingsstaten na de kater van de Hong Kong-top de pressie van de EU en de VS kunnen weerstaan en de ‘voorvechters van de ontwikkelingszaak’ – India en Brazilië – definitief zullen ontmaskeren.

15 min leestijd
Placeholder image

Na de Hong Kong-top van december 2005 pakten de diplomaten en hun topambtenaren de onderhandelingen over de vele onderwerpen van de Doha Ontwikkelings Agenda weer op. Die agenda – inmiddels voorzien van een aantal ‘verse’ deadlines waaronder die van eind april – is gericht op het afsluiten van de Doha Ronde aan het eind van dit jaar. Bij de setting horen: het hoofdkwartier van de WTO in Genève, groepen van diverse samenstelling en grootte, intransparantie en ondemokratische top-down besluitvorming, besprekingen met een min of meer formeel karakter.

De harde kern

Tegelijkertijd hield een ‘harde kern’ van WTO-lidstaten, rondom de EU, de VS, India en Brazilië [1], een aantal informele toppen met als inzet de gelijktijdige uitruil van concessies op gebied van ‘landbouw’ en ‘industriële goederen’. Zo’n uitruil is in de ogen van velen een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot een WTO-brede afspraak over ‘modaliteiten’ [2]. Na een inleidende, informele minitop van zo’n 25 WTO ministers tijdens het World Economic Forum in Davos (27 en 28 januari) volgden op 10 en 11 maart een top van VS/EU/India/Brazilië/Australië/Japan in London [3] en op 31 maart en 1 april een van VS/EU/Brazilië in Río de Janeiro.

Volgens directeur-generaal van de WTO Pascal Lamy (die actieve steun verleent aan de ‘harde kern’ [4]) moet de EU zijn landbouwmarkt verder openen, moet de VS meer snijden in de binnenlandse landbouwsubsidies, en moeten India en Brazilië hun industriële tarieven meer verlagen. Begin april blijkt uiteindelijk dat deze opzet niet slaagt. De impasse duurt voort. Daarmee is tevens de fundering weggeslagen voor een eventuele doorbraak in de formele WTO-onderhandelingen [5]. En dreigen ook een aantal voor ontwikkelingsstaten belangrijke elementen rond de modaliteiten vooruitgeschoven (en daarmee ondergeschikt) te worden.

Stagnatie

De openlijke beschuldigingen over het gebrek aan concessiebereidheidheid vliegen ondertussen over en weer en er wordt hardop getwijfeld aan de haalbaarheid van de April-deadline en aan een sucesvolle afsluiting van de Doha Ronde in 2006 [6] [7] [8].
Martin Khor van het Third World Network is van mening dat het de EU en de VS zijn die de zaak op de spits dreven en op een algehele stagnatie aanstuurden. Ze hebben een plan om India en Brazilië, en daarmee alle andere ontwikkelingsstaten, te dwingen tot nog verdergaande concessies op het gebied van industriële goederen. Dat alles om de Amerikaanse en Europese transnationale ondernemingen te voorzien van meer (toekomstige) afzet- en investeringsmogelijkheden [9].

In ruil voor de gevraagde concessies krijgen de ontwikkelingsstaten een sigaar uit eigen doos, namelijk de hernieuwde (!) toezegging tot het verder verlagen van de Europese en Amerikaanse landbouwtarieven en -subsidies. Gedurende de Uruguay Ronde [10] is dit al eens beloofd door de rijke staten, maar dankzij vele juridische sluipwegen kon worden doorgegaan met massale voedseldumping en marktafscherming.

Tijdens zijn recente bezoek aan India (op 5 en 6 april) drong Lamy tevergeefs bij handelsminister Nath aan op het accepteren van ’toegepaste tarieven’ in plaats van ‘gebonden tarieven’ als basis voor liberalisering van de handel in industriële goederen. Het is opmerkelijk dat Lamy deze eis stelt. Ten eerste geeft hij daarmee ondubbelzinnig aan partijdig te zijn. Daarnaast valt de eis buiten het WTO-mandaat voor onderhandelingen over industriële goederen van juli 2004. Tenslotte betekent dit een drastische aantasting van de ontwikkelingsmogelijkheden van de Indiase industrie terwijl er nauwelijks wat tegenover staat van de kant van de VS en de EU [11]. Nath wees het ‘aanbod’ van Lamy dan ook meteen van de hand en wekte de indruk zeer geïrritteerd te zijn.

Het is niet waarschijnlijk dat irritaties over de gang van zaken een beletsel vormen voor opkomende machten als India en Brazilië om door te gaan met de onderhandelingen. Ze zijn immers heel wat gewend van de kant van de EU en de VS, en er valt veel te winnen. Verder bleken ze vorig jaar geen moeite te hebben om in een dergelijke (schijnbaar) uitzichtsloze onderhandelingssituatie andere ontwikkelingsstaten over te halen een slecht akkoord te tekenen.

Juli 2004 Pakket

Na deze laatste (mislukte) poging van Lamy om de zaak weer op de rails te krijgen, is het tijd voor een andere strategie. Doorschuiven van de modaliteitenvaststelling is niet aan de orde want dat vergroot de kans op een verdere uitloop of zelfs op het mislukken van de Doha Ronde. De minimale inzet voor een eindspurt in april is het behalen van minder omvangrijke modaliteiten, de maximale is het binnenslepen van meer marktopening voor industriële goederen.

In juli 2004 onttrokken de VS, de EU, Australië, India en Brazilië zich op initiatief van de toenmalige Europese handelsminister Lamy en zijn Amerikaanse collega aan de WTO-brede onderhandelingen over ‘breekpunt’ landbouw. De vijf zonderden zich een aantal dagen af om tot een deal te komen. De spanning in de WTO liep ondertussen tot het kookpunt op omdat een belangrijke deadline dreigde te verstrijken. De ‘wortel en stok’-strategie [12] van de EU en de VS en de ondersteuning door de WTO-leiding leidden tot acceptatie van de deal door steeds grotere groepen van lidstaten, tot en met het niveau van de Algemene Raad. Zo slaagden Lamy en Zoellick er tenslotte in om vergaande concessies te verkrijgen van alle ontwikkelingsstaten, het zogenaamde Juli 2004 Package [13].

Die strategie lijkt nu weer uit de kast gehaald te zijn. 3 April jongstleden deelde Lamy een selecte groep van WTO-ambassadeurs mee dat er tussen 27 april en 5 mei een minitop plaats zal hebben waarvoor 25 tot 40 ministers genodigd zijn [14]. Vanaf 22 april worden er dagelijkse “Greenroom’ bijeenkomsten gehouden (bijzondere onderhandelingssessies voor genodigden onder leiding van Lamy). En op 15 en 16 mei is er een zitting van de Algemene Raad.

Modaliteiten

Waarnemers geven aan dat Lamy de regie van deze laatste fase voor de April-deadline in eigen hand neemt. Agenda en concepttekst die de deelnemers aan de minitop voorgeschoteld krijgen zijn door hem opgesteld. Zijn agenda omvat meer elementen dan alleen de breekpunten van de ‘harde kern’ en lijkt aan te koersen op ‘volledige’ modaliteiten. Toch wordt de kans groot geacht dat een aantal ontwikkelingselementen [15] uiteindelijk doorgeschoven zullen worden naar de volgende deadline: 31 juli. Lamy zegt tussen 3 april en het begin van de minitop namelijk een aantal elementen te willen “stabliseren”. Volgens Aileen Kwa van Focus on the Global South komt dat neer op het formuleren van een tijdelijk compromis waarmee ‘eisers’ en ‘beschermers’ zich tevreden kunnen stellen zodat ze ‘hun’ punten tijdens de minitop niet tot breekpunt maken. Maar dat betekent waarschijnlijk – en dat is overeenkomstig de WTO-praktijk – dat de ontwikkelingsstaten in juli een ‘up-hill’ gevecht moeten leveren om hun belangen veilig te stellen.

Verzet

De G33 diende op 28 maart een klacht in bij de Doha-stuurgroep, het Trade Negotiations Committee. Deze invloedrijke groep van 42 lidstaten die zich inzet voor voedselzekerheid en leefbare inkomens voor boeren [16] klaagt over het gebrek aan consensusopbouw, effectieve deelname, inzichtelijkheid en een ‘bottom-up’ benadering in de WTO-besluitvorming. Dat tast volgens haar de legitimiteit van de WTO aan en bedreigt de kans op succes van de Doha Ronde. Tevens wijst ze de onevenredige invloed van de groep rond EU-VS-India-Brazilië af. “We feel that the specific needs of developing countries are being continuously undermined and are at the risk of being marginalized in the current Agriculture negotiations. It is our considered opinion that this trend openly contradicts with Doha Development Agenda.” [17]

Een andere groep van ontwikkelingssstaten, de NAMA-11 [18] haalde op 20 maart uit naar de ontwikkelde staten omdat hun eisen van scherpe reducties van industrietarieven te ver gaan. Dit tast de beleidsruimte van overheden, bijvoorbeeld op gebied van kwetsbare, arbeidsintensieve sectoren, teveel aan. Onderwijl sluiten ze met hun voorstel over gevoelige landbouwproducten elke nieuwe marktopening van betekenis bij voorbaat af. “Developing countries are [therefore] being called upon to bear the burden of any new market opening in this round. (..) This threatens to create an imbalanced and anti-developmental outcome in the Doha Round” [19].

Stroop

Tijdens de jaarlijkse ministersbijeenkomst van de Afrikaanse Unie (AU) op 14 april in Nairobi drong vice-voorzitter Moody Awori er bij de 53 leden op aan druk te blijven uitoefenen op de EU, op de VS maar ook op de grotere ontwikkelingsstaten. De EU moet zijn tarieven verlagen en non-tariff barriers opruimen; de VS moet zijn landbouwtarieven verwijderen; en staten als India en Brazilië moeten hun markten openen zoals is afgesproken. Elizabeth Tankeu, de AU Commissaris voor handel en industrie, zei: In spite of the clear commitment made in the Doha Declaration to place the needs and interest of developing countries at heart of the negotiations, the developed countries have not mustered the political will to offer the necessary negotiation flexibility.”

Pascal Lamy en handelsvertegenwoordigers van de EU, de VS, Japan en Brazilië waren ook aanwezig in Nairobi en probeerden de plooien recht te trekken. De strooplepel werd kwistig gehanteerd en de impliciete (onderhuidse) dreigementen waren niet van de lucht. Allemaal hebben ze het beste voor met Afrika en de inzet van de Afrikaanse ministers is broodnodig… De Amerikaanse vertegenwoordiger kondigde bovendien aan dat de VS van plan is om zijn bijdrage aan het wereldwijde ‘aid-for-trade’-initiatief te verdubbelen en dat dat niet de bestaande ontwikkelingshulp zal vervangen. Volgens Reuters wordt in kringen van Afrikaanse regeringen en campagneorganisaties echter betwijfeld of dit geld ten goede zal komen aan de armen. Ze wijzen voorwaardelijke giften af [20].

Protest

Vlak voor de aanvang van hun bilaterale gesprekken over de WTO op 1 april in Río de Janeiro werden Lamy en de handelsministers van Brazilië, de VS en de EU verrast door een luid protest van tientallen anti-WTO demonstranten [21].

Kort daarna werd Lamy, tijdens zijn tweedaagse bezoek aan India, gekonfronteerd met heftiger protestakties. Zo werd hij bij een conferentiezaal opgewacht door 500 kwade boeren die ter plekke een blokkade uitvoerden. De boeren eisten dat het Landbouwakkoord en alle bepalingen over voedsel uit de WTO verwijderd worden omdat ze een bedreiging zijn voor het bestaan van kleine boeren en duurzame landbouw. Toen Lamy aangaf met de boeren te willen praten werd dat door zijn beveiligingsbeambten verboden vanwege het risiko van een zelfmoordaktie…
Tijdens een UNCTAD-forum in New Delhi werd zware kritiek geuit aan zijn adres door vertegenwoordigers van boeren en NGOs. Ze vertelden hem dat de WTO niet in staat is gebleken de subsidies van de rijke staten ook maar met één cent te korten en dat de WTO de ontwikkelingsstaten dwingt tot het openen van markten voor transnationale ondernemingen uit het Noorden. Daarna gooide een jongerenleider zwarte buttons en papieren in zijn richting.

Begin april lanceerde het Congress of South Africa Trade Unions (Cosatu) een grote campagne tegen de
onderhandelingen op het gebied van industriegoederen (NAMA) en diensten (GATS).
Volgens de vakcentrale zijn de huidige voorstellen voor liberalisering van markttoegang voor industriegoederen alleen maar gericht op de bevoordeling van de rijke en machtige staten in het Noorden. Ze zijn tegelijkertijd desastreus voor de meerderheid van de wereldbevolking die in het Zuiden leeft. Het zal daar tot massaal verlies van werkgelegenheid en de-industrialisatie leiden.
Cosatu roept de Zuid-Afrikaanse regering dringend op om door te gaan met het versterken van coalities van ontwikkelingssstaten die de NAMA- en GATS-voorstellen afwijzen en zich inzetten voor ontwikkeling [22].

Oproep: Kom naar Genève !

Aileen Kwa: “And if Lamy gets his way, and the key issues of tariff cuts and coefficients are in fact agreed to at the mini ministerial, the round will practically be over.” Ze roept NGO’s en activisten op om bij hun regeringen te protesteren tegen de gang van zaken en om naar Genève te komen voor acties en een tegentop.

Bronnen:
– “Geneva Gears for ‘Moment of Truth,” door ICTSD, Bridges Monthly Trade News Digest yr 10 nr 2, 13 april 2006.
– “Lamy Intends to ram through Modalities at Mini Ministerial,” door Aileen Kwa (Focus on the Global South), 6 april 2006.
– “No easy road to WTO’s end-April deadline,” door Martin Khor, Third World Network, 6 april 2006, via S2B mailinglist.

Verder lezen:
– “State of play: Critical WTO negotiations go underground,” door Aileen Kwa, 8 maart 2006 (Focus on trade nr 117).
– “Slash and burn: How the current negotiations in NAMA threaten development in the South,” door Mary Lou Malig, 4 april 2006 (Focus on trade nr 117).
– “Lamy’s rule-less negotiating procedures work against the weak,” door Aileen Kwa, 31 maart 2006 (Focus on trade nr 117).
– “New Proposals But No Results in NAMA Negotiations“, door ICTSD, Bridges Monthly Trade News Digest yr 10 nr 2, 13 april 2006.
– “Winners and Losers: Impact of the Doha Round on Developing Countries,” door Sandra Polaski, Carnegie Endowment for International Peace, 21 maart 2006.
– “The Truth About the Farm Crisis,” door Eugene, Canadian News, 17 april 2006.

Noten:
[1] Accountancybedrijven zien India en Brazilië als toekomstige economische grootmachten. Zie bijvoorbeeld het rapport “Dreaming with BRICs: The Path to 2050” van Goldman Sachs, oktober 2003 en het “UK Economic Outlook – How big will the major emerging market economic get and how can the OECD compete?,” van PricewaterhouseCoopers, maart 2006. Volgens PWC zal de E7 (India, Brazilië, China, Rusland, Indonesië, Mexico en Turkey) in 2050 als blok 25 tot 75% groter zijn dan de G7.
[2] In Hong Kong is afgesproken dat eind april de ‘volledige modaliteiten’ (= het kader voor de vervolgonderhandelingen bestaande uit formules, cijfers en coëfficiënten voor subsidie- en tariefreducties, alsmede afspraken over relevante uitzonderingen) voor landbouw en industriële goederen vastgesteld dienen te zijn. Lamy’s liet begin april echter doorklinken dat hij ook met minder ‘volledig’ genoegen neemt…
[3] Meer over Davos en London: “De WTO, drie maanden na Hong Kong: Geen wezenlijke vooruitgang en de tijd dringt steeds meer,” door Rob Bleijerveld, WTO ZIP nieuwsbrief nr 66 van 21 maart 2006.
[4] De bijeenkomsten zijn formeel geen onderdeel van de Doha Ontwikkelings Agenda en Lamy beweert dat hij slechts de rol van waarnemer speelt en desgewenst de diplomaten voorziet van WTO-data.
[5] Uitzondering hierop vormen de plurilaterale onderhandelingen voor handel in diensten.
[6] Op initiatief van Blair vond er onlangs “intensief overleg” plaats tussen hem, Bush en Merkel over de crisis in de WTO. Hij verwacht dat de onderhandelingen zullen mislukken danwel slechts een beperkte doorbraak opleveren. Volgens hem is er een ‘Plan B’ nodig. Uit: “Blair prepares for the failure of global trade talks,” door Larry Elliott, Guardian, 11 april 2006.
[7] Europees Commissaris voor Handel, Mandelson, relativeerde voor de bühne het Amerikaanse belang van de Trade Promotion Authority – de carte blanche van Bush. De Doha handelsbesprekingen zijn te belangrijk om overhaast af te raffelen alleen maar om op tijd te zijn voordat het Amerikaanse Congress zijn amendementsrecht terugkrijgt. (bron: zie noot 17).
[8] Op 6 april gaf Senator Grassley, voorzitter van het invloedrijke Finance Committee, en politieke vriend van Bush, aan zeer ontevreden te zijn met de inzet van de EU bij de WTO-onderhandelingen. Hij zei niet van plan te zijn een weinig omvattende WTO-deal te verdedigen in de Senate. Volgens hem moet de VS meer inzetten op bilaterale dan op multilaterale handelsbesprekingen… . Zie: “Senator warns he’ll kill minimal WTO farm deal,” door Sophie Walker.
[9] Mogelijk speelt het afremmen van de aspiraties van de opkomende economische machten ook een rol. Zie noot 1.
[10] Tijdens het GATT-regime was landbouw vier decennia lang uitgezonderd van liberalisering. Tijdens de Uruguay Ronde – die uitmondde in de stichting van de WTO – deden de rijke staten de loze belofte van het afbouwen van hun landbouwtarieven en -subsidies in ruil voor de acceptatie door de ontwikkelingsstaten van de TRIPs-, TRIMs- en GATS-akkoorden.
[11] Tarieven zijn ‘gebonden’ als er een bovengrens is vastgesteld. Een regering kan de tarieven voor bepaalde product(groep)en verlagen om de import te beïnvloeden. Deze ’toegepaste tarieven’ kunnen tijdelijk heel laag ingesteld zijn. Hiervan uitgaan bij het formuleren van reductie maatregelen betekent daarom een drastische ingreep in de beleidsvrijheid van regeringen.
In ruil voor de toezegging om ’toegepaste tarieven’ als basis te hanteren, zou Lamy de EU en VS vragen hun landbouwtarieven verder te reduceren. Maar dat zet geen zoden aan de dijk door de vele subsidiesluipwegen (Blauwe en Groene Boxen) en omdat hun tariefreducties berekend worden vanaf de zeer hoge Uruguay-tariefniveaus.
[12 Kritische staten wordt voorgehouden dat afwijzing van een ‘deal’ negatief uitpakt voor de eigen “ontwikkelingskansen” en de belangen van andere lidstaten’ ondermijnt (the ‘blamefactor’).
[13] Meer daarover in: “WTO ‘eindelijk’ weer op gang na Cancún-debacle – Raamakkoord strijdig met ontwikkelingsdoel van Doha Ronde,” door Rob Bleijerveld, WTO ZIP nieuwsbrief nr 47 van 11 augustus 2004.
[14] In het bronmateriaal worden verschillende begin -en einddata genoemd (27, 28 of 29 april resp. 3, 4 of 5 mei). Ook over de aantallen genodigden lopen de cijfers uiteen.
[15] Zoals behandeling van Speciale Producten (SP), Speciale Garantie Mechanismen (SSM), behandeling van kleine en kwetsbare economiën, aanpassing van preferentieregelingen, en toepassing van non-tariff barriers.
[16] Ze eisen onder andere goede regelingen voor Speciale Producten en Speciale Garantie Mechanismen.
[17] Statement by the G33 to the TNC, 28 March 2006. Meer hierover in “Developing countries voice concern on state of WTO talks,” door Martin Khor (Third World Network), 30 maart 2006.
[18] NAMA-11 wordt gevormd door: Argentina, Brazil, Egypt, India, Indonesia, Namibia, Philippines, South Africa, Tunisia, and Venezuela.
[19] Meer hierover in: “Developing countries criticise North for anti-development NAMA demands,” door Goh Chien Yen (Third World Network), 20 maart 2006.
[20] “Africa lashes rich nations over WTO trade talks,” 14 april 2006 en “US tells Africa will double ‘aid-for-trade’ money,” Reuters, 14 april 2006.
[21] “WTO powers rejoin battle as deadline looms,” Financial Express, Vol nr Regd nr da 1589, 2 april 2006.
[22] “Cosatu to campaign against WTO,” 11 april 2006.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door WTO.Zip redactie.)