Ga naar de inhoud

De rauwe pols van de samenleving

 

Afgelopen donderdagavond, 20 januari, werd ik hartje Amsterdam en vroeg in de avond flink mishandeld door twee mannen. Ik was op de fiets op weg naar huis toen ik bij zo’n ondergrondse vuilcontainer wat dozen met boeken zag staan. Ik was daarom afgestapt, had mijn fiets tegen een boom gezet, en stond de boeken te bekijken. De meeste boeken interesseerden me niet, en die stopte ik keurig terug in de doos waar ze uitgekomen waren. Ik had al gemerkt dat er op een gegeven moment twee personen achter mij waren komen staan, wat vaker gebeurt als er op straat wat interessants bij het vuilnis gezet is. Meestal voert dat tot een gezellig gesprek over de uitgestalde waar. Deze mannen waren echter opvallend zwijgzaam en ondernamen ook niets.

11 min leestijd
Placeholder image

 

 

Toen ik omkeek zag ik dat het twee piepjonge politie-agenten waren die naast hun fiets midden op straat naar me stonden te kijken. “Ja, we staan hier al een tijdje hoor”, zei een van hen kwasiejolig, “en we vroegen ons af wat u aan het doen bent”. “Ik bekijk deze boeken even”, antwoordde ik, “dat ziet u toch?”. “Zijn die van u dan?” was de reactie en ik voelde meteen: die gaan moeilijk doen. “Eh… ja, tenminste die die ik er uitzoek om mee naar huis te nemen”. “Nou wij denken van niet”, “Hmm, zijn ze van jullie dan?”. Ik had helemaal geen zin in deze ongewenste intimiteiten en maakte al aanstalten om dan maar weer verder te gaan, toen de volgende wens op hun lijstje naar buiten kwam: “kunt u zich wel identificeren?!”. “Misschien wel, maar dat doe ik niet. Als jullie het zo erg vinden dat ik hier deze boeken bekijk, ga ik wel weg”. Ik pakte mijn fiets en wilde er op stappen maar toen was ik al vastgepakt door een van de twee agenten, terwijl de andere mijn fiets vastpakte. “U gaat helemaal niet weg, u gaat met ons mee!”. “Nou nee, als je even opzij gaat, kan ik naar huis, ik heb nog meer te doen”, probeerde ik nog netjes te zeggen, maar eentje had zijn arm ondertussen om mijn keel geklemd, en met z’n tweeën gooiden ze me op de grond. Ik zag in de verte een vrouw op haar fiets aankomen en begon om hulp te schreeuwen. Ik probeerde roepend uit te leggen dat ik nu tegen mijn zin gearresteerd werd omdat ik wat boeken mee wilde nemen die bij het vuilnis lagen, in de hoop dat medeburgers mij zouden komen helpen. De vrouw keek schielijk naar het hoopje worstelende mannen, zette snel de fiets op slot en ging haar huis binnen.

 

Ondertussen hadden de twee agenten mijn hoofd en lijf met hun knieën op de grond gedrukt, en waren ze aan het proberen mij achter mijn rug handboeien om te doen, van die ijzeren klemmen waarmee je vervolgens de polsen flink kunt bezeren door ze met kracht in een knik te douwen. Alle agenten kennen die techniek. Ik schreeuwde het uit, vroeg ze om van me af te blijven, en probeerde op te staan. Ik had ze makkelijk een rotschop kunnen verkopen, maar wist dat ik dan maanden vast zou komen te zitten en tot een belachelijk gevangenisstraf veroordeeld zou worden. Dus hield ik het maar bij wat passief verzet (niet meewerken) en geroep om hulp. Elke poging om op te staan of te gaan zitten, werd echter weer bestraft met het omdraaien van polsen en geknijp in je armen en nek.

 

Hier en daar verschenen wat hoofden voor het raam in de verder uitgestorven buurt. Niemand kwam naar buiten. Op één hoog (het voltrok zich allemaal midden op straat op het autoluwe WG-terrein) ging een raam open en staken enkele mensen het hoofd naar buiten. Ik bleef maar schreeuwen dat ze me arresteerden om een paar boeken en dat het zeer deed en ze van me af moesten blijven. Een van de hoofden vroeg ‘wat er eigenlijk aan de hand was’ en concludeerde ‘dat ik me misschien gewoon rustig moest houden’. Ik riep terug dat hij maar weer tv moest gaan kijken, en bedacht dat ik 25 jaar geleden had geholpen om de boel te bezetten zodat er een sociale bestemming aan het terrein gegeven werd, en dit soort yuppen er nu konden wonen… Het duurde alles bij elkaar een minuut of tien voordat de door de twee agenten bestelde ‘versterking’ in de vorm van een motoragent en een busje kwamen om me af te voeren. Al die tijd werd ik midden op straat in liggende, later half zittende positie vastgehouden. Elke keer als ik probeerde op te staan kreeg ik een dreun en werden mijn polsen in de martelstand gedraaid. Een keer ging een van de agenten achter mijn rug op mijn geboeide handen staan.

 

In het busje zat een grijzere agent, die vertelde dat hij de chef was en ‘buurtregisseur’ en dat hij ‘even rustig wilde praten’ en zijn voeten op de bank tegenover hem zette toen we wegreden om de 100 meter af te leggen naar het politiebureau. “Waarom ik nu zo moeilijk deed” wilde hij weten. Ik legde hem uit dat ik niet moeilijk deed maar hij en zijn collega’s en dat ik mishandeld werd omdat ik een paar boeken stond te bekijken en me vervolgens niet wilde identificeren. Hij bleef volhouden dat ik “voor problemen zorgde”. Op het politiebureau werd ik, nog steeds geboeid, in een cel gestopt, met eerst twee, later drie agenten erbij die me vertelden dat als ik ‘niet meewerkte’ er wat zou zwaaien. Als ik me niet identificeerde zouden ze me in hechtenis nemen: ik moest mijn tas op de loketschuif leggen en mijn zakken leegmaken. Mijn boeien werden eindelijk losgemaakt. Ik maakte ze duidelijk dat ik nergens aan mee zou werken. Als ze wat van me wilden afnemen dan deden ze dat maar, maar ze kregen niks meer, ik eisten naar huis gelaten te worden. Achter de twee ‘verhoorders’ drong een snuivende grotere agent op, die plastic handschoenen aan begon te trekken en duidelijk zin had in een potje worstelen.

 

De hulpofficier zag dat het nu helemaal uit de hand begon te lopen en verordonneerde me met hem mee te komen naar een belendende cel waar hij een vaderlijk onderhoud begon waarin hij de acties van zijn ondergeschikte collega’s verdedigde en uitlegde dat het ‘volgens de APV nou eenmaal verboden was’ om ‘vuilnis toe te eigenen’ en dat het verplicht was altijd identificatie op zak te hebben en op bevel te tonen . Toevallig heb ik de invoering van de wet identificatieplicht vijf jaar geleden op de voet gevolgd en kon ik hem vertellen, net als ik dat de twee oorspronkelijke dienders had gedaan, dat die er toen doorgefrummeld is doordat ze wat voorbehouden hadden ingebakken en dat ik er alles aan zou doen om mijn laatste restjes burgerrechten te behouden. Agenten mogen je alleen vragen om identificatie als je verdacht wordt van een misdrijf en er is daarbij formeel trouwens geen ‘draagplicht’ maar ’toonplicht’. Deze subtiliteiten waren aan de man niet besteed en als ik niet meewerkte, zou ik voor onbepaalde tijd opgesloten worden.

 

Tegenstanders van de uitbreiding van de identificatieplicht wisten toen al dat de voorbehouden een wassen neus waren. Dat agenten (en al die andere functionarissen die tegenwoordig om je ID mogen vragen) altijd wel een ‘overtreding’ zouden kunnen vinden die later bij de rechter als alibi kon dienen voor het vorderen van de identificatie. Daklozen en jongeren die geen villa met pinpongtafel ter beschikking hebben, weten al te goed hoe creatief het wetboek van strafrecht gehanteerd kan worden om ze van straat te pesten. Maar het bekijken van een boekje bij een afvalbak was mij nog niet ter ore gekomen als smoes om een burger nog een boete aan te smeren en bij weigering in elkaar te hengsten en op te sluiten.

 

Toevallig had ik mijn paspoort in mijn tas zitten, omdat ik die de volgende dag nodig zou hebben en daarom al bij me gestoken had. Meestal heb ik dat ding thuis liggen. Op een andere dag zou ik hem dus niet eens hebben kunnen afgeven, en had ik misschien wel dagen achter tralies moeten doorbrengen. Ik ken verhalen over actievoerders die zelfs weken in vreemdelingendetentie gehouden werden, om het simpele feit dat ze weigerden hun ID te geven. Om verlost te worden van deze nachtmerrie, heb ik het ding toen maar aan de hulpofficier overhandigd. Anders hadden ze hem bij fouillering voor inhechtenisneming waarschijnlijk ook gevonden, en de inhoud van mijn portemonnee had mijn naam en adres ook wel onthuld.

 

Meneer de hulpofficier was nu zichtbaar opgelucht en vertelde dat ik hierna verhoord zou worden en “waarschijnlijk (!) dan wel weer vrij zou komen” . Hij bracht me terug naar de fouilleringscel waar de andere twee agenten nog stonden, en droeg ze op mij in de cel op te sluiten. “Laat hem er nog maar een tijdje in zitten”, hoorde ik hem opdragen. “Ik moet zeker nog even verder gedisciplineerd worden?” riep ik hem na. “Nee hoor”, kwam hij terug om uit te leggen, “mijn collega’s moeten koffie drinken, en u mag even tot rust komen”. Ik maakte wederom bezwaar; schiet op met je formaliteiten, ik wil naar huis om voor mijn kinderen te zorgen…

 

Vervolgens lieten ze me daar nog een uur zitten. Voor niks. In de verte kon je de agenten zien zitten ginnegappen met elkaar. Toen kwam er weer een andere agent, met mijn paspoort en twee boetes. Eentje van 100,- euro voor “afval doorzoeken” en eentje voor een onbekend bedrag (maar de ervaring leert me dat dat minstens 50 euro gaat kosten) met de mededeling ‘identificatieplicht’. Het ‘verhoor’ bleek te bestaan uit het zoveelste vaderlijke praatje dat ik voortaan mee moest werken en of-ik-nog-wat-te-verklaren had.

 

Anderhalf uur later en met gezwollen polsen, pijnlijke ribben en een stijve knie, stond ik dus weer buiten het politiebureau, met de fiets aan de hand. Even overwoog ik nog terug te gaan naar de boeken, want de helft van de dozen had ik niet kunnen bekijken. Maar ik was bang dat ze op de loer zouden liggen om dezelfde behandeling te herhalen. Bovendien was ik nog steeds laaiend.

 

Maar wat kun je doen? De kans dat een klachtenprocedure wat uithaalt is te verwaarlozen. De boetes niet betalen – met geld dat ik overigens niet heb, de was bij ons thuis geschiedt niet voor niets al een paar maanden met een machine waarvan het verwarmingselement het begeven heeft – is ook geen optie. Dan loopt het snel op tot een bedrag dat vele malen hoger is en staat vervolgens de deurwaarder voor de deur om je bezittingen in beslag te nemen. De boete voor laten komen betekent dat je weer een hoop tijd kwijt bent aan de zitting zelf en de voorbespreking met een advocaat (eigen bijdrage bij laagste inkomensschaal: 100,- euro) met wederom minimale kans dat er wat te winnen valt. De rechter zal als altijd zijn oren naar de de politieagenten laten hangen en in de Amsterdamse APV staat ongetwijfeld wel dat je niet in vuilnis mag zoeken, dus in overtreding ben je altijd.

(De Amsterdamse APV telt 69 dichtbedrukte pagina’s vol ge- en verboden die allemaal naar believen van een man met een pet wel of niet gehandhaafd worden. Driekwart van de paragrafen is van een onnavolgbare kneuterigheid, zoals dat het verboden is zonder toestemming een voetbalwedstrijd te houden of (paragraaf 4.27 lid 4) ‘Het is verboden om een fiets of bromfiets in een gebied als bedoeld in het derde lid buiten een voor parkeren bestemde voorziening te plaatsen’. (http://www.regelgeving.amsterdam.nl/centralestad/algemene_plaatselijke_verordening_2008.pdf)

 

Thuisgekomen bekeek ik de paar boeken die ik nog gered had, omdat ik ze al vóór aankomst van de twee waakzame dienders in mijn fietstas had gestopt: ‘Kind onder Kannibalen’ van Charles Bukowski, verzamelde verhalen van Bordewijk (een prachtige hardcover dundruk uitgave van Nijgh & Van Ditmar) , een vertaald boek van Andrea De Carlo (Vogels voor Kooien en Volières) een originele Duitse uitgave van Mein Glaube van Herman Hesse. Plus de Nederlandse vertaling van Het Communistisch Manifest, in de lelijke uitgave van CPN-uitgeverij Pegasus. Die had ik zelf ook al, maar ik had hem voor de grap meegenomen voor m’n vriendin die er altijd prat op gaat dat ze Marxiste is. Het is maar een klein percentage van wat er allemaal opgestald lag. Wie gooit dat nou allemaal weg? En wie haalt het in zijn hoofd om vervolgens iemand die er nog gebruik van wil maken lastig te vallen en hardhandig te arresteren?!

 

De volgende keer, en ik hoop dat er wat van die agenten meelezen, doe ik het weer precies zo. Want er is maar een manier om onze burgerrechten en privacy in deze duistere tijden te behouden, en dat is door er pal voor te staan. Wie liever een wereld heeft waarin agenten snappen dat ze er zijn om de burgers te dienen, en niet andersom en dat ze hun belastingbetalers zeker niet zinloos moeten treiteren en pijnigen, kan zich beter af en toe schrap zetten. Dat soms geen hond je daarbij komt helpen, het je je avond kan kosten en je een paar dagen kreupel door het leven moet, is de prijs die er kennelijk vandaag de dag aanhangt. Het alternatief is immers een wereld waarin een leger slecht opgeleide geüniformeerde mannen naar willekeur bepaalt of je een boek mag lezen en wanneer je je personalia aan hun computers moet prijsgeven.