Ga naar de inhoud

Basis gesprekspunten over de WTO

Dit zijn aandachtspunten die kunnen helpen bij (de voorbereiding van) gesprekken over de WTo met de handelsministers.
(bijlage bij bij de aktieoproep van het Our World Is Not For Sale-netwerk tegen de Ministeriële Top van de WTO van 21 juli 2008)

6 min leestijd
Placeholder image



Belangrijke gesprekspunten over de
WTO voor bijeenkomsten met ministers
6 juli 2008
Our World Is Not For Sale

(vertaling: Rob Bleijerveld)

Directeur-generaal van de WTO, Pascal
Lamy, heeft voor 21 juli een beperkte mini-Ministeriële conferentie
uitgeroepen. Als de ministers tijdens die top een deal sluiten,
zullen ze deze overeenkomst eind juli voorleggen aan de Algemene
Raadsvergadering van de WTO. Terwijl vele ministers zo’n overeenkomst
onwaarschijnlijk achten omdat er nog grote verschillen bestaan tussen
de verschillende landengroepen, zijn er berichten dat er druk wordt
uitgeoefend om toch tot een afsluiting te komen. Veel landen met een
sleutelpositie, zoals Brazilië, hebben er namelijk groot belang bij
dat deze zomer een onderhandelingsraamwerk wordt vastgesteld opdat
voor het eind van dit jaar een eindverdrag kan worden getekend, voor
het einde van de ambtstermijn van de Amerikaanse president.

De onderhandelingen in de Doha Ronde
gaan vooral over Landbouw en Industriële Goederen (NAMA), maar ook
over andere belangrijke terreinen als Diensten, Regels en TRIPS.

Landbouw (AG):

– Een groep ontwikkelingslanden die
bekend is onder de naam G33 maakt zich sterk voor meer
beleidsinstrumenten voor het behoud van voedselzekerheid,
levensonderhoud van boeren en rurale ontwikkeling in de
ontwikkelingslanden. De Europese Unie en de VS hebben zich steeds
sterk verzet tegen deze beleidsvoorstellen die redelijk en essentieel
zijn en een belangrijke stap richting voedselsouvereiniteit.
Ontwikkelingslanden zouden deze beleidsvoorstellen neergelegd in de
zogenaamde Special Products (SP) en Special Safeguard Mechanism
(SSM), krachtig moeten steunen.

– De Doha Rond zal leiden tot sterk
wisselende voedselprijzen, grotere importafhankelijkheid van
ontwikkelingslanden en versterking van de al zeer grote macht van
multinationale landbouwbedrijven op voedsel- en landbouwmarkten.
Ontwkkelingslanden zullen naar verwachting meer beleidsruimte
verliezen en minder mogelijkheden overhouden tot het nemen van
maatregelen in hun landbouwsector met als gevolg de beperking van hun
capaciteit om te gaan met de bestaande crisis en de levensonderhoud
van de kleine producten te versterken.

Industriële Goederen (NAMA):

– De VS en EU eisen dat de
ontwikkelingslanden aanzienlijk snijden in hun tarieven voor
fabrieksgoederen. Dit zou leiden tot verlies van banen in vele
sectoren in alle getroffen ontwikkelingslanden, tot aanzienlijke
afname van tariefinkomsten die veel landen overhevelen naar hun
gezondheids- en onderwijsbudgetten, en tot het inperken van
toekomstige beleidsruimte nodig voor het ontwikkelen van strategische
industrieën ten behoeve van de eigen industriële ontwikkeling. Een
meerderheid van ontwikkelingslanden zijn voor ruim een kwart van hun
belastingopbrengsten afhankelijk van tarieven.

– De meest recente
onderhandelingsteksten weerspiegelen veel van de eisen van grote
ondernemingen in de VS en Europa en gaan niet uit van de belidsruimte
of flexibitliteiten die en groep van ontwikkelingslanden (de NAMA-11)
eist.

– Een coalitie van vakbonden die zich
met de onderhandelingen bemoeit vraagt in hun verklaringen de NAMA-11
om hun huidige standpunt te handhaven. Dat gaat uit van een verschil
25 percentagepunten tussen de coëfficiënten voor ontwikkelde landen
en ontwikkelingslanden, van het toepassen van het principe van
‘minder dan volledige wederkerigheid’, van een toename van
flexibiliteitspercentages zonder acceptatie van een lagere
coëfficiënt; van de mogelijkheid om te kiezen voor zowel
tarieflijnen die zijn uitgezonderd van tariefreductie als
tarieflijnen waarvoor een reductie van de helft van de formule geldt,
en van de mogelijkheid van hetb veranderen van de flexibiliteiten na
verloop van tijd.

– Veel landen, waaronder de Kleine en
Kwestbare Economieën (SVEs) en de Minst Ontwikkelde Landen (LDCs),
hoeven weliswaar niet hetzelfde niveau van tariefreductie toe te
passen, maar elke tariefreductie zorgt daar voor verlies van
arbeidsplaatsen en toekomstig verlies van beleidsruimte.

Diensten (GATS):

– Europa en de VS, daarbij gesteund
door Japan, Canada, Australië en andere geïndustrialiseerde landen,
staan er op dat ontwikkelingslanden grote toezeggingen doen op gebied
van markttoegang voor diensten in ruil voor ‘beweging’ in Landbouw en
NAMA voordat de Doha Ronde kan worden afgesloten. Economische
sleutelsectoren van ontwikkelingslanden zijn aangewezen als doel voor
markttoegang, nationale behandeling (NT) en vergaande beperkingen van
nationale regulering; het gaat daarbij ondermeer om financiële
dienstverlening, energiediensten, telecommunicatie, onderwijs,
milieudiensten en tourisme.

– Ook de nieuwe tekst van de voorzitter
van de Dienstenonderhandelingen steunt de pogingen van de ontwikkelde
landen om het gevraagde liberaliseringsniveau aanzienlijk te
verhogen. De eisen van de ontwikkelde landen zijn tegenstrijdig met
de GATS-regels die landen vrij laat te kiezen welke sectoren ze
willen liberaliseren, en hun eisen zorgen dat het ongedaan maken van
de bestaande huidige liberalisering en privatisering van diensten,
waaronder openbare diensten, vrijwel onmogelijk wordt. Landen zouden
de eisen voor het liberaliseren van sectoren binnen de WTO en voor
het doen van dienstenconcessies als ruilobject voor de lanbouw- en
NAMA-onderhandelingen moeten afwijzen. Ze moeten ook weigeren de
binnenlandse regulering van hun diensten ondergeschikt te maken aan
WTO-disciplines en zouden de regulering van deze belangrijke,
waardetoevoegende economische sector moeten afstemmen op de behoeften
van de bevolking en niet op de belangen van ondernemingen.

Development:

– Gezien de toename van verheven
retoriek over Doha en armoedebestrijding krijgen velen de indruk dat
deze onderhandelingen betrekking hebben op armoede en ontwikkeling.
De Wereldbank kwam met modellen voor het berekenen van de voordelen
van een "aannemelijke" Doha deal en volgens dit scenario
(dat uitgaat van meer liberalisering dan de ingediende voorstellen
omvatten) zou er in 2015 een wereldwijde winst van zo’n 96 miljard
dollar zijn waarvan slechts 16 miljard dollar naar de ontwikkelde
landen gaat. Dit mag dan wel een hoog bedrag lijken, maar het is toch
niet meer dan 0.2 % van het nationale inkomen van de gezamenlijke
ontwikkelingslanden (en minder dan een paar cent per dag per
persoon).

– De kosten zijn echter hoger dan de
verwachte "voordelen". Het totale verlies aan tarieven voor
ontwikkelingslanden wat betreft NAMA kunnen oplopen tot 63 miljard
dollar, ofwel ongeveer vier keer de "winst". Daarnaast moet
worden gerekend op het mogelijke verlies van miljoenen banen in de
landbouw- en fabriekssectoren door tariefreducties.

– Slechts een klein deel van de
ontwikkelingslanden zullen profiteren van de verwachte voordelen.
Volgens de Wereldbank gaat de helft daarvan naar acht landen:
Argentinië, Brazilië (goed voor 23% van het totaal), China, India,
Mexico, Thailand, Turkije en Vietnam. Het Middenoosten en Afrika
zouden het er het minst aan overhouden.

– Grote multinationale ondernemingen
riepen onlangs op krachtige wijze op om de Ronde te beëindigen en
gaven aan meer en nieuwe marktopening te verwachten voor hun
bedrijven zelfs als dat ingaat tegen de eisen van
ontwikkelingslanden. Het merendeel van de handel vindt plaats binnen
of tussen multinationale ondernemingen zodat duidelijk is wie de
winnaars zijn.