Ga naar de inhoud

Was Kafka een anarchist?

Moet het werk van Franz Kafka (1883-1924) anders worden gelezen? De Griekse publicist Costas Despiniadis beweert in een zojuist verschenen publicatie Kafka en het anarchisme (Kelderuitgeverij 2023, 84 p.) van wel.

7 min leestijd

Hij stelt zelfs een Copernicaanse wending voor in de interpretatie van Kafka: de schrijver zou niet langer moeten worden gelezen als de machteloze juridisch adviseur voor de Arbeidersongevallen-Verzekeringsmaatschappij in Praag die weliswaar met vooruitziende blik de macht zou hebben beschreven maar die zelf een machteloos radertje zou zijn gebleven in de machinekamer van de macht, zich slechts op papier uitdrukkend in zijn beknopte, inmiddels wereldberoemde oeuvre.Nee, aldus Despiniadis: Kafka koesterde een aantal jaren wel degelijk anarchistische aspiraties en onderhield ook contact met anarchisten in Praag. Meer nog: zijn romans zouden gelezen moeten worden als een soort van strijdschriften, waarin de macht wordt ontleed en veroordeeld. Hoe overtuigend is die analyse, die deels gestoeld is op het werk van Michel Löwy, die in 2004 het boek Franz Kafka, rêveur insommis publiceerde en daarin al pleitte voor een (links) politieke interpretatie van Kafka?

Costas Despiniadis

Het mag geen toeval heten dat Löwy de publicatie van Despiniadis van een enthousiast voorwoord heeft voorzien. Hij schrijft dit boekje als een ‘zeldzame parel’ te beschouwen en verwijst naar een voorloper (Walter Benjamin) en lid (Theodor Wiesengrund Adorno) van de door Marx en Freud geïnspireerde Frankfurter Schule, die Kafka ook als analysator van de macht beschouwden. Despiniadis voegt zich in dit discours en haalt Benjamin en Adorno hier en daar instemmend aan. Dat doet hij ook met Elias Canetti, maar dat toch maar half. Waar Canetti oordeelde dat Kafka een wanhopige strijd tegen elke vorm van macht voerde, daar meent Despiniadis dat Kafka leed onder ‘een tirannieke contradictie’: hij zou de belangen voor de staat moeten verdedigen maar tegelijkertijd een groot gevoel aan de dag leggen voor de arbeiders die zich bij de Verzekeringsmaatschappij meldden.In zijn beschrijving van de macht zou Kafka intussen zeer efficiënt zijn, aldus Despiniadis: hij zou zich beperken tot beschrijvingen van machtsconstellaties in zijn werk zonder daarover pamflettistisch te oordelen. Despiniadis is, als hij dit constateert, nog slechts op pagina 22 van zijn essay gevorderd en weet al wel zeker waar het engagement van Kafka vandaan komt. Ik citeer: ‘Laten we niet vergeten dat Kafka in 1883 is geboren en dat hij stierf in 1924. Dat betekent dat hij het ontstaan en de groei van de bureaucratie in de Sovjet-Unie, van het kapitalisme in Amerika en van het nazisme in Duitsland meegemaakt heeft, de drie regimes die hun stempel op de twintigste eeuw zouden drukken.’Er klopt hier veel niet: de bureaucratie in de Sovjet-Unie was anno 1923 onder Lenin lang nog niet wat die tien jaar later onder Stalin zou zijn en het is wel zeer onwaarschijnlijk dat die gediend heeft als inspiratie tot zijn beschrijvingen van de moeilijk doordringbare bureaucratie in zijn romans en verhalen.[i] Het nazisme in Duitsland, in al zijn totalitaire tendensen en terreur tussen 1933 en 1945, heeft Kafka helemaal niet meegemaakt en hij heeft gelukkig ook niet hoeven beleven dat zijn drie zussen omkwamen tijdens de Holocaust. Hooguit zal hij iets – maar ook niet meer dan dat – meegekregen kunnen hebben van Hitlers opkomst in Beieren tussen 1919 en 1922 en van de putsch in München in november 1923 en het daaropvolgende proces, waarmee Hitler in Duitsland en daarbuiten de pers haalde.[ii]Het (Amerikaanse) kapitalisme kende hij wel, zij het van verre. Despiniadis biedt een uitvoerige beschrijving van de (onvoltooide en postuum gepubliceerde) roman Amerika en verbindt die analyse opnieuw met kritische uitspraken die Kafka tegenover Janouch zou hebben gedaan over de wetenschappelijke bedrijfsvoering die door Frederick Taylor werd bepleit en die bekend kwam te staan als het Taylorisme. Het is zeker niet ondenkbaar dat Kafka in Amerika kritiek op het kapitalisme impliciet verwerkte maar om van hem nu een geëngageerd anarchistisch schrijver te noemen, dat voert te ver. Veel te ver zelfs in het licht van de anarchistische bewegingen die zich anno 1900 deden gelden als ‘anarchisten van de daad’ middels aanslagen in Europa of (zoals in Nederland) via buitenparlementaire actie, zoals ‘us Verlosser’ Ferdinand Domela Nieuwenhuis. [iii]

Michal Mareš

Maar zijn contacten dan met de anarchisten Michal Kácha en Michal Mareš? De twee anarchisten beweerden dat Kafka tussen 1909 en 1912 regelmatig anarchistische bijeenkomsten bezocht. De zelf links geëngageerde Klaus Wagenbach besteedde in zijn eerste biografie (uit 1958) nog volop aandacht aan Kafka en het anarchisme maar was in de vele volgende die hij nog liet verschijnen aanzienlijk terughoudender.[iv] Gezaghebbend biograaf Reiner Stach heeft er in zijn driedelige biografie helemaal geen woord voor over en Ernst Pawel wijst in zijn ook in het Nederlands vertaalde en veel gelezen biografie iedere connectie tussen Kafka en het anarchisme in krasse bewoordingen af: ‘Dat hij als een samenzweerder in achterkamertjes actief zou zijn geweest binnen de Tsjechische anarchistische Club Mladych (Club van de Jongeren) is niet meer dan een legende’.[v] Met zijn lange gestalte, kleding en uiterlijk zou Kafka te zeer in het oog hebben gelopen van de alerte Praagse politie, aldus Pawel. Daarbij: is het denkbaar dat een gerespecteerd jurist en werknemer van de Arbeidersongevallen-Verzekeringsmaatschappij zich ongestoord zou kunnen melden bij anarchistische bijeenkomsten die goed in de gaten zullen zijn gehouden? Hoogst onwaarschijnlijk. Dat sluit passieve sympathie voor het anarchisme natuurlijk niet uit, zeker niet voor een man die zichzelf als een radertje in een bedrijf leek te voelen, een gevoel waaraan hij leek te willen ontsnappen door middel van zijn schrijven. Kafka’s werk lezen met de ogen van een opstandig anarchist kan dan ook geen kwaad, al was het maar omdat dat werk hoe dan ook gekenmerkt wordt door met problemen gepaard gaande machtsverhoudingen. Kafka ‘anarchistisch lezen’ is een toevoeging aan de vele interpretaties die al van zijn werk worden gegeven – dit te bepleiten kan een verdienste van Despiniadis worden genoemd. Als de pretentie maar achterwege wordt gelaten dat dit de enige of juiste manier van lezen is. Despiniadis spreekt nogal smalend over andere en eerdere interpretaties van Kafka’s werk, zoals de theologische of psychoanalytische. Wat daarop ook valt aan te merken, Despiniadis lijkt er blind voor te zijn dat juist die vele interpretaties de kracht bewijzen van Kafka’s werk. Anarchistisch lezen van Kafka is een van die vele interpretaties. Of Kafka zelf een anarchist kan worden genoemd, blijft op grond van die ene, discutabele bron (Janouch) intussen twijfelachtig. Het lezen van anarchisten (Kropotkins memoires, Tolstojs dagboeken) lijkt wel te wijzen op minstens interesse en mogelijk sympathie maar of het genoeg is om hem anarchist te noemen? De wezenlijk ongrijpbare Kafka lijkt ook hier te ontsnappen aan een definitief etiket – en als gezegd: juist dat is de kracht van Kafka.


[i] Wel had Kafka volgens zijn jeugdige vriend Gustav Janouch, wiens Gesprekken met Kafka niet door iedere biograaf een betrouwbare bron worden geacht, een visie op het bolsjewisme: dat zou een vorm van religie zijn, een zeer juiste constatering.

[ii] Vgl. David King, The Trial of Adolf Hitler (2017), dat jaar ook in het Nederlands vertaald onder de titel Het proces tegen Hitler.

[iii] Vgl. voor een (sympathiserend en soms ronduit idealiserend) overzicht van het anarchisme in de negentiende en twintigste eeuw Anton Constandse, Anarchisme van de daad (Den Haag 1969) en van dezelfde de op studie gebaseerde historische roman De autobandieten (Zandvoort 1935, herdrukt in 1977), over enkele van de aanslagplegers in Europa rond 1900. Een meer nuchter overzicht (hoewel eveneens sympathiserend) biedt Henri Arvon, L’ Anarchisme (Parijs 1951, in 2000 in het Nederlands vertaald). Kafka blijft in deze werken ongenoemd. Zijn naam valt wel in de onvertaald gebleven, meermalen herdrukte klassieker van George Woodcock, Anarchism. A History of Libertarian Ideas and Movements (Cleveland 1962). Woodcock rekent daarin Kafka (en Hašek) zonder nadere toelichting tot de ‘sympathizers and occasional visitors of one libertarian literary circle’ in Praag.

[iv] Aldus Niels Bokhove, die bij de presentatie van Despiniadis’ boekje een lezing hield, waarin hij onder meer naging wat een reeks van biografen in de loop der jaren over Kafka en het anarchisme had geschreven.

[v] Ernst Pawel, Het leven van Franz Kafka (Tweede druk, Amsterdam 1988) 176.