Matt Huber: decennium van de Green New Deal?
Volgens de Green New Deal-beweging gaan we nu (mei 2021) het decennium in van de Green New Deal. Maar we hebben bij lange na niet de politieke kracht om dat te doen. Ik zal drie strategische wegen beschrijven om de macht op te bouwen die we nodig hebben.
(Foto: VS, april 2022. (Foto door Victoria Pickering/CC BY-NC-ND 2.0, niets veranderd)
Ten eerste heeft links haar belangstelling om staatsmacht te veroveren grotendeels verloren, maar we kúnnen de staat niet opgeven. Nu de Democraten een meerderheid hebben in zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat, zijn we enigszins in het voordeel. Veel progressieve, linkse groeperingen hebben ondertussen beleidsplannen ontworpen voor een regering Biden. New Consensus stelt bijvoorbeeld voor dat de Federal Reserve (Centrale Bank van de VS) geld pompt in regionale investeringsprojecten die helpen de klimaatcrisis op te lossen. We moeten zoveel mogelijk van dit soort voorstellen er door zien te krijgen. Tenslotte hebben socialisten altijd het meeste succes geboekt op lokaal niveau en op het niveau van afzonderlijke staten. Het uitvoeren van een agenda voor de arbeidersklasse na al die jaren van verwoestende bezuinigingen zal waarschijnlijk de beslissende strijd van het komende jaar zijn.
Onze Matt Huber-trilogie:
1. “Bewustwording” zal ons niet behoeden voor een klimaatramp
2. Decennium van de Green New Deal?
3. Matt Huber over “het hart van het monster” – ecologische rechtvaardigheid, inheemse bevolkingen, economische krimp en de rol van het kapitaal
Het moet duidelijk zijn dat het falen van links in 2020 (de linkse Bernie Sanders werd geen presidentskandidaat voor de Democratische partij) vooral te wijten is aan het feit dat de overgrote meerderheid van de mensen nog steeds niet gelooft in de politiek die wij voorstaan. Om bepaalde goede redenen blijven de meeste mensen cynisch over wat ze van de staat kunnen verwachten. De macht vanaf links veroveren na de ravage van het neo-liberalisme moet beginnen met het vertrouwen van de publieke opinie terug te winnen. Voor de klimaatbeweging moet het belangrijkste criterium voor onze campagnes zijn: levert het koolstofvrij-beleid materiële winst op voor het grote publiek? Alleen door op dit punt daadwerkelijk resultaten te boeken, kunnen we het soort massapolitiek nieuw leven inblazen dat nodig is om de samenleving te veranderen. Hoewel een groot deel van de klimaatbeleidsgemeenschap vreemd genoeg geobsedeerd is geraakt door een oplossing via vage regelgeving – wat zij de “norm voor schone energie” noemt – zullen dit soort technisch-bureaucratische oplossingen nooit het massale enthousiasme opwekken dat we nodig hebben. Bovendien zou rechts dit beleid makkelijk kunnen afschilderen als een links plan om de elektriciteitskosten voor gewone mensen te verhogen.
Ten tweede laat de geschiedenis zien dat politieke omwentelingen alleen plaatsvinden door buitenparlementaire ontwrichting. Dit werd onlangs nog in 2018 bewezen tijdens de lerarenstaking in West Virginia. Leraren hadden kunnen proberen hun voorstellen er door zien te krijgen door progressieve kandidaten te kiezen en speciale wetgeving voor te stellen. In plaats daarvan organiseerden ze steun van het grote publiek, sloten ze scholen en kregen ze het voor elkaar dat hun eisen in twee weken ingewilligd werden. De radicale klimaatbeweging – vooral Sunrise – is nog steeds bijna volledig gefocust op verkiezingen. Zij verzamelde enorme aantallen vrijwilligers om mensen over te halen op Biden te stemmen, maar wat zal er met deze energie gebeuren wanneer Biden en de Democraten het onderspit delven, zoals te verwachten valt?
De milieubeweging moet verder beter nadenken over de strategie van verstoring. Want als je het publiek niet aan je zijde hebt, roept verstoring gemakkelijk veel ergernis op. Directe acties voor het milieu hebben al vaak arbeiders en vakbonden van de beoogde industrieën van zich vervreemd. Extinction Rebellion legde eens een forensentrein van de arbeidersklasse in Londen stil, en kreeg toen te maken met publiek verzet en spot.
Daarnaast heeft de klimaatbeweging geregeld beleefde, uitdrukkelijk niet-verstorende protesten gehouden (bijvoorbeeld de People’s Climate March van 2014). En het is bemoedigend dat de jongerenbeweging het woord “staking” weer in de mond neemt, maar de wereldwijde klimaatstaking van 2019 was wel erg vrijblijvend. De activistische oproep voor de staking gaf openlijk toe dat er weinig dreiging van uit ging: “We zijn ons er goed van bewust dat deze staking de loop der gebeurtenissen niet gaat veranderen”.
Socialisten weten dat er één vorm van ontwrichting is die de strategische capaciteit heeft om elites te dwingen in te gaan op radicale eisen: arbeidsstakingen. Zoals de Amerikaanse vakbondsactivist Jane McAlevey stelt: “Er is gewoon geen betere manier om een crisis te creëren dan een honderd procent terugtrekken van alle arbeiders.” De Massachusetts Teachers Association riep op tot een nationale lerarenstaking voor een Green New Deal in de zomer van 2019. Nu is oproepen tot zo’n staking nog heel iets anders dan er een organiseren, maar dit is het soort acties waar we over na moeten denken.
Ten derde, als de Green New Deal beweging ook buiten de geschoolde klasse aanhang wil krijgen, zal ze moeten beginnen met het opbouwen van organisatie en bewustzijn direct in arbeidersklasse gemeenschappen – te beginnen in de vakbeweging. Het is nogal verontrustend om te zien hoeveel vakbonden zich tegen de Green New Deal hebben uitgesproken. Terwijl deze zich toch uitspreekt voor economische rechtvaardigheid en bestrijding van ongelijkheid. Een fundamenteel probleem is dat de architecten van de Green New Deal de vakbonden niet hebben geraadpleegd bij het formuleren van de kernideeën en het beleid. Een op vakbonden gebaseerde klimaatbeweging zou erkennen wat de arbeidersbeweging altijd al heeft begrepen: bepaalde sectoren van de economie zijn van strategisch belang om te organiseren. Jane McAlevey vertelt hoe de CIO (Congress of Industrial Organizations, vakbondsfederatie in de VS, 1935 – 1955) zich in de jaren dertig speciaal richtte op staal en steenkool, en zij stelt voor ons nu op gezondheidszorg, onderwijs en logistiek te concentreren.
Vakbonden van elektriciteitswerkers
Wat het oplossen van de klimaatproblemen betreft is het duidelijk dat elke rationele weg naar het honderd procent koolstofvrij maken van de economie via de elektriciteitssector loopt. Deze “alles elektrificeren”-strategie betekent het schoon maken van de productie van elektriciteit en het elektrificeren van transport, industrie en de verwarming van woningen. Maar weinig Green New Deal-activisten hebben erop gewezen dat de elektriciteitssector een van de sectoren is met de hoogste organisatiegraad. In feite is 26,3 procent van de elektriciteitsopwekking, transmissie en distributie werknemers aangesloten bij een vakbond, zoals de International Brotherhood of Electrical Workers (IBEW) en de Utility Workers Union of America (UWUA). De Green New Deal beweging zou kunnen proberen deze vakbonden voor zich te winnen om deze strategisch zo belangrijke sector te transformeren. Een lid van de IBEW heeft al een strategie voor gewone vakbondsleden voor de Green New Deal voorgesteld.
Aan de andere kant is de industrie voor hernieuwbare energie opmerkelijk ongeorganiseerd. Slechts vier procent van de betreffende zonne-energie arbeiders is aangesloten bij een vakbond en slechts zes procent bij windenergie. De betreffende bedrijven worden bijna volledig uit winstbejag gerund door privé-kapitaal. De Green New Deal beweging zou in gesprek moeten gaan met de elektriciteitsvakbonden, met het argument dat de bedrijven waar hun leden nu werken vernietigd zullen worden door een vorm van “groen kapitalisme”, tenzij een lange termijn strategie ervoor zorgt dat de energietransitie gepaard gaat met goede arbeidsovereenkomsten, gecontroleerd door vakbonden.
Opbouwen van klassenorganisaties kost tijd
De Canadese marxist Leo Panitch schreef in 2020: “De teneur van het moment is om te zeggen ‘we hebben nog maar vijf of tien jaar’ vanwege de ernst van de klimaatcrisis. Dat soort uitdrukkingen is bedoeld om mensen te laten inzien hoe kritiek de situatie is. Maar als politieke strategie is het een doodlopende weg. We kunnen niet in die termen denken, hoe wanhopig de klimaatsituatie ook is. We moeten kunnen denken in termen van tien, vijftien of twintig jaar. Er is een fundamentele klassen- en organisatorische heropbouw nodig. Dat kost tijd.”
Leo Panitch is tragisch genoeg overleden terwijl ik dit artikel schreef. De bovenstaande verklaring is, kenmerkend voor zijn werk, even scherp als ontnuchterend. Hoezeer we ook behoefte hebben aan een olifantenpaadje, een ontsnappingsroute voor de klimaatcrisis, zo werkt klassenstrijd niet. Rond de Green New Deal werd veel energie gestoken in een soort magisch denken: door te hameren op de wetenschappelijke urgentie zou grootschalige sociale verandering mogelijk worden zonder de arbeidersklasse te hoeven organiseren. Men hoeft maar naar de oorspronkelijke New Deal te kijken om te zien hoe ongegrond dergelijke hoop is. In 1933 werd Franklin D. Roosevelt president van de VS als een vastberaden bondgenoot van de kapitalistische klasse. Nadat socialistische organisatoren en militante vakbondsactivisten in de CIO in 1936 “een crisis hadden veroorzaakt” door een landelijke stakingsgolf, nam Roosevelt de haat van het kapitaal voor lief en voerde hij de meest veranderingsgezinde agenda van de arbeidersklasse uit in de geschiedenis van de VS.
In 2021 lopen we serieus gevaar achteruit te gaan in plaats van vooruit, door te denken dat we Joe Biden werkelijk naar links kunnen duwen via onderhandelingen met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties achter gesloten deuren. Het enige dat Biden, en de staat in het algemeen, naar links kan en zal duwen is organisatie en ontwrichting door de arbeidersklasse. Er bestaan geen olifantenpaadjes om dit zware werk te ontwijken.
Matt Huber
Deze tekst is het slotstuk van een artikel uit mei 2021: “Why the Green New Deal Has Failed – So Far” uit het Amerikaanse tijdschrift Jacobin.
Nawoord
Ruim een jaar later schreef Huber:
Maar nu zijn we aangeland in 2022, en het is allemaal misgelopen. De fossiele brandstof industrie boekt ongekende winsten, en de grootste van de vermogensbeheerders zijn alweer gestopt met pogingen om de financiële sector los te maken van dit soort bedrijven. De gedurfde klimaatwetgeving van Joe Biden, met de misleidende naam Inflation Reduction Act (IRA, inflatie beperkingswet), bevat grote concessies aan de fossiele brandstof industrie en heeft dan ook haar goedkeuring gekregen. De IRA geeft groen licht aan olie- en gascontracten in Alaska en de Golf van Mexico voor de komende tien jaar en steunt de fel betwiste Mountain Valley-pijpleiding. In wezen wil de IRA particuliere kapitaalinvesteringen in de groene transitie “minder riskant” maken overeenkomstig de “Wall Street Consensus”, om de woorden van de Britse economie professor Daniela Gabor te gebruiken. Het belangrijkste beleidsinstrument van de IRA is het belastingverminderingsprogramma dat voornamelijk bedoeld is voor middenklasse huiseigenaren die elektrische voertuigen of nieuwe apparaten willen kopen en voor particuliere bedrijven die elektrische auto’s, windturbines, zonnepanelen en batterijen ontwikkelen en produceren.
Dergelijke maatregelen worden bejubeld als de grootste klimaatinvestering in de geschiedenis van de VS, maar dat zegt niet veel. Het koolstofvrij maken van het Amerikaanse elektriciteitsnet alleen al kost naar schatting 4.500 miljard dollar. De wet van Biden biedt slechts 369 miljard dollar, te besteden in tien jaar. Het grootste deel daarvan zal naar de particuliere sector gaan, inclusief de fossiele brandstof industrie zelf. Optimistische modellen schatten dat de IRA zal leiden tot veertig procent minder koolstof uitstoot tegen 2030, maar geven ook aan dat als de IRA er niet zou zijn, de koolstof uitstoot rond de dertig procent zou verminderen. Het lijkt erop dat de staat groen kapitaal wil ondersteunen om op de vrije markt de fossiele brandstoffen te verslaan, om op die manier de klimaatverandering af te zwakken.
Ondertussen blijft het fossiele brandstofkapitaal winnen. In juni 2022 werd bekend dat van de tien best presterende aandelen in dat jaar, drie van steenkoolproducenten waren en vijf van bedrijven die verbonden zijn met de olie- en gasindustrie. Als het al nog niet duidelijk was, blijkt nu ontegenzeggelijk: degenen die profiteren van de productie van fossiele brandstoffen zullen dat blijven doen, tenzij ze gedwongen worden te stoppen. Marktgerichte oplossingen zoals de IRA gaan voorbij aan fundamentele kwesties van politieke en economische macht.
Matt Huber
De oorspronkelijke tekst van dit nawoord is de inleiding van het artikel “Mish-Mash Ecologism” in het Britse tijdschrift New Left Review, augustus 2022. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.