Ga naar de inhoud

Revoluties van Onze Tijd (deel 2)

Net uit in Frankrijk, een boek met teksten uit en over de verschillende opstanden die er de laatste tijd op aarde gewoed hebben. Les Peuples Veulent, The Peoples Want, de mensen willen…

De tekst is in het Frans, Engels, Arabisch en Spaans beschikbaar en kan gedwonloaded worden, of online gelezen.

81 min leestijd

(Foto: Barricaden rond kraakpand in Vondelstraat Amsterdam; auto wordt op de barricade geduwd, Bogaerts, Rob / Anefo Auteursrechthebbende : Nationaal Archief, publiek domein, picryl.)

(Dit is deel 2 van de vertaling van de tekst Revoluties van Onze Tijd, zie het eerste deel en de inleiding hier)

van ballingschap een aanvalspositie maken
DOODLOPENDE WEGEN | HET FRONT VAN HET LAND VAN AANKOMST | CIRCULATIES VERMENIGVULDIGEN

Elke poging tot revolutie, elke opstand, laat in zijn kielzog een nieuwe generatie verbannen revolutionairen achter. In Caïro, Bagdad, Santiago en elders laten de opstanden mensen achter die nooit meer naar hun vorige leven kunnen terugkeren. Niet alleen vanwege de existentiële omwenteling die ze hebben meegemaakt, maar ook vanwege de kosten van de strijd. De nederlaag van een opstand is nooit zonder gevolgen. Naast de nederlaag betalen de opstandaelingen de prijs van hun strijd met de dood, verminkingen, trauma’s of gevangenisstraf. Anderen ervaren de verscheurdheid van het moeten verlaten van hun land en hun naasten. Ons decennium van opstanden heeft een hele generatie revolutionairen uit Syrië, Soedan, Iran, Haïti en Hongkong op de wegen van ballingschap geworpen, zich voegend bij diegenen uit Koerdistan, Palestina en Sri Lanka van voorgaande generaties.

Ballingschap volgt niet alleen op politieke repressie. De balling is ook degene die gedwongen wordt zijn land te verlaten om te overleven of in de hoop op een beter leven, omdat thuis te gevaarlijk is geworden, het leven te duur en de aarde minder vruchtbaar. Vertrekken om je kinderen een toekomst te geven, een land ontvluchten om je overtuigingen of seksualiteit elders te beleven. Overal in de marges, vooral in de landen van het Zuiden, maken talloze bedreigingen het te riskant om thuis te blijven. En de “migratiecrisis” is nog maar net begonnen. De opwarming van de aarde zal in de komende decennia leiden tot massale verplaatsingen, naarmate de hulpbronnen schaarser worden en grote delen van de wereld onbewoonbaar worden. Paradoxaal genoeg versterkt de vermenigvuldiging van grenzen en selectiemechanismen bij aankomst juist het verlangen om te vertrekken in plaats van het te ontmoedigen.

Tegenover overheersing, uitbuiting en vernedering staan ons drie opties open: overleven, vluchten of in opstand komen. Of het nu in Senegal, Haïti of Libanon is, de woede van de bevolking neemt met hetzelfde tempo toe als dat mensen vertrekken. De scherpe onderscheidingen tussen “economische” migranten, “politieke” ballingen en binnenkort “klimaatvluchtelingen” hebben alleen zin voor staten en hun administraties.

Opstand en ballingschap zijn verschillende antwoorden op problemen die dezelfde oorsprong hebben: de exponentiële verslechtering van de levensomstandigheden en de proliferatie van repressieve regimes. Sinds het begin van de eeuw zijn de volkeren van de hele wereld opnieuw in opstand gekomen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor hun materiële en affectieve ellende. De heersende klassen, of ze nu mondiaal of lokaal, autoritair of liberaal zijn, zijn allemaal geobsedeerd door het behoud van hun macht en hun rijkdom. Rijkdom die altijd wordt verkregen door de eindeloze uitbuiting van de hulpbronnen en de lichamen van degenen die in de marge leven. Moeten we ons dan verbazen dat deze bevolkingsgroepen proberen de centra te bereiken om terug te halen wat geplunderd is?

doodlopende wegen

Wanneer we besluiten of gedwongen worden onze landen te verlaten, begint een nieuwe strijd. De wegen van ballingschap worden elke dag vijandiger. De zeebegraafplaatsen van de Middellandse Zee of het Kanaal, de dodenwegen die Latijns-Amerika met de Verenigde Staten verbinden, de brute Saharawoestijn die veel Afrikaanse migranten alleen doorkruisen om het risico te lopen op slavernij in Libië. Ballingschap is dodelijk en, net als opstanden, een daad van weigering. Men komt in opstand of men vertrekt, en soms komt men in opstand en vertrekt men omdat men niet kan of wil verdragen wat men meemaakt. Men vlucht omdat het, ondanks de risico’s, soms veiliger is dan blijven.

Regeringen blijven hardnekkig alles doen wat ze kunnen om “ongewenste” migratie te voorkomen: versterking van veiligheids- en militaire machten, toename van beperkingen op de bewegingsvrijheid, bouw van muren en onoverkomelijke grenzen, criminalisering van solidariteit met mensen op de vlucht. Fort Europa heeft een gespecialiseerd agentschap, Frontex, opgericht om degenen onder ons die de zee op zijn gegaan buiten de wateren van Schengen te houden. Staten werken snel samen op deze kwesties. Via lucratieve overeenkomsten proberen Europa en de Verenigde Staten hun grenzen te externaliseren naar Turkije, Afrikaanse landen of Mexico, zodat de regeringen van deze landen de migratiestroom “afsluiten”.

100 miljoen euro is er door de Europese Unie beloofd aan Tunesië, dat midden in een economische ineenstorting verkeert, om “illegale immigratie te voorkomen”.

Eerste resultaten: zwarte mensen worden met geweld uit Tunesisch grondgebied verdreven om te zwerven en te sterven in een niemandsland in de volle woestijn. President Kaïs Saïed heeft zelfs de theorie van de “grote vervanging” van extreemrechts Europa overgenomen, een complottheorie die stelt dat de blanke Europese beschaving demografisch en cultureel wordt vervangen door de massale komst van niet-blanke migranten, met name moslims. Saïeds versie keert dit fabeltje tegen zwarte migranten, die ervan worden beschuldigd de demografische en culturele samenstelling van Tunesië te veranderen. Door voordurende herhaling heeft dit discours zich genesteld in een samenleving met haar eigen geschiedenis van racisme, en we hebben menigten gezien die zwarte mensen aanvielen en hun uitzetting eisten.

In Soedan heeft de Europese Unie rechtstreeks de Rapid Support Forces gefinancierd, de sinistere Janjaweed van generaal Hemetti, om “immigratie af te remmen”. Deze paramilitaire macht, die betrokken is bij de onderdrukking van de revolutie en vervolgens in oorlog is getreden met de Soedanese strijdkrachten, had eerder etnische zuiveringen uitgevoerd in Darfur, deels dankzij deze financiering. Sinds 2018 hebben repressie en vervolgens oorlog meer dan 10 miljoen mensen binnen en buiten het land ontheemd.

Om een schijn van overeenstemming met hun humanistische principes te bewaren, externaliseren de Europese democratieën, buiten het zicht, een deel van het geweld dat ze bereid zijn tegen ons uit te oefenen. Enerzijds oefenen ze het zonder terughoudendheid uit in de stedelijke getto’s aan de rand van de metropolen, en anderzijds financieren ze bloeddorstige repressiekrachten buiten hun grenzen om ons de weg te versperren. De Britse regering heeft zo in 2024 geprobeerd een beleid van uitzetting naar Rwanda in te voeren voor mensen van alle origines die illegaal op haar grondgebied zijn aangekomen, om “ongeautoriseerde migratie te ontmoedigen” door een “vijandige omgeving” te creëren. Europa had niet “verlicht” kunnen zijn zonder koloniaal te zijn.

Tegenover dit geïnstitutionaliseerde xenofobe offensief is de versterking van onze acties aan de grenzen om een veilige doorgang te bieden meer dan ooit noodzakelijk. De afgelopen jaren is in Europa een autonoom maritiem coördinatiesysteem opgezet om de solidariteit in de Middellandse Zee te organiseren: reddingsboten op zee, telefonische hulplijnen, onderhandelingen met de autoriteiten, publieke mobilisaties. Waar solidariteitsnetwerken bestaan, kunnen we ze versterken en hun capaciteit vergroten. Zo niet, dan moeten we ze creëren. Een van onze belangrijkste uitdagingen is ervoor te zorgen dat onze kameraden niet langer verlaten sterven op de wegen van ballingschap, door meer logistieke steun te bieden langs de belangrijkste migratieroutes. We eren allen die onderweg zijn gevallen, na een nederlaag of vervolging, of simpelweg in de zoektocht naar een waardig leven.

Maar solidariteit met ballingen in de gastlanden is niet voldoende. Vrijheid van verkeer beperkt zich niet tot een veilige doorgang of de “legalisering” van migratie. Vrijheid van verkeer heeft geen zin als het niet de mogelijkheid omvat om thuis te blijven of terug te keren. We strijden overal voor een waardig leven, en zullen niet toestaan dat bepaalde staten beweren het goede leven te belichamen terwijl ze de voorwaarden daarvoor elders vernietigen.

het front van het land van aankomst

De beproeving stopt niet aan het einde van de weg. Zodra we aankomen in het “gastland”, worden we geconfronteerd met de noodzaak om “legaal” te worden. Een reeks bureaucratische instellingen is belast met het bepalen of een persoon voldoende goede redenen heeft om zijn land te verlaten, genoeg geld heeft of een bepaald opleidingsniveau of “talent” bezit, om op het grondgebied te mogen blijven. Dan begint een lang proces van classificatie en ondervragingen, met zijn administratieve limbos en dagelijkse vernederingen. Sommigen slagen er uiteindelijk in de test te doorstaan, anderen worden afgewezen en uitgezet als “illegalen”. Aan de administratieve strijd wordt de materiële kwestie toegevoegd. De terugkeer van de strijd voor fatsoenlijke levensomstandigheden. Een dak boven het hoofd en een bron van inkomsten vinden, terwijl men een nieuwe taal, nieuwe normen en nieuwe manieren van doen leert.

Degenen die politieke vervolging ontvluchten, zullen niet noodzakelijkerwijs veiligheid vinden in ballingschap. Als ze niet opnieuw gecriminaliseerd worden voor hun politieke activiteiten, zoals Koerdische of Oeigoerse militanten in Turkije, kunnen ze opnieuw bedreigd worden, of zelfs vermoord, zoals Rouhollah Zam, een Iraanse militant die in Frankrijk in ballingschap leefde, ontvoerd werd in Irak en vervolgens geëxecuteerd in Iran. De Chinese autoriteiten hebben zelfs clandestiene politiebureaus opgezet in Europa en de Verenigde Staten om hun controle over hun migrantenbevolking uit te breiden. In Groot-Brittannië slagen ze erin het anti-Chinese Communistische Partij-activisme op campussen de kop in te drukken door te dreigen hun investeringen in universiteiten terug te schroeven. Naast de repressie door overheid en politie, moeten velen van ons, wanneer we op een nieuwe plek aankomen, leven met de groeiende vijandigheid van de lokale bevolking. Overal vinden verkiezingen plaats tegen een achtergrond van xenofobe media-aandacht, waar racisme en islamofobie steeds meer gebanaliseerd worden.

Geconfronteerd met de opkomst van reactionaire krachten, en in de hoop geen terrein te verliezen, beginnen de “gematigde” krachten dezelfde taal te spreken. De presentatie van vreemdelingen als een bedreiging, als een van de belangrijkste redenen voor de verslechtering van de levensomstandigheden, is bedoeld om de woede en angst van de burgers naar deze aangewezen schuldigen te kanaliseren. Deze zondebokstrategie is erg handig voor de machthebbers. Het stelt hen in staat de toenemende ongelijkheid te rechtvaardigen, de winsten van de rijksten te verhogen en hen tegelijkertijd te ontslaan van de verantwoordelijkheid voor de verarming van alle anderen. Teken des tijds: midden in de zomer van 2024 schokten gecoördineerde witte racistische rellen talrijke steden in Engeland. De relschoppers richtten zich daar op niet-witte mensen en islamitische gebedshuizen, na een fait divers dat door extreemrechtse netwerken werd uitgebuit. Natuurlijk worden alleen arme migranten ‘vreemdelingen’ genoemd.

Xenofobie kan echter subtieler zijn. Rassendiscriminatie is niet alleen een gebrek van staatsinstellingen, het doordringt iedereen. Als ballingen, zelfs wanneer we medeleven of sympathie ontvangen, wordt ons over het algemeen een politieke rol geweigerd in het land waar we zijn aangekomen, zelfs wanneer de redenen voor ons vertrek juist politiek waren. Het Westen heeft geen gebrek aan nieuwsgierigen die geïnteresseerd zijn in onze cultuur, onze muziek, onze keuken, onze taal, die het “heerlijk” en “absoluut fascinerend” vinden, maar die zich totaal niet bekommeren om onze meningen over de loop van de wereld. De balling is ofwel een humanitaire en gedepolitiseerde figuur die liefdadigheid en het goede geweten van linkse burgers opwekt, ofwel een folkloristisch object waarop men zijn fantasieën over elders projecteert. Het “multiculturalisme”, geprezen in het tijdperk van de globalisering, is het pijnstillende middel voor de vernietiging van culturen en werelden.

Antiracistische kringen en solidariteitsbewegingen met ballingen zijn niet vrij van deze fenomenen. Onze analyses en onze betrokkenheid bij de bewegingen in onze landen van herkomst wekken daar weinig belangstelling. We blijven voor het merendeel vreemdelingen. De hardnekkige onwetendheid van sommige “kameraden” die we in ballingschap ontmoeten, over de strijdsituaties buiten hun nationale en psychische grenzen, is een vorm van neerbuigend paternalisme dat ons reduceert tot de rol van slachtoffers die min of meer onschuldig alle rampspoed ondergaan: de “economische crisis” in Sri Lanka, de “burgeroorlog” in Syrië of Soedan, de Taliban in Afghanistan, enz. Deze ontkenning van onze subjectiviteit en onze engagementen creëert een opeenstapeling van gemiste kansen die de beproeving van revolutionairen in ballingschap verlengt en lokale gemeenschappen berooft van lessen, ervaringen en knowhow die de strijd ter plaatse alleen maar zouden kunnen versterken.

In Griekenland leidde de golf van solidariteit met vluchtelingen, ondanks de economische “crisis” tot een algemene mobilisatie van anarchisten en revolutionairen. Kraakpanden, gebaseerd op de principes van wederzijdse hulp, werden in de steden geopend om veilige woonruimtes te bieden. Men kon er toegang krijgen tot betere levensomstandigheden en een grotere autonomie dan in de overheidskampen. Collectieve keukens, concrete hulp om aan basisbehoeften te voldoen (kleding, taallessen, toegang tot werkgelegenheid) maar ook toegang tot fysieke, mentale, seksuele en reproductieve gezondheidszorg. In een ander register werden er voorbereidingen voor zelfverdediging tegen aanvallen van fascisten en de staat gezamenlijk ontwikkeld door ballingen en solidaire personen. Jaren later hebben uitputting, gebrek aan perspectief en soms aan gemeenschappelijke doelen, evenals het gentrificatiebeleid van bepaalde wijken, de beweging haar momentum doen verliezen.

Als de eerste taak natuurlijk is om toevluchtsoorden te creëren en te verbinden om het humanitaire minimum te verzekeren, hebben we ook behoefte aan het opbouwen en consolideren van duurzame structuren om ons te kunnen regenereren, onze trauma’s te helen, eenzaamheid en ontworteling te verminderen, en onze materiële levensonderhoud te verzekeren. Maar om dit alles te doen, moeten we elkaar eerst kunnen ontmoeten.

circulaties vermenigvuldigen

Internationalisme is net als revolutionaire theorie, altijd nauw verbonden geweest met ballingschap, migratie en diaspora’s. Veel revolutionairen hebben in de geschiedenis gemeen dat ze op een bepaald moment in hun leven hun land van herkomst hebben verlaten door deportatie, migratie, ballingschap of om zich bij de guerrilla aan te sluiten. Dit bracht hen ertoe hun ideeën te confronteren met nieuwe realiteiten, vertrouwd te raken met verschillende contexten, en wereldwijd verhalen en analyses te verspreiden over de gebeurtenissen die de landen die ze hadden verlaten, hadden geschokt. Verre van een louter toeval, was de transnationale mobiliteit van deze personen fundamenteel om hun praktijk te voeden en hun denken te verspreiden.

Internationalisme is een reis, niet alleen van mensen, maar ook van ideeën en praktijken. Nadenken over ballingschap betekent het aangaan van de uitdaging om gemeenschappelijke percepties op te bouwen ondanks de diversiteit van lokale contexten en de specifieke moeilijkheden van elke situatie. Ballingschap kan worden ervaren als een verlengstuk van de opstand, een brug die haar verbindt met de rest van de wereld. Dit zou het diepe onbegrip kunnen compenseren waarmee veel hedendaagse opstanden te maken hebben gehad, met name vanwege het gebrek aan relaties tussen revolutionairen uit verschillende delen van de wereld.

Ondanks de dagelijkse strijd voor regularisatie en waardige levensomstandigheden, ondanks de prioriteit die we logischerwijs geven aan solidariteit met de strijd in onze landen van herkomst, moeten we ons verbinden met lokale en diasporische bevrijdingskrachten overal waar we aankomen. In Berlijn organiseert een hele generatie ballingen en hun bondgenoten gezamenlijke demonstraties voor de bevrijding van Palestina, Syrië, Oekraïne, Iran en Soedan. Vanuit dit verenigd front tussen vreemdelingen uit verschillende landen voelen de ballingen zich machtig, zijn ze niet langer geïsoleerd, elk in hun eigen “minderheids-” en “marginale” strijd.

Het initiëren van of deelnemen aan lokale mobilisaties als ballingen, het smeden van allianties met de aanwezige krachten, zou wel eens de beste manier kunnen zijn om het offensief te hervatten met nieuwe hefbomen, meer bondgenoten en nieuwe horizonten. De banden tussen revolutionairen uit verschillende geografische gebieden, die gemakkelijker in ballingschap te smeden zijn, maken het mogelijk de materiële en politieke steun aan onze kameraden en naasten die aan de frontlinies of onder de bommen zijn gebleven, te vergroten.

Het opbouwen van een kracht die in staat is revolutionaire inspanningen te coördineren en te ondersteunen waar ze ook verschijnen, vereist het verzamelen van de generatie van verslagenen en ballingen die over de wereld verspreid zijn. Een dergelijke kracht kan de nederlaag, uitputting en onteigening verhelpen door materiële en emotionele steun. Maar ze kan ook een krachtiger remedie bieden: de voorbereiding van ons antwoord.

internationalisme van onderop

HET PROBLEEM VAN “SOLIDARITEIT” | WEDERZIJDSE HULP | DE MINGA UITBREIDEN NAAR WERELDSCHAAL | VUUR AAN DE REALPOLITIK, VOOR EEN REVOLUTIONAIRE TEERHEID

Hoewel alles is gedaan om het belang ervan te minimaliseren, om de communicatielijnen af te snijden, om de betekenis ervan te vertroebelen, is de macht van opstandige bevolkingen besmettelijk geweest. Hoop, moed en opstand hebben alle lichamen, gebieden en grenzen doorkruist. De dood, in december 2010, van een Tunesische straatverkoper ontketende een van de grootste revolutiegolven in de geschiedenis. Kilon yani kilon (Arabisch voor: Met iedereen bedoelen we iedereen), gescandeerd in de straten van Libanon, was een late echo van de Argentijnse Que se vayan todos (laat ze allemaal weggaan) die de eeuw had geopend en van de Tunesische Dégage (oprotten) die deze had onderbroken. Feministen over de hele wereld riepen Jin, Jiyan, Azadi (Vrouw, Leven, Vrijheid). In Brussel en Lausanne, net als in Parijs, kwamen demonstranten in opstand tegen de moord op Nahel door de Franse politie. De frontlinies van Colombiaanse kameraden leenden de schilden en liederen van de Chileense frontlinies. Door, voor een tijd, de luchtspiegeling van natiestaten te doorbreken, hadden de rebellen van onze eeuw soms het gevoel eenzelfde vijand met meerdere gezichten te bestrijden. Dezelfde politieagenten aan de voorkant, dezelfde banken aan de achterkant, dezelfde klootzakken bovenaan.

Maar een gevoel is niet voldoende om een front te vormen. Egypte in opstand kon zijn “ultra’s” niet op pad sturen om de opstand in Libië te steunen. De communalisten van de hele wereld hebben geen enkele steun verleend aan de lokale raden in Syrië. De zapatisten hadden niet de middelen om ervaren kaders naar de vergaderingen in Chili of Colombia te sturen. De hackers van Anonymous stonden er alleen voor om de comunicatiebressen te dichten en de digitale bolwerken aan te vallen, overal ter wereld, om de opstandelingen te steunen.

Het gebrek aan steun van de kant van revolutionaire krachten heeft de Syrische rebellen ertoe aangezet wapens en geld van Saoedi-Arabië en Turkije te aanvaarden. Het Palestijnse verzet is gedwongen geld aan te nemen van Iran en Qatar. De Koerden van de PYD zijn afhankelijk van het Syrische regime en hebben nu eens hulp gezocht bij diens bondgenoot Rusland, dan weer bij de Verenigde Staten om stand te houden. Opstandelingen in West-Afrika steunen op de hulp van Rusland en China om zich van Frankrijk te ontdoen. Het volksverzet in Oekraïne heeft zijn overleving in handen van het Westen moeten leggen.

Afhankelijk zijn van grootmachten blijft voor veel revolutionairen de afgelopen jaren een kwestie van overleven, hoe zou je hen kunnen veroordelen? Door hen te vragen onderdrukt te blijven leven, te capituleren of passief de bombardementen af te wachten? Het gebrek aan echte internationale basissolidariteit veroordeelt revolutionairen tot isolement of tot het zien kapen van eisen van de bevolking door buitenlandse actoren, die veel meer bezig zijn met hun eigen belangen dan met degenen die ze beweren te helpen. Syrische revolutionairen, in de steek gelaten door de hele wereld, vroegen: “De regeringen hebben ons verraden. Waar zijn de bevolkingen?”

het probleem van “solidariteit”

Nadat de invasie door de Verenigde Staten het land had verwoest, nadat de lokale zaadbanken waren gebombardeerd, overspoelden internationale organisaties de landbouwproductiegebieden in Irak met gratis uitgedeelde GGO-zaden aan boeren om hen in staat te stellen hun activiteiten te hervatten. Om deze zaden te kunnen gebruiken, moesten echter speciale chemische meststoffen en pesticiden worden gekocht van buitenlandse bedrijven, waardoor de meesten zich in de schulden staken en vervolgens hun land moesten opgeven. Zo verlengt humanitaire hulp de koloniale overheersing en voert het een van de bakermatten van de landbouw naar de ondergang.

Sinds een veertigtal jaren is “internationale hulp” langzaam in de plaats gekomen van het internationalisme, dat, als te partijdig beschouwd, werd opgeofferd op het altaar van de “ontwikkeling”. De kritiek op deze opvatting is al lang geleden geuit, vanwege de hiërarchie en afhankelijkheden die het creëert van NGO’s uit het Noorden in de landen van het Zuiden. Hoewel humanitaire hulp in veel situaties levens kan redden, pakt het zelden de oorzaken van problemen aan. Het is een noodzakelijke pleister, maar het stopt nooit de bloeding. Zelfs wanneer internationale hulp minder cynisch is, zich “internationale solidariteit” noemt, en probeert concrete hulp aan bevolkingsgroepen te bieden, veroorzaakt het perverse effecten.

Na de Oslo-akkoorden, beleefden de inwoners van Palestina de massale komst van NGO’s, stichtingen en andere internationale organisaties. De vormen van volkszelforganisatie die uit de verschillende intifada’s waren ontstaan, werden verwaterd in de “civiele samenleving”, waar verzetsinspanningen werden aangemoedigd om zich te formaliseren, om “projecten” te worden, met logo’s, intentieverklaringen en budgetten. Door financiering afhankelijk te maken van de uitvoering van “apolitieke” acties, werden basisinitiatieven misvormd, waardoor de volkscontestatie verzwakte. Als we hieraan de absolute controle door de Israëlische bezettingsautoriteiten toevoegen van elke vorm van burgerlijke organisatie op de Westelijke Jordaanoever en in Jeruzalem, kunnen we ons nauwelijks meer verbazen dat Hamas, een reactionaire organisatie, zo’n steun geniet zolang deze, voorlopig, de enige kans op nationale bevrijding belichaamt.

Deze vormen van solidariteit zijn in wezen neerbuigend en maken hulp afhankelijk van regels en tijdschema’s die losstaan van de strijd in de gebieden. En dan hebben we het niet eens over de loyaliteiten, codes, taalelementen en bureaucratie die ze vereisen.

Wie aanspraak wil maken op steun van buitenaf, moet zijn zaak aanvaardbaar, zelfs aantrekkelijk maken. De afhankelijkheidsrelatie met externe financiers onderwerpt de zaak aan de steun die ze waarschijnlijk zal ontvangen. De zaak wordt zo gevormd dat ze het grootst mogelijke rendement oplevert, om haar toegang tot en concurrentiepositie op de solidariteitsmarkt te garanderen. Deze solidariteit verandert de geest van de strijd en onderwerpt de marges aan de controle en validatie van de centra, of die nu westers, Russisch, Turks, Chinees of van de Golfstaten zijn. De brigades van Syrische revolutionairen moesten ofwel hun baarden afscheren zodat de Westerlingen hen zouden steunen, ofwel ze laten groeien om het geld van Qatar en Saoedi-Arabië te krijgen.

Zelfs wanneer “internationale solidariteit” afkomstig is van organisaties en collectieven die een grote autonomie aan de strijd toelaten, door te vertrouwen op de direct betrokkenen en degenen die ter plaatse aanwezig zijn, leidt dit vaak tot eenzijdige relaties. De taalkundige aanpassingen en praktijkanalyses die door een deel van de actoren in de internationale solidariteit worden doorgevoerd, getuigen weliswaar van een bewustwording van de netelige kwesties die de steunrelatie oproept, maar beantwoorden slechts een deel van het probleem. Het gaat erom samen, tussen de eerstbetrokkenen en de solidaire personen en organisaties, gemeenschappelijke politieke en ethische lijnen en een strategische praktijk te definiëren, die als enige in staat zijn de structurele ongelijkheden en de dominantierelaties die ze teweegbrengen te compenseren. En zo de voorwaarden te scheppen voor een echte wederzijdse hulp, gebaseerd op de opbouw van gelijkwaardige en wederkerige relaties tussen strijden en gebieden.

wederzijdse hulp

Wederzijdse hulp begint met de erkenning van onze behoefte om samen te zijn en te werken. Het is een proces dat inhoudt dat we met elkaar in contact treden en vertrouwensbanden smeden. Het houdt in dat we er voor elkaar zijn en maakt geen onderscheid tussen woorden en daden. Het is niet gebaseerd op de bezorgdheid om een “goede daad” te verrichten, maar impliceert het beschouwen van de strijd van de ander als onderdeel van de onze en omgekeerd. In een wereld waar concurrentie koning is, ook tussen strijden, is dit de omkering van een paradigma.

Wederzijdse hulp heeft geen centrum omdat het in meerdere richtingen werkt zonder de verschillen en machtsverhoudingen die ons doorkruisen uit te wissen. Toen de eerste arbeiderssolidariteitskassen in de 19e eeuw geld stuurden om een staking te steunen, benadrukten ze dat het om leningen ging in plaats van giften. Het idee was niet om rente of zelfs effectieve terugbetaling te verwachten; het ging er eerder om te bevestigen dat het niet uit goedheid of liefdadigheid was, maar een gebaar dat andere gebaren in ruil opriep, op andere momenten, of in andere vormen. Het is duidelijk dat het vanuit het “Mondiale Noorden” gemakkelijker is om financiële steun naar de landen van het Zuiden te sturen dan andersom, en deze mogelijkheid moet volledig worden benut. Maar dit is geenszins de enige vorm die wederzijdse hulp kan aannemen. Het kan op verschillende niveaus plaatsvinden.

De eerste vorm van wederzijdse hulp is materieel. Het brengt ons terug naar de minga. In Abya Yala belichaamt dit principe verschillende vormen van mutualisering van taken, middelen en goederen die nodig zijn voor collectieve werken en constructies: een huis verplaatsen, een veld bewerken, een gebouw bouwen. De minga is wanneer mensen, buren en gemeenschappen samenwerken terwijl ze tegelijkertijd vreugde, gezelligheid, ontmoeting en de ervaring van collectieve kracht delen. De opstanden en hun nasleep hebben ons de noodzaak van materiële steun getoond, van medicijnen tot zaden, wat een lange keten van mensen en plaatsen impliceert. Hiervoor hebben we bondgenoten nodig die wegen kunnen openen en grenzen kunnen oversteken. De ervaringen met solidariteitskonvooien die we hebben gekend naar de basiscollectieven in Griekenland na 2008 of naar de initiatieven voor volkshulp in Oekraïne sinds 2022, zijn praktijken die veralgemeend zouden kunnen worden en waarvan de methoden verfijnd en gedeeld zouden kunnen worden. De ruimte voor vooruitgang op dit gebied is aanzienlijk.

Maar zelfs daarvoor hebben we geld nodig. Hoe kunnen we ons een effectieve financiële wederzijdse hulp voorstellen? Of anders gezegd: is het mogelijk een revolutie of een volksverzet te financieren zonder de hulp van de machtigen? Talrijke diaspora’s, Koerdisch, Palestijns of Birmaans, zeer recent of al lang geleden, hebben de strijd in hun landen van herkomst mogelijk gemaakt. Dit is een van de vormen van financiering door en voor de bevolkingen. Om slechts een recent voorbeeld te noemen, heeft het Birmese verzet de revolutionaire crowdfunding gepopulariseerd, waarbij honderden miljoenen dollars werden opgehaald die rechtstreeks de verzetsgroepen hebben gevoed. Of het nu gaat om vormen van massale microbijdragen of om de oprichting van transnationale mutualiteiten, we kunnen onze afhankelijkheid van de goede wil van mecenassen, staten en NGO’s beperken.

Naast de direct materiële kwestie kan wederzijdse hulp concreet worden in het doorgeven van de stemmen van personen en groepen die worstelen met de realiteit van het revolutionaire terrein. De taak die een internationaal netwerk van wederzijdse hulp te wachten staat, is dan om ze door de mazen van de medianetten en de ruis van reactionaire communicatiekanalen te loodsen. Geen enkele revolutie zou zich nog verweesd of verraden moeten voelen door de onverschilligheid van de wereld. Dit veronderstelt, in eerste instantie, dat men op cruciale momenten met de mensen ter plaatse kan communiceren, om de informatie van het terrein te halen en te vertalen voor andere contexten. En in tweede instantie, om de coördinatie van steunacties mogelijk te maken, en verbindingskanalen op lange termijn tot stand te brengen, om onze percepties en analyses van de situatie te delen.

De vorming van een gemeenschappelijke geschiedenis, geweven uit al onze verzamelde ervaringen, is van vitaal belang. Dit gebeurt door het in omloop brengen van verhalen en analyses die voortkomen uit eerdere strijden en ervaringen. Een antifascistische campagne voeren, een feministische grondwet schrijven, agro-ecologische technieken ontwikkelen, een leger trollen verslaan, zich verdedigen tegen de politie, financieringsnetwerken opzetten of de reactie op de dagelijkse behoeften van een bevrijd gebied organiseren, zijn leerprocessen en kennis die we kunnen delen en in omloop brengen. De conservatieve en contrarevolutionaire krachten doen er alles aan om onze opstanden af te schilderen als criminele chaos, onze kameraden als terroristen, onze verworvenheden als mislukkingen. De strijd om verhalen en beelden staat meer dan ooit centraal, zowel in de onmiddellijkheid van de strijd als om een geheugen van de toekomst te voeden, zoals Chileense kameraden zeggen.


Wederzijdse hulp, ten slotte, belichaamt zich in actie. Het is hier een wapenfabriek blokkeren om daar de intensiteit van de bombardementen te verminderen, het is hier een multinational belagen om daar zijn extractivistische projecten in gevaar te brengen. Het is ook invloed uitoefenen op wat men “de publieke opinie” noemt. Interveniëren in de verschillende leef-, werk-, opleidings-, vrijetijds- en strijdplaatsen om recht te doen en morele steun te bieden aan degenen die ver weg strijden. Wederzijdse hulp is de motor van het internationalisme. Lokale strijden kunnen, door zich open te stellen voor het internationale, planetaire actiecapaciteiten ontwikkelen tegen de netwerken van macht en geld die zelf geen grenzen kennen. Aan gemeenschappelijke en relevante doelen is geen gebrek.

de minga uitbreiden naar wereldschaal

Men zal ons zeker vragen: “Er is hier al zoveel om voor en tegen te strijden, waarom zouden we er internationale fronten aan toevoegen? Is dat niet een nieuwe manier om toe te geven aan versnippering en uitputting?” De prioriteit en urgentie lijken altijd duidelijker aan de kant van lokale situaties. Het zou zelfs illusoir kunnen lijken te beweren elders het tij te keren, terwijl we het al moeilijk hebben waar we zijn. Internationalisme lijkt soms een romantische droom, mooi maar in wezen naïef, als een relikwie uit het verleden, een stoffige doos vol herinneringen en ansichtkaarten: Vietnam, Cuba, Algerije, Spanje…

Maar het opbouwen van internationalisme is nooit een luxe geweest, het is een overlevingsstrategie. Degenen die er een pijler van hun strijd van hebben gemaakt (de Zapatista-, Koerdische of Palestijnse bewegingen) zijn bijna de enige revolutionaire bewegingen die tot op de dag van vandaag stand hebben gehouden, ondanks de onophoudelijke aanvallen van alle kanten. Voor deze bewegingen was het zowel een middel om de disproportie van krachten tussen de basisbewegingen en de vijandige militaire machten te compenseren, om het strijdtoneel te verplaatsen naar een diplomatiek vlak, als om wereldwijde steunnetwerken te creëren. In hun tijd werden de historische overwinningen tegen het kolonialisme in Ierland, Vietnam of Algerije behaald door de opstandelingen op hun eigen grondgebied, maar ook door de harten te winnen in de centra van de rijken, totdat de bevolkingen van deze landen zelf het einde van de oorlogen en de bezetting eisten. Acties vanuit de buik van het beest zijn noodzakelijk om het front te verbreden en de confrontatieplaatsen te delokaliseren, en zo degenen te steunen die de strijd ter plaatse levend houden. Nogmaals, het is nodig naar hen te luisteren, hun slogans te begrijpen, in plaats van opnieuw zichzelf centraal te stellen, door de eigen politieke posities voorrang te geven, door de eigen analysekaders op hun situaties te projecteren.

Als we ons voeden met historische precedenten, zijn we niet nostalgisch naar een of andere “gouden eeuw” van het internationalisme. In de 20e eeuw heeft het internationalisme zich grotendeels afgestemd op de belangen van staten en supermachten, en is daardoor versplinterd geraakt. In plaats van het nationalisme te bestrijden, heeft het het soms versterkt. Als de gehechtheid aan het eigen land en de eigen cultuur als terrein van onze strijd voor ons alle recht van bestaan heeft, mag het nooit verward worden met de instrumentalisering ervan door staatsapparaten ten dienste van de nationale heersende klassen.

Vandaag de dag begint het internationalisme voor ons thuis, in onze dagelijkse territoria. Plaatsen waar de bevolking divers, gemengd, heterogeen, letterlijk internationaal is, zijn daarvoor bijzonder vruchtbare en voor de hand liggende terreinen. Zoals de metropolen over de hele wereld, grensgebieden of grote landbouwproductiegebieden die afhankelijk zijn van de uitbuiting van immigrantenarbeid. Maar het is ook de creatie van meervoudige banden tussen de strijdende periferieën, tussen onze verschillende uithoeken van de wereld, die de aantrekkingskracht van regionale en mondiale machtscentra kan verminderen.

Onze gebieden zijn verweven in transnationale productielogica’s. De hele kracht van een lokaal politiek voorstel berust vandaag op zijn vermogen om zichzelf te zien als onderdeel van een planetair netwerk van verzet en opstanden. Zonder dat dreigt het al snel gereduceerd te worden tot een “alternatieve”, culturele, economische of sociale dimensie, waarbij abstractie wordt gemaakt van wat het verbindt, mogelijk maakt of conditioneert in de rest van de wereld. Omgekeerd, zonder lokale verankering, dreigt internationalisme slechts een mooi nostalgisch lied te zijn, of sympathieke ontmoetingsgelegenheden voor een kosmopolitische militante elite. De uitdaging die zich aan ons opdringt, is de minga uit te breiden tot wereldschaal, tussen strijdgebieden, tussen volksmachten, voorbij de obstakels. Dat is wat wij verstaan onder internationalisme van onderop.
Kijken naar wat elders gebeurt, is een echte verademing en geeft ons kracht en moed wanneer het “thuis” donker en onleefbaar wordt. Want ergens op deze aarde zullen er altijd mensen zijn die zich organiseren en niet berusten. Sinds 2011, als de volkeren elkaar hebben weerspiegeld, hebben gereageerd en als de circulaties zijn geïntensiveerd, bestaat er nog steeds geen begin van een transnationale revolutionaire verbindingsruimte die in staat is het isolement van opstanden en verzetsbewegingen te doorbreken zonder hun eisen en aspiraties te verdraaien. Er is niets om op te wachten om te beginnen met de opbouw ervan als we op een dag in staat willen zijn in te grijpen op kritieke momenten, en daar op een beslissende manier invloed op uit te oefenen.

vuur aan de realpolitik, voor een revolutionaire tederheid

Het zal niet eenvoudig zijn om gemeenschappelijke verdedigings- en aanvalslinies te vinden, zelfs als we dezelfde verlangens, dezelfde hoop kunnen delen. De moeilijkheden zijn talrijk: we spreken niet dezelfde talen, we wonen soms in zeer verre geografische gebieden, we kennen elkaar niet, we hebben tijd nodig om goed te begrijpen wat er voor ieder van ons op het spel staat en om een standpunt in te nemen. Aan deze praktische moeilijkheden worden de standpunten toegevoegd van degenen die actief proberen onze gevechten tegen elkaar op te zetten uit “pragmatisme” of in naam van contrarevolutionaire bedriegerijen. Zoals die geopolitieke en overkoepelende benaderingen, rechtstreeks uit een slechte remake van de Koude Oorlog, maar dan zonder het socialisme. In dit perspectief komt de wereld uiteindelijk neer op een confrontatie van blokken waar staten en hun coalities de enige agenten zijn die in staat zijn de lijnen te verleggen. Door dit prisma is alles wat buiten de paden van de realpolitik valt, en dus potentieel revolutionair is, gedoemd te mislukken.

Dit type binaire logica heeft een deel van de “anti-imperialistische linkerzijde” ertoe gebracht impliciet of expliciet de Iraanse, Russische en Syrische regimes te steunen, die worden beschouwd als “bolwerken” tegen het imperialistisch-zionistisch-kolonialistisch-westers-kapitalistisch imperialisme. De Syrische of Iraanse revoluties konden daarom alleen maar als “liberaal” of “pro-westers” en dus “gemanipuleerd” worden beschouwd. Wanneer ze niet simpelweg worden aangewezen als complotten gesmeed door buitenlandse landen, uiteraard westerse, om de “nationale soevereiniteit” van de zittende regimes in gevaar te brengen. In deze verhalen verdwijnen het volk, zijn organisatievormen, zijn autonome acties, zijn meervoudige stemmen, zijn interne strijd, zelfs klassenstrijd, net als de bloedbaden die door deze regimes en hun bondgenoten tegen het volk zijn begaan, achter slechte abstracties.

Deze “anti-imperialisten” staan soms zo haaks op de werkelijke beweging dat op het moment dat volksbewegingen de zaken in eigen hand nemen, zij zich haasten hun discoursen en analyses, die losstaan van het terrein, op te leggen, waardoor de eerstbetrokkenen van hun macht om te spreken en te handelen worden beroofd. In hun ogen zijn het volksverzet in Oekraïne, net als de feministen in Iran of de revolutionairen in Syrië, ofwel “agenten van het imperialisme”, ofwel niet in staat hun eigen situaties te begrijpen. Deze ideologen weten altijd beter dan de mensen ter plaatse, vanuit hun “kritische afstand”, wat er gedaan zou moeten worden. Wanneer de opstandelingen analyses en eisen uiten die niet overeenkomen met hun doxa, worden de verzetsstrijders “nazi’s” in Oekraïne, de rebellen “jihadisten” in Syrië, de feministen “verraders” in Iran. Zo handelen deze “anti-imperialisten” door zich tot spreekbuis te maken van de moorddadige regimes die zij goedkeuren en verdedigen.

Westerse landen beschouwen als de enige imperialistische machten, en de Verenigde Staten als DE bron van alle kwaad, een kenmerkende vertekening van deze “kampistische” posities, leidt hen ertoe de misdaden van de Syrische, Russische, Chinese of Iraanse regimes te relativeren. Het handhaven van deze regimes, zelfs hun opkomst, zou in deze logica opportuun zijn om de wereldorde in evenwicht te brengen en de westerse hegemonie te ontmantelen. Dit leidt hen ertoe in imperiale machten als China of Rusland theoretische bondgenoten te zien. Deze twee regimes, die retorisch de Palestijnse zaak steunen, worden zo gezien als een kleiner kwaad ten opzichte van de hypocrisie van de westerse landen, die allemaal achter de Israëlische bezetting staan. Maar “opportuun” of “kleiner kwaad” voor wie?

Het is zo moeilijk om je favoriete genocide of bezetting te kiezen. Waarom zouden we de genocide op de Oeigoeren in China moeten tolereren om een einde te maken aan de genocide in Gaza? Waarom zouden we de Israëlische bezetting in Palestina aan de ene kant moeten veroordelen, en de ogen sluiten voor de contra-insurrectionele oorlog in Tsjetsjenië, de invasie van Georgië of Oekraïne door Rusland, en omgekeerd?

In 2019 hebben de opstandelingen in Irak, die enige ervaring hebben met imperialisme, tijdens massademonstraties duidelijk verklaard dat ze “noch de VS, noch Iran” in hun land wilden. Men kan altijd subtiele categorieën en min of meer complexe theoretische benamingen ontwikkelen om de verschillende soorten imperialismen die vandaag bestaan te kwalificeren; het neemt niet weg dat een “sub-imperialisme” altijd stront en bloed is.

Het probleem met deze posities is dat ze alleen maar barrières en verdeeldheid creëren tussen de strijd en de volksoorzaken. Concreet verhindert dit allianties die niettemin noodzakelijk en kostbaar zijn tussen de marges. In plaats van te zoeken naar wat ons zou kunnen verenigen in een gemeenschappelijk front, vertellen deze “pragmatici” ons dat we, om effectief te zijn, moeten overwegen dat de vijanden van onze vijanden onze vrienden zijn. Solidariteit voor hen is minder gebaseerd op wat er op het terrein gebeurt dan op de standpunten van de Verenigde Staten. Als de Verenigde Staten uit puur opportunisme een zaak steunen, zoals de opstand in Hongkong, dan verdient deze opstand hun steun niet, ongeacht of China er zijn autoritaire greep wil uitbreiden.

In plaats van deze “Kissinger”-benadering in plaats van “Che Guevara”, ethisch betreurenswaardig en strategisch contraproductief, hebben we een revolutionaire tederheid nodig die vooral in staat is te luisteren om te proberen te begrijpen. Vervolgens, navigeren in de tegenstrijdigheden van de werkelijkheid om ons aan de zijde te scharen van degenen die strijden. We geven er de voorkeur aan te wedden op degenen die de spelregels willen veranderen en nieuwe realiteiten willen doen ontstaan, in plaats van op degenen die willen winnen in het spel zoals het is.

In tegenstelling tot wat de aanhangers van een autoritaire en etatistische linkerzijde, aan wie de reactionaire tendens van deze tijd een overlevingsplank biedt, ons proberen te doen geloven, verzwakt het verbinden van de gevechten in plaats van ze tegen elkaar op te zetten ons niet, maar vergroot het onze macht. Dat is precies wat de feministische bewegingen in het zuidelijke deel van Abya Yala de afgelopen jaren hebben weten te realiseren, door rekening te houden met de diversiteit aan geweld, tegen seksuele dissidenten, mensen van Afrikaanse afkomst, vrouwen en inheemsen, tegen migranten, kinderen of ouderen, of ze nu op het werk, op straat, huiselijk of politioneel zijn. Door ze op te nemen via algemene feministische stakingen in plaats van ze als tegengesteld te beschouwen, zijn ze erin geslaagd een immense volksbeweging te weven. Verenigd maar niet uniform. Massaal maar radicaal.

We moeten vechten tegen onze eigen zwakte en met name tegen het geloof dat we niets kunnen zonder deel te nemen aan de spelletjes van de machtigen. Zeker, we hebben het gevoel niet met genoeg te zijn en een schrijnend gebrek aan middelen te hebben. Maar dit erkennen en van deze constatering uitgaan om onze kracht op te bouwen is zeker “realistischer” dan kortere wegen te nemen, ons vast te klampen aan lapmiddelen, en zo de voorwaarden van onze onmacht te reproduceren.

Alleen de volkeren redden de volkeren, het gaat er voor ons om deze slogan gestalte te geven door te beginnen met het opbouwen, in de vier uithoeken van de planeet, van een kracht die in staat is zich te verzetten tegen de koude monsters die ons heden en onze toekomst verslinden. Het opbouwen van een consistente en duurzame interventie- en wederzijdse hulpkracht zal tijd vergen en middelen vereisen die we geduldig moeten voorbereiden, maar we denken dat dit de enige weg is die ons nog rest. Op lange termijn is er geen echte overwinning mogelijk op één enkele plaats in de wereld. Aangezien het Imperium zich over de hele planeet heeft gevestigd, kunnen we alleen door het overal tegelijkertijd te confronteren, op een dag hopen deel te nemen aan zijn val.

val van het Imperium

WAAR STAAT HET WESTEN VOOR? | HET PROBLEEM VAN INTERVENTIE | HET IMPERIUM ZAL HET WESTEN OVERLEVEN | ELKE GENERATIE MOET, IN EEN RELATIEVE ONDUIDELIJKHEID, HAAR MISSIE AANGAAN: HAAR VERVULLEN OF HAAR VERRADEN | DEZE WERELD STOPPEN

Ondanks muren en tralies, pogingen tot uitwissing en assimilatiestrategieën, vechten volkeren overal ter wereld om zich de gebieden, hulpbronnen, culturen en erfenissen opnieuw toe te eigenen. Alles waarvan ze beroofd zijn door eeuwenlange koloniale plundering en imperiale pretenties. Zoals het Palestijnse verzet dat al meer dan 70 jaar standhoudt tegen de Israëlische kolonisatie en het westerse imperialisme, of de Koerdische beweging die al meer dan een eeuw strijdt tegen vier natiestaten die haar autonomie weigeren. In Abya Yala zijn de opstanden van inheemse en Afro-afstammelingen sinds 1492 nooit gestopt en inspireren ze tot op de dag van vandaag alle strijd op het continent. Van Wounded Knee tot Oka, van Standing Rock tot de opstand voor George Floyd, komen volkeren in opstand tegen een systeem van overheersing gebaseerd op witte suprematie en de uitbuiting van onze lichamen en gebieden. Europa laait ook regelmatig op door opstanden tegen racistische politiemisdaden, terwijl Kanaky zijn bevrijdingsstrijd voortzet en in West-Afrika de Françafrique maar niet ontmanteld raakt.

Maar de internationale wateren zijn troebel en betwist. Ze zijn moeilijk begaanbaar voor opstandelingen. Tot nu toe hebben de centra de controle over de horizon behouden, waardoor elke strijd, elke opstand beperkt bleef tot zijn specifieke context. De dominanten van de centra kunnen zich geen moment voorstellen dat iemand iets anders zou willen dan op hun plaats te zijn. Zij zijn de beste van alle mogelijke werelden. De anderen kunnen alleen maar rennen om deze “beste van alle werelden” in te halen, vallen, opstaan, om te hopen, op een dag wie weet, een plaats daarin te vinden. De “één-wereld” is die van de overwinnaars, van degenen die de misnoemde globalisering domineren. Blijft er dan voor ons alleen nog maar over om ons eraan te onttrekken en elke “universele” aanspraak op verandering te weigeren? De revolutionaire uitbarsting, wanneer die zich voordoet, creëert haar eigen gemeenschappelijke wereld, die oprijst uit de ruïnes, de scheuren en de marges van de oude. Het is deze gemeenschappelijke wereld die we moeten benoemen, zoals die zich laat zien in de opeenvolging van opstanden van het ene eind van de wereld tot het andere, voorbij de bijzonderheden van elke context.

waar staat het Westen voor?

In zijn tijd heeft de ongelooflijke pretentie van het Westen om een universele horizon voor de mensheid te definiëren, tientallen miljoenen doden, genocides, epistemicides, de slavernij en de verplaatsing van miljoenen mensen veroorzaakt en gerechtvaardigd. Zelden heeft men een intellectuele zwendel gezien die zo macaber en zo effectief was. De stichtingsmythe van het “vrije subject”, gesmeed en verspreid door de “Verlichting”, ontstond in de context van een revolutionaire strijd tegen tirannie. Het veranderde, alsof er niets aan de hand was, in een alibi voor de voortzetting van een beweging van onteigening en grenzeloze overheersing, geleid door de nieuwe economische orde, ter vervanging van het goede goddelijke woord. Dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in hetzelfde jaar met veel pracht en praal werd afgekondigd als de Nakba in Palestina, zegt alles.

Het liberale universalisme is de apolitieke rivaal van het internationalisme. Het predikt dat de mensenrechten onvervreemdbaar zijn, maar het weigert ze aan de meerderheid van de mensen. Het leert ons dat staten deel uitmaken van een “internationale gemeenschap” waar goede betrekkingen tussen naties worden geharmoniseerd. Het is echter slechts een speelveld waar hiërarchieën worden verdoezeld, vazalstaten worden vermomd. Men betaalt er met woorden, men bootst actie en goede voornemens na, alsof men wil verbergen wat iedereen diep van binnen weet: dat de wet van de sterkste nog steeds de wereld van de mensen regeert.

De “internationale gemeenschap” is een privéclub, waar de hegemonen onderling zijn overeengekomen over de criteria waaraan moet worden voldaan om volwaardig lid te zijn, terwijl ze tegelijkertijd een voortdurende overheersing rechtvaardigen over degenen die niet aan deze criteria voldoen. Deze laatsten zijn geen uitgeslotenen, maar gedeeltelijke leden. Allen gelijk, maar sommigen meer dan anderen. Zo vergaat het de bevolkingen van deze verschillende entiteiten: sommigen zijn mensen, anderen zijn menselijke schilden, weer anderen zijn menselijke dieren en nog anderen zijn collaterale schade. De Verenigde Staten zijn Afghanistan en Irak binnengevallen en hebben talrijke regio’s in het Midden-Oosten gebombardeerd, ten koste van meer dan een miljoen doden, om de democratie te beschermen en de mensenrechten te verdedigen. Terwijl we deze regels schrijven, begaat de koloniale Israëlische staat willens en wetens een genocide in Palestina met de zegen van het Westen, en de soldaten van Tsahal op het terrein dragen soms de LGBTQI+-vlag.

Het gebruik van het “mensenrechten”-gewaad door het Imperium om zich als universele vredesrechter op te werpen, heeft overigens niet verhinderd dat deze rechten een ruimte van verzet en een steunpunt konden zijn voor volksstrijd over de hele wereld. Er is dus een tegenstrijdig gebruik van het internationaal recht. Enerzijds door de centra, anderzijds door de marges. Inheemse of gekoloniseerde volkeren doen regelmatig een beroep op het enige recht dat hun wordt erkend, het “recht op zelfbeschikking”, als hefboom in de krachtmeting die hen tegenover hun nationale regeringen of bezettingsmachten stelt. De mensenrechten en hun symbolische gewicht op internationaal niveau dienen regelmatig als referentie voor de strijd ter plaatse om staatsterrorisme en de onderdrukking in vele regimes aan te klagen. Maar de bliksemafleider van het internationaal recht beschermt nauwelijks zodra het niet de belangen van de dominante machten dient. Zij zullen altijd liever de ogen sluiten als het spel de kaars niet waard is. Zo ging het met de rode lijnen van de “vrije wereld” over het gebruik van chemische wapens door het Syrische regime tegen zijn eigen bevolking. De inwoners van Ghouta wogen kennelijk niet zwaar genoeg in hun weegschaal.

het probleem van militaire interventie

De “humanitaire interventie” of “bescherming van bevolkingsgroepen” van de NAVO, zoals die plaatsvond in Libië tijdens de opstand van 2011, is een van de opvallende feiten, waar niemand meer over spreekt, van de laatste revolutionaire sequentie. Het einde van een lokale orde door de interventie van de voorstanders van een mondiale orde onderbreekt het revolutionaire proces en creëert nieuwe afhankelijkheden. De Anglo-Franse interventie, hoewel ze zeer waarschijnlijk een bloedig scenario à la Syrië heeft voorkomen, heeft ook de installatie mogelijk gemaakt van schijnregeringen die niet uit de revolutionaire ruimtes voortkwamen, aan wie het recht werd toegekend om akkoorden te ondertekenen in naam van volkeren die daar niets om gevraagd hadden. Zo raakte de Libische revolutie verloren in interne machtsstrijd tussen facties waarvan geen enkele in staat lijkt de volkswil te belichamen. Maar “het essentiële” werd gered: de kustwacht wordt betaald door de Europese Unie om migranten de weg te versperren. Van Syrië tot Oekraïne was het voor een deel van de revolutionairen en hun aanhangers vanzelfsprekend om de niet-interventie van de “internationale gemeenschap” te betreuren. Maar toen deze interventie plaatsvond, was het slechts een andere manier om het revolutionaire “gevaar” uit te doven of te neutraliseren.

In Soedan zal het gezonde wantrouwen van de verzetscomités ten aanzien van elke externe interventie in het revolutieproces niet verhinderen dat de situatie opnieuw in handen komt van militairen en milities. Buitenlandse inmenging vond daar een andere weg, aan de kant van de concurrerende facties van het oude regime, de ene gesteund door de Verenigde Arabische Emiraten, de andere door Egypte, waardoor de volksrevolutie verdronk in een oorlog tussen militairen, massale bevolkingsverplaatsingen en een afschuwelijke hongersnood. De hardnekkige non-alignment van de Soedanese revolutie leverde haar talrijke vastberaden vijanden op binnen en buiten haar grenzen. Vijanden die bereid waren “de aarde te verbranden” in plaats van haar te laten slagen.

Geen enkele macht, welke dan ook, is daadwerkelijk te hulp geschoten aan opstandige volkeren die te maken hadden met ongekende golven van repressie. Op de vraag “maar wat kunnen we doen om jullie te helpen?”, gesteld enkele jaren geleden door een lid van het publiek tijdens een steunavond voor de Syrische revolutie, ergens in Frankrijk, antwoordde een van de aanwezige activisten, een overlevende van het beleg van Homs: “stuur ons antitankraketten!”. Afgezien van het feit dat het aanwezige publiek niet in staat was aan een dergelijk verzoek te voldoen, leek het elke solidariteitsbeweging met de Syrische revolutionairen in de schaduw van de staten te plaatsen. Was er dan geen andere manier om de revolutie te helpen dan de westerse regeringen te vragen om een militaire interventie tegen het regime, of de levering van zware wapens?

Deze vraag is voor ons geen morele vraag, ook al leek het voor veel dissidenten van de centra ondenkbaar om te gaan demonstreren om een militaire interventie van de NAVO te eisen. Toegang tot wapens was in veel situaties een vitale noodzaak voor de opstandelingen, die zelfs de meest pacifistische onder ons alleen maar konden erkennen. Dat kameraden die gevangen zitten in de brandende kwesties van de Oekraïense, Libische, Palestijnse fronten een beroep doen op militaire of tactische interventie van derde machten om de woeste repressie die tegen hen wordt ontketend tegen te gaan, lijkt meer dan legitiem. Er zal een heel debat moeten plaatsvinden binnen de revolutionaire bewegingen over de kwestie van militaire interventie, de vormen die het kan aannemen en de impact die het heeft op de uitkomst van de gebeurtenissen: van no-flyzones tot het sturen van troepen, van het openen van nieuwe fronten tot technische bijstand en het sturen van militair materieel. We kunnen niet zonder een serieuze evaluatie van de aanwezige krachtsverhoudingen, noch toegeven aan een vorm van machteloos purisme om elke tegenstrijdigheid te vermijden. Maar dat het ons achter de militaire capaciteiten van bepaalde staten of gewapende facties scharen als de enige concrete manier om bij te dragen aan de strijd, is vooral het teken van onze berusting. Van onze opgave van de mogelijkheid van de revolutie zelf.

het Imperium zal het Westen overleven

De wereld waarin we leven is gevuld met verschillen, zoals de stukjes van een puzzel die verschillend maar compatibel moeten zijn waar en wanneer dat gepast is, om gedeelde beelden en betekenissen van het heden en de toekomst te vormen. Deze verschillen houden niet alleen verband met afstand. Ze zijn niet het gevolg van achterstanden, in die zin dat ze door “vooruitgang” zouden kunnen of moeten worden overwonnen. Maar in een tijdperk van monolithische overtuigingen worden deze verschillen ontkend, uitgewist of verpletterd om te passen in een wereldwijd systeem van beheer van hulpbronnen, uitwisselingen en identiteiten. Gevormd door de jaren heen door een kundige verstrengeling van verschillende maar complementaire systemen van overheersing, herstelt en verlengt het Imperium zich voortdurend. Veranderingen in allianties, machtsverhoudingen of hoofdsteden zijn slechts oppervlakkige herschikkingen. Hoewel er prekapitalistische, pre-natiestaat en niet-westerse rijken waren, heeft de expansie van het kapitalisme één enkel Imperium verenigd, dat het officiële einde van de Europese koloniale rijken heeft overleefd, geseculariseerd is, en erin geslaagd is de overtuiging te verspreiden dat er daarbuiten geen alternatief mogelijk is.

Het Rijk is niet alleen de naam van het wereldsysteem waarin we leven, met zijn internationale instellingen, zijn wereldmarkten, zijn verenigde taal, zijn ideologisch kader, waarvan geen enkel deel van de wereld is uitgesloten. Het is ook die specifieke manier om de wereld te zien als een enorm speelbord waar verschillende geallieerde of rivaliserende machten strijden om rijkdommen en invloedssferen. Waar ze onderhandelen over de meest winstgevende arbeidsverdeling en de “spelregels” die elk van hen in staat stellen hun plaats in te nemen in het bloedbadspel dat ze spelen. Buiten het kapitalistische systeem duidt het Rijk het geheel aan van formele en informele instellingen, codes, gebruiken en overtredingen, die de roof van de centra op de rest van de wereld regelen. Van Mexico-Stad tot Dubai, van Tokio tot Kaapstad, van Peking tot Frankfurt, in de machtscentra spreekt, eet, kleedt men zich, is men het eens of bedriegt men elkaar min of meer op dezelfde manier. Het Rijk vindt altijd zijn lokale relais. Het past zich aan alle culturen, alle religies, alle stijlen van machtsuitoefening aan. Het geeft niets om de bedoelingen, culturen en gedragingen van zijn woordvoerders, zolang ze in wezen het spel maar blijven meespelen.

De recente versterking van bloklogica’s is minder een strijd tussen imperialiteiten van verschillende aard dan een strijd om imperiale hegemonie binnen eenzelfde wereldsysteem. Als het Westen de laatste tijd terug lijkt te zijn, in een schijnbare eenheid om een genocide te dekken in naam van “Israëls recht om zich te verdedigen”, verbergt deze terugkeer slecht een neergang, langzaam maar al grotendeels ingezet: proletarisering van samenlevingen, galopperende inflatie, opkomst van fascismes, rampzalige militaire interventies, wanordelijke terugtrekkingen van bezettingstroepen, regelmatig verlies van commerciële en diplomatieke invloedssferen. In een ander register laat de schijnbare consensus van steun aan het Oekraïense verzet een zekere koortsachtigheid zien met militaire hulp met mondjesmaat, die nooit opgewassen was tegen de Russische agressie. De “neergang van het Westen” had alleen maar goed nieuws kunnen zijn, als deze neergang die van het Imperium was geweest. Maar we hebben alle reden om aan te nemen dat alleen zijn gezicht verandert. De triomfantelijke glimlach van de leiders van de BRICS-landen, die overal hun opportune alliantie tonen, zegt genoeg over hoe klaar ze zijn om hun plaats in te nemen, in hetzelfde spel. Zolang het Imperium bestaat, gaat de strijd ertegen door, waarbij het steeds zijn vormen en uitspraken vernieuwt, die het opnieuw zal proberen te verzwelgen om weer op zijn pootjes terecht te komen.

Elke generatie moet, in een relatieve ondoorzichtigheid, haar uitdaging aangaan: haar vervullen of haar verraden.

In de vorige eeuw moest een hele generatie over de hele wereld opstaan, zich blootstellen aan kogels, deportatie en marteling, om de Europese machten uit een groot deel van de gekoloniseerde gebieden te verdrijven. Het revolutionaire offensief van de gekoloniseerden was een antwoord op de al meer dan honderd jaar durende overheersing door de blanke macht. En in de smeltkroes van deze strijd, in de maquis en in de gevangenissen van het Westen, in de eerste bevrijde gebieden, werden de politieke gewetens gevormd van degenen die de toekomst zouden bedenken en opbouwen. De beschikbare vormen en concepten in deze reeds gemondialiseerde wereld waren die van de westerse geschiedenis, boeiend door hun moderniteit: staat, vooruitgang, planning, ruimtelijke ordening, nationale identiteiten, representatieve democratie, nationalisme, socialisme… Het was niet genoeg om van de kolonisten af te komen, de instrumenten van de meester dienden om de postkoloniale staten op te bouwen, en dezelfde tegenstellingen herhaalden zich.

De belofte die het einde van de koloniale rijken opende, onder de slagen van de nationale revoluties, maakte plaats voor een kolossale kater. De vlaggen, hymnes en valuta’s veranderden, maar de overheersing ging door in andere vormen. De nationale bourgeoisies en de politieke elites die voortkwamen uit de onafhankelijkheidsbewegingen, gaven vaak toe aan autoritarisme. Na de meest strijdbare onder hen te hebben opgeofferd, namen de nieuwe politieke klassen van de landen van het Zuiden hun deel van de vruchten van de postkoloniale uitbuiting, en heulden nu eens met de enen, dan weer met de anderen. Zo schudden in de Arabische landen de opstanden regimes wakker die sinds de eerste dagen van de dekolonisatie onveranderd of bijna onveranderd waren gebleven, en die voor het merendeel ware openluchtgevangenissen waren geworden. Versteend in de historische houdingen van de dekolonisatie en het schijnverzet tegen het westerse imperialisme, leken de regerende partijen de volksaspiraties naar verandering voor eeuwig te kunnen smoren. Maar de terugkeer van de volkeren heeft de kaarten opnieuw geschud. De demonstranten van de Algerijnse Hirak hebben het glashelder uitgedrukt: de opstand van 2019 was er om het werk van de onvoltooide revolutie van 1962 af te maken.

Terwijl de democratische eis centraal stond in veel recente opstanden, is het moeilijk te vinden waar de democratie volledig belichaamd zou zijn. Het “democratische ideaal” zoals het zich nog steeds in het Westen manifesteert, slaagt er niet langer in zijn bedrog te verbergen, zozeer springt het in het oog. Het volstaat enkele beelden te bekijken van de Amerikaanse verkiezingen – een van de “grootste democratieën ter wereld” – in het voorjaar van 2024, om zich daarvan te overtuigen. Vóór de komst van Kamala Harris, dankzij de quasi-hersendood van de Democratische kandidaat, klampten twee mannen, blank, rijk, protestants-christelijk en meer dan zeventigjarig, zich vast aan de macht, wedijverend in aanvallen op elkaars symptomen van seniliteit, in plaats van politieke debatten te voeren over de toekomst van de wereld. Deze wereld die de Verenigde Staten van Amerika nochtans meer dan 70 jaar lang grotendeels hebben gedomineerd en gevormd. De “democratische” vergrendeling waarvan dit beeld getuigt, doet nauwelijks onder voor die van de vijfde presidentiële kandidatuur van een gemummificeerde Bouteflika. Een ultieme kandidatuur die de opstand van 2019 in Algerije had ontketend.

Democratie is geen westerse uitvinding die van de Atheense vergaderingen naar de Franse Republiek zou gaan, tot ze met bommen wordt geëxporteerd naar Afghanistan en Irak. Van de Haudenosaunee Confederatie in Noord-Amerika tot de Haïtiaanse Revolutie, via de voortvluchtige gebieden van Zomia in Zuidoost-Azië, hebben talloze volkeren te allen tijde egalitaire deliberatieve praktijken ontwikkeld om het gemeenschapsleven te organiseren. De toe-eigening van het idee van democratie door het Westen heeft het in vele delen van de wereld tot een afschrikmiddel gemaakt. Maar hoe kunnen we het idee van macht aan het volk niet opgeven? En hoe kunnen we de schijnvertoningen van liberale democratieën bestrijden zonder autoritaire regimes in de kaart te spelen?

deze wereld stoppen

Het gezicht van het Rijk verandert, dat van de oorlog ook, en onze strategieën kunnen niet dezelfde zijn, onze doelstellingen evenmin. Naast de autoritaire of oligarchische regimes waarmee we te maken hebben, ondergaan we, direct of indirect, de gevolgen van concurrerende imperialistische offensieven die van de ene op de andere dag de reeds fragiele leefomstandigheden van onze gebieden kunnen doen kantelen. Hongeropstanden zijn dagelijkse realiteit geworden over de hele planeet. Enkele rivaliserende machten gebruiken beurtelings het “voedselwapen” in een wereld waar de zelfvoorzieningscapaciteiten van samenlevingen methodisch zijn vernietigd en waar klimatologische onzekerheden de oogsten onzekerder maken dan ooit. In 2024 houdt Vladimir Poetin het hele Middellandse Zeegebied in zijn greep door de tarweproductie van de vruchtbare Oekraïense vlaktes in te palmen, waarvan de meeste mediterrane landen volledig afhankelijk zijn geworden. Voedselsoevereiniteit is zo een centrale kwestie geworden van elk emancipatiebeleid, het transformeert de manieren van strijden op alle continenten. Geen enkel serieus revolutionair perspectief kan vandaag de dag voorbijgaan aan een hernieuwde toe-eigening van de middelen om in onze elementaire behoeften te voorzien.

Men vraagt zich in deze nieuwe fase van openlijke gewapende conflicten, agressieve machtsstrategieën, nationalistische heroplevingen, af naar de tegenstrijdigheden tussen ons verlangen naar een wereld van samenwerking waar volkeren de kwestie van hun levensonderhoud, het behoud van de leefomstandigheden van hun gebieden, hun welzijn, ter harte zouden kunnen nemen, en de realiteit van de permanente bedreigingen die inter-imperialistische conflicten met zich meebrengen. Zou een “bevrijde” zone, plaats of staat, die vrijwillig deze accumulatie- en toe-eigeningspolitiek zou opgeven, niet onmiddellijk worden opgeslokt door naburige machten die, zij, geen reden zien om te stoppen?

In veel delen van de wereld hebben we, achter de façade van soevereine staatsordes, vooral te maken met gemeenschaps- of confessionele milities, maffia’s, geterritorialiseerde bendes, transnationale ondernemingen, waaraan de repressie van onze bewegingen en de controle over de bevolking wordt gedelegeerd. Het zal dus nooit volstaan om het einde van de staten als enige horizon van de revolutie aan te roepen. Dit idee lijkt volkomen buitenaards voor degenen onder ons die, levend onder falende staten, overgeleverd zijn aan de meest totale willekeur, overgeleverd aan de genade van de kleinste bendeleider, en zonder verhaal tegen armoede, ziekte, hongersnood, natuurrampen. De vernietiging of fragmentatie van de staten die de volkeren verpletteren zal niet volstaan, evenmin als de simpele vervanging van degenen die ze belichamen. Alleen door de collectieve overname van onze elementaire behoeften aan veiligheid, gezondheid, toegang tot huisvesting en voedsel zullen we kunnen beweren ons te ontdoen van onze afhankelijkheid van het Imperium, voorbij het moment van de opstand.

De wereld verenigd door het Rijk, welke taal het ook spreekt, welke god het ook aanbidt, of welke valuta het ook hanteert, Dollar, Euro, Huan, of enige andere, is met geen enkele andere compatibel. Het gaat rechtstreeks naar de uitroeiing van de levensvoorwaarden op aarde. Het kent alleen hegemonie, de één-wereld, geteld, gekarteerd, ingericht, woestijn gemaakt door zijn macabere race. Als er niets wordt gedaan, zal ons einde voor het zijne komen. Er is geen weg terug, noch een mogelijke status quo. Er is voor ons een mars voorwaarts, soms vastberaden, soms willekeurig, waarbij we alleen echt weten waar we vandaan komen. Uit het nationale prisma stappen, een politiek denken die van meet af aan internationalistisch is. Een wereld herbouwen die bestaat uit een veelheid van werelden. Van compatibele en wordende werelden, zelf doorkruist door strijd en tegenstellingen. Het gemeenschappelijke plan tussen deze werelden bouwen. Een plan dat ons in staat stelt het Rijk te overstijgen, zijn val te bespoedigen, de toekomst te verbeelden.

revolutie?

VROEG OF LAAT ZAL HET VALLEN | BREUK DOOR VOLHARDING | HET DILEMMA VAN DE ORGANISATIE | KIEZEN VOOR MOED, RISICO’S INSCHATTEN | DE REVOLUTIE VERDEDIGEN | DE EVIDENTIE VAN VOLKSMachten

In 2011 noemden de opstandelingen wat commentatoren de “Arabische Lente” noemden, thawra (revolutie). Revolutie in Burkina Faso (2014), “revolutie van de waardigheid” in Oekraïne (2014), “lente-revolutie” in Myanmar (2021), “revolutie van onze tijd” in Hongkong (2019), revolutie van Jina in Iran (2022). “Revolutie! revolutie! revolutie!” scandeerden de menigten in Gele Hesjes op de Champs Élysées (2019), en herinnerden de rijke inwoners van de chique wijken van Parijs aan een refrein waarvan zij dachten zich voorgoed te hebben ontdaan.

Enkele jaren na zijn daverende terugkeer getuigt het feit dat zo weinigen nog de revolutionaire vraag stellen van de kracht van de huidige contrarevolutie. Maar het feit dat zoveel mensen zich als revolutionair herkenden, was geen teken van misplaatst enthousiasme of jeugdige dromerij. Men moet nooit onderschatten wat de werkelijke beweging aankondigt, op straffe van meegesleurd te worden door de stromen van de geschiedenis. De revolutie is geen gebeurtenis om te bestuderen, een theorie om te ontwikkelen, een koud lichaam om te ontleden. Het is een vraag die we ons stellen. Daar is het ons om te doen in deze tekst. En in tegenstelling tot wat ideologen, intellectuelen en profeten altijd hebben beweerd, is het antwoord nooit absoluut of eeuwig; het kan alleen maar tijdelijk, voorlopig, conjunctureel zijn. Een flits van waarheid. We hebben geprobeerd de verspreide fragmenten ervan te verzamelen, ze samen te voegen, ze te bevragen en te zien wat ze ons over de toekomst konden vertellen.

vroeg of laat zal hij vallen

De uitbarsting van opstanden sinds 2011 heeft de bestorming van paleizen en parlementen opnieuw actueel gemaakt. Voor veel deelnemers aan deze opstanden stond revolutie synoniem voor de val van het regime. De hoop die werd gewekt door de afzetting van de machthebbers in Jemen, Libië, Egypte, Tunesië en Oekraïne was echter van korte duur. Autoritaire of liberale machtsovername, buitenlandse interventie, economische crisis, burgeroorlog… de val van de tirannen was niet synoniem met de overwinning van de revolutie.

Omgekeerd betekende het mislukken om de machthebbers in Syrië en Iran omver te werpen niet de afwezigheid van revolutie. De afwijzing van de verplichte hijab (sluier) en de controle op de zeden opgelegd door de Islamitische Republiek vormde op zich al een radicale omwenteling. Evenzo was het vermogen van de Syrische revolutionairen om de van de staat bevrijde gebieden collectief te besturen een breuk met het totalitarisme van Assad waarop niet meer kan worden teruggekomen. Dit verklaart waarom, dertien jaar later, ondanks de brutaliteit van de contra-insurrectie die tegen hen werd ontketend, de vlag van de revolutie nog steeds hoog wappert in de noordelijke provincies van Syrië die nog steeds aan de controle van het regime ontsnappen, evenals in de opstandige provincie Sweida, in het zuiden van het land. In Syrië, net als in Iran, was de revolutie een existentiëel keerpunt. De greep van het regime werd gedeeltelijk gebroken in de lichamen en geesten. En, ook al zal het nog een generatie duren om het te ontwortelen, vroeg of laat zal het vallen.

Geen enkele gebeurtenis kan op zichzelf een einde maken aan alle vormen van overheersing. “De Grote Avond” was lange tijd het ultieme beeld van de revolutie. Maar de herhaalde mislukkingen om diepgaande en duurzame veranderingen teweeg te brengen door de “verovering van de centrale macht”, evenals de eeuwige oproepen van oude organisaties om te wachten tot “de voorwaarden rijp zijn”, hebben velen van ons ertoe aangezet de val van het regime als strategische horizon op te geven en andere bevrijdingsperspectieven te zoeken. Voor hen is de revolutie, sinds het einde van de vorige eeuw, een proces geworden dat zonder dralen begint. Een vastberaden maar geleidelijke mars naar een diepgaande transformatie die belichaamd wordt in een constellatie van gebeurtenissen, daden, interventies, ideeën, gevoelens en dagelijkse praktijken. El tiempo de la revolución es ahora (De tijd van de revolutie is nu) zeggen de feministen in Argentinië. Vanaf dat moment was de revolutie niet langer die verre horizon, die belangrijke gebeurtenis die de loop van de geschiedenis doet afbuigen, maar was ze een manier van leven en strijden hier en nu geworden.

De uitdaging was om de structuren die ons onderdrukken te ontmantelen met een belangrijke strategische imperatief: de middelen – of de strijd van sommigen van ons – niet langer opofferen in naam van een steeds uitgesteld doel. Deze manier om politiek te zien als transformatie en niet als verovering van de macht heeft de revolutionaire politiek verplaatst naar de praktijk en het intieme, iets wat veel organisaties en militanten misten. Het ging erom een radicaal nieuw leven op te bouwen, een nieuwe relatie met de gemeenschap, met verlangens, met geld, met zorg, en zelfs met de strijd zelf.

De revolutie als proces beschouwen staat niet haaks op de overtuiging dat het moment van de opstand daarin centraal staat. Wat de uitkomst ook moge zijn, een opstand is altijd een beslissende gebeurtenis. Wanneer die wordt verslagen, laat het onweerlegbare belichaamde ervaringen en talloze zaden achter die in zijn kielzog zullen blijven groeien. Als die er daarentegen in slaagt het regime ten val te brengen, dan begint er iets nieuws, veelbelovend en gevaarlijk tegelijk.

breuk door volharding

De revolutie zonder breuk opvatten, doof blijven voor de kansen die zich onverwacht aandienen, dreigt onze gebaren en acties onverschillig te maken voor de wereld om ons heen. Voor velen van ons gaat het revolutionaire proces ook gepaard met het opbouwen van materiële en politieke autonomie, door vormen van collectieve of territoriale zelfvoorziening. Het is een zoektocht naar een breuk met de afhankelijkheid van de centra die zich heeft uitgebreid tot bossen, bergen en steden over de hele planeet. Zo heeft de opbouw van autonomie geleid tot ruimtes die stevig verankerd zijn in de wereld, en die ingaan tegen de helse mars die door het Imperium wordt opgelegd. Soms erfgenaam van een duizendjarige geschiedenis, soms een jonge, nauwelijks ontloken scheut, kan ze zich op meerdere manieren belichamen, in een territoriale vergadering, een landbouwcoöperatie, een volkskantine, een wijkvakbond, een transnationaal netwerk van queer solidariteit, een mediacollectief.

Toch kan de opbouw van onze autonomie, die veel tijd en energie kost, een vorm van ontwijking worden als ze zich niet openstelt voor wat haar in de werkelijke beweging overstijgt en ter discussie stelt. Er bestaat geen ideologisch “zuivere” opstand. De momenten van volksopstanden zijn unieke gelegenheden om onze krachten te vermenigvuldigen en de schaal te veranderen. Zonder een schaalverandering blijven onze ervaringen geïsoleerd, ontwapend, gevangen in “alternatieve” niches en uiteindelijk gemakkelijk geïntegreerd in het kapitalistische of staatsbeheer. Ons barricaderen achter onze zekerheden en dagelijkse ervaringen, veroordeelt ons tot voortdurende mislukking. Het risico om autonomie op te vatten als een onveranderlijke temporaliteit, gekenmerkt door min of meer agitatie, is ons op te sluiten in een culturele loopgravenoorlog, die we alleen maar kunnen verliezen vanwege de kolossale middelen van onze tegenstanders. We zullen niet kunnen leven zoals we willen zonder de machtsapparaten te ontmantelen die het sociale leven regelen en hun controle opleggen aan onze leef- en organisatieplaatsen. En we zullen ze niet alleen kunnen ontmantelen.

De opstand doorbreekt het isolement. Het maakt immense schaalsprongen mogelijk, leidt tot ongekende ontmoetingen en vormt momenten van massaoffensief, onmisbaar om kantelpunten en onomkeerbare veranderingen teweeg te brengen. Of we nu lid zijn van een landbouwcoöperatie of een mediacollectief, van een affiniteitsgroep of een massaorganisatie, voorbereid blijven op de uitbarsting van de werkelijke beweging zal ons in staat stellen onze krachten te ontplooien in de korte momenten van kans die ons worden geboden. Proces en gebeurtenis. Een diepgaande revolutie is misschien de kruising van twee manieren om de revolutie te zien en te leven. Enerzijds het huidige, geduldige, continue proces van de opbouw van onze autonomie, de voorbereiding van onze ontmoeting, de vorming van onze kracht. Anderzijds het eruptieve en explosieve karakter van de opstand, met zijn uitzonderlijke concentratie van energieën, zijn ontplooiing van volksmacht, zijn ongeëvenaarde creativiteit. Diepgaande revoluties worden mogelijk gemaakt door sequenties van opstanden die hun grenzen vinden en overschrijden, op zoek naar die breuk door volharding, zoals een Chileense kameraad zegt.

Men begint nooit vanuit het niets. Elke opstand, elke ervaring van volksmacht, elke aanval op het Rijk maakt deel uit van een diepere beweging, ergens achter ons en tegelijkertijd voor ons, onder het oppervlak en aan de horizon. Voordat water verwoestende golven wordt, is het altijd een simpele stroming midden in de oceaan. En het wordt dat weer nadat het op de kust is neergestort. We moeten leren handelen als een onderstroom, net zo goed als een tsunami. Misschien is dat wel de hele betekenis van het mantra van de revolutie in Hongkong: Be water my friend! (Wees water, mijn vriend!)

het dilemma van de organisatie

De volksopstanden van onze tijd waren vaak heterogeen en diffuus. Ze werden zelden geleid door traditionele organisaties of gevormd door reeds bestaande politieke ideologieën. Maar de min of meer spontane en horizontale zelforganisatie, hoe indrukwekkend die in de beginperiode ook was, bleek onvoldoende. Het gedecentraliseerde karakter van onze bewegingen was zowel een kracht als een zwakte. Het gebrek aan consistente organisatorische capaciteit, aan strategische visie op middellange of lange termijn, gecombineerd met de moeilijkheid om straattactieken te vernieuwen, leidde ertoe dat we klem kwamen te zitten tussen repressie en recuperatie. In sommige gevallen misten we organisaties die partij kozen voor de revolutie.

In Ecuador, tijdens de opstand van 2019, waren de grote inheemse en syndicale organisaties in staat miljoenen mensen uit het hele land naar de hoofdstad te brengen om de gelederen van de opstandelingen te versterken. Dankzij hun mobilisatiekracht, logistieke middelen en coördinatiekennis kon de beweging de macht op verschillende fronten confronteren en uiteindelijk de intrekking van de betwiste overheidsmaatregelen verkrijgen. Dit indrukwekkende mobilisatievermogen herinnert ons aan de potentiële kracht van organisaties, maar ook aan hun gevaren.

Velen zijn gedesillusioneerd geraakt door de historische linkse organisaties vanwege hun bureaucratische neigingen, hun pogingen om de beweging te recupereren of hun wil om haar te leiden. De interventie van organisaties brengt altijd het risico met zich mee de ontplooiing van de opstand te beperken, de radicaliteit van haar eisen, haar creativiteit en soms zelfs haar ontluikende volksinstellingen te beknotten. Of het nu gaat om extreemrechts, religieuze fundamentalisten of bepaalde georganiseerde fracties van links, er zullen altijd groepen zijn die proberen hun eigen agenda door te drukken in de loop van de opstanden. Zonder organisatorische en strategische consistentie is het voor ons moeilijk de machtsovername door deze fracties te voorkomen, en laat ons te vaak over aan de genade van hun strategieën.

Een organisatie is tegelijkertijd een concentratie van energie en middelen en een geheel van banden die in staat zijn een collectieve kracht te stimuleren. In bepaalde contexten kan de interventie van organisaties noodzakelijk zijn, niet alleen om te voorkomen dat de beweging wordt gerecupereerd door reactionaire of liberale krachten, maar ook om de beweging te helpen haar doelen te bereiken. Maar hoe de macht van organisaties binnen een opstand te beperken? De centraliserende effecten die ze onvermijdelijk teweegbrengen te verminderen? Hoe de kracht van de beweging te vergroten en niet alleen die van de organisatie? Een oprecht revolutionaire organisatie vormt één lichaam met de beweging door te proberen de kracht van de ontluikende volksmachten te voeden, door de vlam van de opstand te bewaren, met het risico zelf uit te doven. En ze kan dat alleen doen door zich te onthouden van het opleggen van haar eigen agenda, haar eigen religie, haar eigen manier van doen of zeggen.

In veel opstanden, achter de schijnbare spontaniteit van de vormen van zelforganisatie, vinden we altijd manieren van verbinden die al bestonden vóór het opstandige moment: lokale gemeenschappen, politieke affiliaties, religieuze of traditionele instellingen, professionele of sportieve sociabiliteiten die dat substraat vormen waardoor er iets is in plaats van chaos. Maar wat stelt ons in staat, te midden van de turbulentie, een strategie van compositie te formuleren tussen de krachten die voor de revolutie handelen? In de Soedanese revolutie leidde de hybridisatie tussen de organisatie-ervaringen van de studentenbeweging, de voormalige militanten van de Communistische Partij en de krachten die uit de volksopstand ontstonden, tot de oprichting van de Verzetscomités. De meest veelbelovende ervaringen waren die waar er een ontmoeting was tussen de langdurig opgebouwde partijvormen en de nieuwe vormen die uit de gebeurtenis ontstonden. Ontmoetingen vinden alleen plaats wanneer ze beide partijen transformeren. De bereidheid tot omwenteling is een kardinale deugd van elke revolutionaire kracht. Plannen maken, maar ze met potlood tekenen.

kies voor durf, meet de risico’s

Geen enkele kracht zal op zichzelf een gemeenschappelijk project kunnen uitwerken en tot leven brengen. Zichzelf beschouwen als onderdeel van een beweging die ons overstijgt, in plaats van als een organisatie of kapel die verdedigd moet worden, vereist dat we complementair handelen en denken in plaats van concurrerend. De kracht van een gemeenschappelijke beweging ligt in het zoeken naar de beste combinatie van tactieken die de situatie vereist. De Koerdische revolutionaire beweging combineert de gewapende strijd met de verkiezing van burgemeesters en afgevaardigden in de Turkse Assemblee. In Birma is de pacifistische verzetsbeweging voor democratie veranderd in een gewapende strijd met de steun van een diaspora die fondsen werft via queer evenementen en online videogames. Libanese revolutionairen hebben zelfbeheerde coöperaties opgericht terwijl ze probeerden de professionele organisaties te infiltreren.

Vermijd het fetisjeren van de ene actiemethode boven de andere en probeer nieuwe hybridisaties. Tegen tactische en ideologische rigiditeiten ingaan opent nieuwe wegen om transformatiestrategieën te articuleren. Niemand kan a priori zeggen wat een revolutionaire daad zou moeten zijn. Een beweging wint aan kracht als ze luistert, verkent, de verschillende brandhaarden van strijd die de status quo uitdagen met elkaar verbindt. Zich hoedend voor elk militant dogmatisme, elke esthetische houding, zonder ooit de ethische uitwerking te verwaarlozen.

Ethische kwesties zijn niet bijkomstig aan de revolutionaire strategie, ze vormen er de kern van. Samen onze manier van doen uitwerken, de risico’s die we voor onszelf en voor anderen nemen inschatten, contact houden met wat ons in beweging heeft gezet om te beginnen en altijd weten wat ons diepgaand onderscheidt van de contrarevolutionaire krachten. Deze kwesties zijn de kardinale punten die ons in staat stellen ons te oriënteren in de storm van de opstanden. Als we niet het type macht willen reproduceren dat we bestrijden, laten we ons dan hoeden om het rechtstreeks aan te gaan, om het als een rivaal te beschouwen. Door een spiegeleffect, door elkaar steeds maar aan te kijken, eindigen we altijd met het nabootsen van wat we bestrijden. Wanneer revolutionaire krachten hopen de centra op hun eigen terrein te verslaan, worden ze er de misvormde en onverstandige weerspiegeling van.

De weg van strategische articulatie impliceert ook het trekken van lessen uit ervaringen uit het verleden en heden. De afgelopen jaren hebben we opnieuw geconstateerd dat bewegingen die hun kracht concentreren op de institutionele weg, in een zoektocht naar concrete veranderingen ten koste van de opbouw van hun politieke en materiële autonomie, regelmatig worden bedreigd door verschillende vormen van coöptatie en compromis. Degenen die hun kracht overschatten door te denken dat ze de wegen van de straat en de instelling tegelijkertijd kunnen bewandelen, raken te vaak uitgeput. In Argentinië hebben feministen de verlammende dichotomie tussen hervorming en revolutie doorbroken door potentiële overwinningen te zien in de invoering van directe institutionele hervormingen, zoals de legalisering van abortus. Maar aangevallen door fascistische krachten, na verschillende nederlagen op institutioneel terrein en verliezende allianties met gediscrediteerde progressieve krachten, bevond de beweging zich verzwakt en niet in staat haar interne kracht te behouden, bij gebrek aan de middelen voor haar politieke autonomie en een terugvalstrategie op het moment van het falen van de institutionele weg.

De impasse van het concentreren van krachten in de institutionele machtsruimtes lijkt dezelfde te zijn geweest voor Syriza in Griekenland of Podemos in Spanje: loskoppeling van de volksbeweging, neoliberale compromispolitiek, teleurstelling en gevoel van verraad, demobilisatie van de energie van de straat. Buiten de instellingen blijven is echter noch een doel, noch een principekwestie. Een hervorming, een verkiezing en misschien zelfs een presidentskandidatuur kunnen in bepaalde situaties de revolutionaire zaak dienen. Voor zover deze momenten dienen om de beweging en haar autonomie te versterken, in plaats van de gelegenheid te zijn om de politieke carrière van onvermijdelijke opportunisten te lanceren. Op het terrein van de samenstelling van tactieken, van de articulatie van strategieën, als het altijd de durf is die ons in staat stelt mijlpalen te passeren, blijft voorzichtigheid geboden om ons te hoeden voor onze eigen ondergang.

de revolutie verdedigen

Wanneer de centra het politieke terrein verliezen, komen de wapens tussenbeide. Deze trieste realiteit veroordeelt de meeste revoluties tot oorlog. Het gebruik van gewapende strijd is zelden een strategische keuze. Het is het geweldsniveau van de staat dat bepaalt of en wanneer revolutionairen gedwongen worden de wapens op te nemen. Pacifisme houdt geen stand wanneer een staat of groepen daarbinnen bereid zijn een hele bevolking uit te roeien om een opstand neer te slaan. Maar de komst van wapens binnen een revolutionaire beweging is altijd een bedreiging voor haar duurzaamheid. Wanneer ze op het toneel verschijnen, wordt de hele beweging getroffen. Veel revolutionairen vertellen hoe de militarisering hen heeft verwijderd van actieve deelname aan de opstand, wanneer “revolutionair zijn” synoniem wordt met “een wapen dragen”. Vrouwen en genderdissidenten, in het bijzonder, raken vaak gemarginaliseerd door de militarisering van een opstand. Het gebruik van gewapend geweld markeert onomkeerbaar de koers van de beweging en kan dienen om een steeds gewelddadiger repressie door de staat op de gehele bevolking te legitimeren. Van binnenuit gezien is onze eerste zorg dat het opnemen van de wapens de doelstellingen, samenstelling en politieke textuur van de beweging niet radicaal verandert.

Wanneer dit beroep onvermijdelijk wordt, is het proberen te voorkomen dat de gewapende strijd de primaire horizon van de beweging wordt, een collectief doel van de eerste orde. Het vermenigvuldigen van actiehefbomen zodat de voortzetting van de opstand niet wordt gereduceerd tot haar overleving op militair terrein, is een van de te verkennen pistes om dit te vermijden.

Er is altijd een beslissende inzet op het moment dat de strijdkrachten van de staat overlopen, zoals in Tunesië en Egypte in 2011. Dit moment bepaalt het vermogen van de revolutie om zich te verdedigen. Naast de wapens die al beschikbaar zijn bij de enen en de anderen, brengen de deserteurs van het leger vaak hun wapens mee, maar dit is zelden voldoende om het arsenaal van een staat tegen te gaan. De toegang tot wapens en financiële middelen om ze te kopen wordt dan het alfa en omega van de revolutionaire strijd, en rechtvaardigt vaak allianties die, hoe verstandig ze op dat moment ook lijken, op korte termijn gevaarlijk, zelfs fataal, blijken te zijn.

Helaas is het vaak de gewapende machtsverhouding die het speelveld van de revolutie bepaalt. De diep asymmetrische aard van de confrontatie met staatsapparaten en militaire supermachten plaatst revolutionairen in een significant nadelige positie. Syrië en Soedan, die twee van de meest veelbelovende en diepgaande revoluties van onze tijd hebben gekend, hebben dit pijnlijk ervaren. Steden en dorpen zijn in puin gelegd en in bloed verdronken, miljoenen mensen zijn ontheemd en het zal generaties duren om van deze trauma’s te genezen.

De overwinning van het verzet of de revolutionaire beweging komt niet neer op het beschikken over het grootst mogelijke aantal wapens, maar eerder op het verhinderen dat tegenstanders de hunne gebruiken. De kwestie van de verdediging van de revolutie is evenzeer een militaire als een politieke kwestie. Telkens wanneer dat mogelijk is, kan de inzet zijn om, voordat de kans verkeken is, het militaire apparaat zo breed mogelijk te deactiveren. Kazernes blokkeren, generaals gevangennemen, instellingen ontwapenen. Maar zelfs in geval van succes, wat dan? Wat te doen wanneer een externe interventie of een intern tegenoffensief probeert de controle met geweld terug te nemen? En zelfs als dat niet gebeurt, wat te doen met de milities en gewapende bendes die, zoals in Haïti en Ecuador, proberen te profiteren van de situatie? Wanneer wapens ingrijpen, kan een volksopstand gemakkelijk veranderen in een kakofonie van concurrerende autoritarismen, en ons overleveren aan de macht van krijgsheren van allerlei pluimage.

De relaties tussen het lokale en het transnationale, de aard van de banden die zijn opgebouwd tussen volkeren, revolutionaire krachten en volksorganisaties op verschillende plaatsen in de wereld, zijn cruciaal om het isolement van opstanden te voorkomen. Internationale steun is een belangrijke troef aan de kant van de revolutionairen, die afhankelijk van het geval aanzienlijke druk kan uitoefenen. In het beste geval het bloedbad voorkomen, en op zijn minst tijd winnen om de zelfverdediging te organiseren. Dit is een van de horizonten van het revolutionaire internationalisme.

de vanzelfsprekendheid van volksmacht

“Waarom een ’tegenmacht’ opbouwen? Wij zijn het volk. Wij zouden de macht moeten hebben!” Deze reflectie, geformuleerd door een Gele Hesje-demonstrant tijdens een vergadering in Frankrijk, is misschien wel de beste uitdrukking van de aspiratie naar volksmacht die we hebben gehoord. De revolutie die we zoeken is noch de weigering van macht, noch de ontkenning ervan. Dat zou neerkomen op het eeuwig overlaten van de macht aan onze tegenstanders. We kunnen ons niet tevreden stellen met altijd een dam, een rem, een oppositie, zelfs een permanente, te zijn tegen de overheersing van de centra. Volksmacht is daarentegen het actieve zoeken en de levende constructie van een collectieve manier om een nieuwe legitimiteit te smeden, om een ander type macht uit te oefenen.
Overal hebben recente opstanden geprobeerd de volksmacht te vergroten of op zijn minst de confiscatie van de macht door enkelen aan te pakken. Sommigen, in Syrië, Hongkong, Oekraïne of Algerije, dachten dit te bereiken door een democratische staat te eisen, door de afschaffing of definanciering van de politie in de Verenigde Staten of een permanent Burgerinitiatief Referendum (RIC) in Frankrijk te eisen, door de Franse neokolonialisten en hun medeplichtigen in West-Afrika te verjagen, door het confederalisme in Koerdistan in te stellen of door de grondwet in Chili te veranderen. De opstandelingen wilden meer macht. Maar dat betekende niet altijd dat ze wilden regeren.

Anderen, zoals sommigen van ons, dachten dat de uitbreiding van de volksmacht vooral verliep via de opbouw, in het hart en in het kielzog van de opstand, van volksmachten. Van onderop, vanuit wat al begonnen was te muteren, volgens de principes van zelfbestuur die als architectuur zouden kunnen dienen voor de na-opstand. Een autonome macht opbouwen zonder die over te laten aan enkele avant-gardes, leiders, officieren of nieuwe regeringen. De centrale macht afzetten, de volksmacht opbouwen.

De verzetscomités van de Soedanese revolutie, na de val van het regime, geconfronteerd met de tegenstrijdigheden en verlammingen van een eerste overgangsregering, hebben een voorstel uitgewerkt voor de toekomst van het land om het terrein niet over te laten aan de eeuwige politici. Het handvest voor de vestiging van de volksmacht schetst een nieuwe staatsvorm. Het stelt voor een gelokaliseerde macht te vestigen die van onder naar boven werkt en waar de civiele en volksorganisatievormen die uit de revolutie zijn voortgekomen, een controlerecht behouden op het wetgevende werk en op het machtsevenwicht. Het eist ook een billijke verdeling van de rijkdommen van het land en het einde van hun plundering door buitenlandse machten, waar ze ook vandaan komen. Ze probeerden met dit voorstel zich in een positie te brengen om de revolutie te verdedigen zonder de wapens te hoeven opnemen. Hoewel de Soedanese revolutie in een bloedige impasse lijkt te zijn beland, heeft ze zeker nog niet haar laatste woord gezegd. Zoals een Soedanese kameraad zei: de revolutie is een religie geworden in Soedan.

In Mexico is de strijd voor de autonomie van de volksmachten en de verdediging van de revolutie nooit gestopt sinds het eerste decennium van opstanden in 1910, dat de Mexicaanse staat heeft gegrondvest. Al meer dan honderd jaar, ondanks de machtsgreep door de Institutionele Revolutionaire Partij gedurende decennia, ondanks de pogingen tot liberale contrarevolutie gesteund door de Verenigde Staten, en het verraad van de sociaaldemocratische linkerzijde, heeft zich een geduldige strategische wijsheid geweven in alle gebieden, van afgelegen inheemse gemeenschappen tot de volkswijken van de grote steden. Een veelvormige volksbeweging heeft standgehouden, profiterend van bepaalde verworvenheden van de revolutie: constitutionele maatregelen die vormen van inheemse autonomie erkennen, gedeeltelijke landhervorming, en vormen van gemeenschappelijk eigendom. Basisbewegingen van bewoners van sloppenwijken of vakbonden van plattelandsonderwijzers, inheemse raden, gemeenschapspolitie, wijkraden en autonome gezondheidsinfrastructuren hebben gebloeid in een land dat nochtans bekend staat als “een van de gewelddadigste ter wereld”. Nergens anders is de macht van de gemeenschappen zo ver gedreven. Hoewel deze ervaringen altijd worden bedreigd door talrijke reactionaire krachten en te maken hebben met de corruptie van de autoriteiten, hebben ze hun vermogen aangetoond om zich te wortelen en decennialang te weerstaan.

Volksmacht is het tegenovergestelde van onmacht. Het is de tijd nemen om de sporten van de ladder één voor één te beklimmen, en niet rekenen op degenen die onze stemmen willen kapen. Volksmacht. Deze twee woorden, in hun naakte eenvoud. Macht, als vermogen om te handelen, te beslissen, uit te voeren. Volks, als divers, als direct, als transversaal, als hier, als overal en als nu. Volksmacht als garantie tegen elk nieuw electoraal verraad, als offensief tegen de status quo, als enig antidotum tegen het fascisme.

*

Als de revolutie een vraag is, dan kunnen we haar noch winnen, noch verliezen. Alleen veldslagen kunnen verloren of gewonnen worden. Altijd gedeeltelijk, soms beslissend, nooit definitief. De revolutie is een onuitblusbaar streven naar waardigheid, de permanente zoektocht, sinds meerdere millennia, naar hoe die op deze aarde te belichamen.
Hoe de ontluikende volksmachten te beschermen tegen het risico van burgeroorlog? Bestaat er een alternatief voor het opnemen van de wapens of is dit een onvermijdelijke horizon van de revolutie? Is de vestiging van een revolutionaire macht op “nationale” schaal, in plaats van degene die we bestrijden, een onmisbare stap om de verandering onomkeerbaar te maken? Moet men integendeel overal de volksmacht consolideren om te voorkomen dat ze door een nieuw staatsapparaat, hoe revolutionair ook, aan banden wordt gelegd? We hebben geen antwoorden op deze vragen, die zoveel revolutionairen al hebben gesteld. Het zoeken naar een theorie die de geheime formule voor de overwinning zou geven, is een impasse. Er zijn alleen experimenten, weddenschappen en min of meer vruchtbare strategische composities. Sommigen zullen hun antwoorden baseren op de kracht van revolutionaire organisaties, anderen op opkomende vormen van territoriale macht, weer anderen op de verbindende kracht van religies en ideologieën. Anderen, ten slotte, op een handige mengeling van dit alles.

De weg van de revolutie zal niet van punt A naar punt B gaan, het zal zijn als een spoor van sterren, een reeks van conflagraties die de nacht verlichten, elk de richting duidelijker aangevend dan de vorige, totdat men uiteindelijk het punt van geen terugkeer passeert.

opnieuw beginnen

“En bij zonsopgang, gewapend met een vurig geduld, zullen wij de prachtige steden binnentreden.”

Sinds vijf jaar, ontmoeting na ontmoeting, zijn we begonnen met het weven van een netwerk dat de grenzen van naties en lichamen overstijgt, geworteld in een myriade van ruimtes en gebieden die besluiten zichzelf te besturen. Een netwerk samengesteld uit personen en collectieven die in de cyclus van volksopstanden sinds 2011 een bron van energie en het signaal van grote omwentelingen aan de horizon hebben gezien.
Zo hebben we een ruimte geopend waar de revolutionairen van de Verzetscomités van Khartoem ideeën en analyses kunnen uitwisselen met de feministen en de territoriale vergaderingen van Santiago, waar de vastberaden jeugd van de GotaGoGama-dorpen in Sri Lanka zich vermengt met die van de ecologische strijd in Frankrijk en de Verenigde Staten. Waar basisbewegingen uit de volkswijken van Mexico-Stad discussiëren met leden van lokale raden van het opstandige Syrië of waar Libanese en Iraakse boeren zich verbinden met de inheemse volkeren van Abya Yala. Nauwelijks een maand na de opstand in Iran in 2022 konden Iraanse ballingen zo debatteren met activisten van basisbewegingen in West-Afrika, over wat de val van het regime betekent en de betekenis van het woord “revolutie”.

Van daaruit zijn we begonnen met het leggen van de fundamenten voor wat een transnationale kracht van een nieuw soort zou zijn. Een kracht die zich voedt met het bundelen van onze ervaringen en analyses en die zichzelf de middelen geeft om daar consequenties aan te verbinden. Een kracht die in staat is om de huidige en toekomstige bewegingen en opstanden concreet te ondersteunen.

I. Een transnationale verbindingsruimte creëren

Onze eerste taak is het organiseren van de ontmoeting. Overal ter wereld de verbindingen tussen de verschillende brandhaarden van de ontluikende revolutionaire beweging vermenigvuldigen. De materiële en logistieke voorwaarden scheppen voor een planetair debat om de kwestie van de revolutie nieuw leven en realiteit in te blazen. Een ruimte creëren die ons in staat stelt verder te gaan dan de banden en uitwisselingen die we al hebben, om te komen tot een gemeenschappelijke diagnose en strategische uitwerking. Door haar consistentie in de tijd en haar diverse geografische declinaties, zal deze ruimte ons in staat stellen scheidslijnen en horizonten te tekenen waarin steeds meer van ons zich zullen kunnen herkennen.

II. Onze middelen bundelen en vermenigvuldigen

Er zijn geen revolutionaire krachten zonder materiële machten. Onze perspectieven leesbaar en expliciet maken, de circulaties tussen onze gebieden verbreden en vermenigvuldigen, biedt ons de mogelijkheid om materiële en financiële middelen te vinden, maar ook bondgenoten en instrumenten die, eenmaal gebundeld, onze handelingscapaciteit evenredig zullen vergroten.

We willen zo snel mogelijk een netwerk van materiële wederzijdse hulp structureren om zowel snel te kunnen handelen ter ondersteuning bij uitzonderlijke gebeurtenissen, zoals oorlogen, klimaatrampen of revoluties, als om de duurzame infrastructuren op te bouwen die de autonomie van de strijd op lange termijn mogelijk maken. De combinatie van deze twee temporaliteiten is de vergelijking die we moeten zien op te lossen om onze bewegingen in staat te stellen te overleven, hun onafhankelijkheid te bewaren en zich te versterken.

De middelen waarover we op onze kleine schaal toegang hebben, kunnen ons terecht minuscuul lijken gezien de omvang van de taak. Maar we hebben allemaal omstandigheden gekend waarin niet alleen alles mogelijk leek, maar waarin alles ook gebeurde, waarbij elk gebaar tientallen andere onderweg opriep. Revolutionaire wederzijdse hulp, net als moed, weet zich besmettelijk te maken wanneer het moment daar is.

III. De planeet bezaaien met bevriende plaatsen

We moeten elkaar ontmoeten, en ons in de werkelijkheid organiseren, en daarvoor hebben we plaatsen nodig. Discrete maar toegankelijke opvangplaatsen, waar iedereen die gedwongen wordt zijn land van herkomst te ontvluchten zich kan wenden. We hebben toevluchtsoorden, retraites, zorg- en beschermingsplaatsen nodig, plaatsen om wat rust te vinden en “onze batterijen op te laden”. Andere plaatsen nog, gewijd aan kwesties van levensonderhoud en vorming, maar ook plaatsen om te dansen, muziek te maken, films te delen, samen te creëren en goed te eten. Veel van deze plaatsen bestaan al, maar ze wachten nog om op een gemeenschappelijke kaart geplaatst te worden. De verbinding van deze plaatsen zal zijn als een planetair nabuurschapsproces, van mujawara zoals Libanese kameraden zeggen, het zal stap voor stap, van wijken tot dorpen, van boerderijen tot gebouwen, ons gemeenschappelijk eed materialiseren.

Het is zeker dat we niet allemaal hetzelfde mobiliteitsniveau hebben. Het bouwen van veilige en waardige ballingschapsroutes, door het bedenken van meerdere onderling verbonden gebieden en etappes om vluchten en circulaties te vergemakkelijken, is een belangrijke uitdaging voor de komende jaren voor ons en voor al diegenen die er al jaren aan werken. De kanalen en trucs vinden die het mogelijk maken om regelmatig de fysieke en administratieve barrières te omzeilen. Af en toe in massa bijeen kunnen komen om de doorgang in georganiseerde konvooien te forceren. Dat deze routes ook etappes kunnen zijn voor terugkeer, voor komen en gaan, naarmate de staatsgrenzen barsten onder de aanhoudende actie van onze stromen.

IV. Een transnationale revolutionaire cultuur produceren

Onze analyses verspreiden, ze confronteren, de ervaringen van kameraden uit verschillende geografische gebieden overal laten weerklinken om samen een politieke opvoeding te ontwikkelen die past bij onze tijd. Op middellange termijn de middelen opzetten voor een grootschalig cultureel offensief in elk van onze landen om de terugkeer van een niet-gebonden volksinternationalisme te bevorderen. Werken aan synergieën tussen verschillende soorten politieke, territoriale of gemeenschapsorganisaties, onafhankelijke media, verspreidingskanalen en culturele locaties. De taak die zich aan ons opdringt, is het revolutionaire perspectief opnieuw legitimiteit en realiteit te geven door het isolement van onze gevechten te voorkomen. In woord en daad, in tijd en ruimte, de geschiedenissen en ervaringen verbinden die onze tegenstanders voortdurend proberen te scheiden. In de gewetens en in de lichamen de verschillende fronten van een internationale revolutionaire beweging verbinden die tegelijkertijd al bestaat en nog opgebouwd moet worden. In plaats van de afzonderlijke sterren aan de hemel te zien, kunnen we ze als een constellatie lezen.

tussen het onwaarschijnlijke en het mogelijke

Elke droom, elke hoop, elke zoektocht naar een ander leven hangt in een fragiel evenwicht, oscillerend tussen de schaduw van twijfel en de glans van zekerheid. We staan op een kruispunt waar onze aspiraties naar verandering botsen met de realiteit van een wereld die instort. Op dit punt dienen zich slechts drie opties aan: blijven toekijken hoe het Rijk ons meesleurt in de afgrond, alsof we niet weten waar het ons naartoe leidt; toegeven aan de algemene paniek en verlamd blijven wachten op het einde; of nauwgezet ons ontsnappingsplan organiseren, weddend dat we uit het onwaarschijnlijke het mogelijke zullen halen. Het is niet alleen om te overleven, maar ook om eindelijk goed te leven, dat we een revolutionaire horizon moeten hervinden.

Wij beginnen vandaag met de opbouw van wat de stormen van morgen zal kunnen weerstaan. Wij denken precies dat het nu is dat we onze verbindingen moeten uitbreiden en consolideren. Onze respectieve contexten zullen in de komende jaren alleen maar verslechteren, maar we wedden dat juist in het hart van de “ineenstortingen”, allerlei kantelpunten de gelegenheid zullen zijn voor breuken en grote veranderingen die we in ons voordeel kunnen keren, mits we erop voorbereid zijn. Elke genomen stap, elk overwonnen obstakel, brengt ons iets dichter bij echte overwinningen. Overwinningen die troost kunnen bieden aan de zielen van degenen die we in de strijd hebben verloren, en die wachten om in vrede te kunnen rusten.

Om deze nieuwe kracht die we met onze wensen oproepen te structureren, en vorm te geven aan haar interventies, rest ons nog veel te verbeelden, te bouwen, te realiseren. Haar succes zal afhangen van de echo’s die het voorstel dat we hier hebben geformuleerd zal ontmoeten. Van het aantal en de vastberadenheid van degenen die bereid zullen zijn, aan onze zijde, de enkele pistes te volgen die erin zijn uitgetekend. We meten de omvang van de taak, we leren van de mislukkingen van onze ouderen, en we kennen de diversiteit van de bedreigingen die boven onze hoofden hangen. De prognoses zijn niet in ons voordeel. Het is mogelijk dat we er niet in slagen de wind in onze richting te doen keren, die tsunami te zijn die alles kan omverwerpen. Maar het is een risico dat we bereid zijn te nemen. Zoals een Catalaanse vriendin zei: er zijn momenten waarop het een risico is om geen risico te nemen.

ontwerp door propagatio

dit werk werd gereproduceerd en voltooid gedrukt
door drukkerij sepec te péronnas in oktober 2024.
gedrukt in frankrijk.