WTO stop! Tot hier! Eerst voedsel, banen en duurzame ontwikkeling!
Vertaling van een artikel van Deborah James (CEPR, OWINFS-netwerk) over de komende WTO-top van 15-17 december. Over de stand van zaken rondom de Doha Ronde, de rol van de WTO bij het ontstaan van de financieel-economische crisis en de eisen van sociale bewegingen en maatschappelijke organisaties. (Ook haar reactie op een aantal commentaren van lezers die haar stellingname afwijzen).
WTO stop! Tot hier! Eerst voedsel, banen en duurzame ontwikkeling!
Door: Deborah James
(vertaling: Rob Bleijerveld/WTO.ZIP nieuwsbrief)
Van 15 tot en met 17 december komen de handelsministers van de WTO-lidstaten bijeen in Genève voor de 8e Ministers Conferentie. Na vele mislukte ministersconferenties en na bijna tien jaar van onderhandelen is de Doha Ronde voor uitbreiding van de WTO op een kruispunt aangekomen. In die tien jaar hebben de ontwikkelde landen in toenemende mate geprobeerd zich te onttrekken aan afspraken om te onderhandelingen over onderwerpen die van groot belang zijn voor ontwikkelingslanden, onderwerpen die de onevenwichtigheden binnen de WTO ongedaan moeten maken. Daarmee hebben ze zich niet gehouden aan het “ontwikkelingsmandaat” van de Doha Ronde. Integendeel: de regeringen van de rijke landen lijken de oude eisen van “hun” ondernemingen voor liberalisering en markttoegang te herverpakken en te labelen tot zogenaamde “21e eeuw” kwesties. Deze “Ministerial” zal het toekomstige pad van de WTO-onderhandelingen bepalen en daarom roept het wereldwijde netwerk Our World Is Not for Sale (OWINFS) op tot een fundamentele omvorming.
Op 30 november was het de 12e verjaardag van de massale protesten tegen de WTO in Seattle, in de Noordamerikaanse staat Washington, die hebben geleid tot het voorkomen van de start van de zogenaamde Millennium Ronde, een onderhandelingsronde over uitbreiding van de WTO. Ontwikkelingslanden, onder leiding van Afrikaanse ministers en aangemoedigd door de massale straatprotesten, hielden toen de start van een nieuwe liberaliseringsronde tegen en benadrukten juist hun eisen gericht op het oplossen van problemen die waren overgebleven van de voorgaande onderhandelingsronde. Twee jaar later, nadat de rijke landen hadden beloofden dat de volgende ronde zou zijn gericht op ontwikkeling, stemden diezelfde ontwikkelingslanden in met het houden van een nieuwe “Doha” ronde”.
Gedurende de laatste tien jaar zijn de onderhandelingen keer op keer vastgelopen, maar ze zijn steeds weer opgestart. Hoewel het “ontwikkelingsmandaat” nog steeds van kracht is, is het accent van de onderhandelingen verschoven van ontwikkeling naar de wensen van ondernemingen in rijke landen op gebied van diensten, landbouw- en industriegoederen en gericht op een grotere toegang tot de markten in de ontwikkelingslanden. Desondanks kwam het in de zomer van 2008 gevaarlijk dichtbij een afronding. De opkomst van de economische crisis van dat jaar resulteerde in een heroverweging van het neoliberale economische model door burgers overal ter wereld, waarbij regeringen en dat rampzalige economische paradigma verder onder druk kwamen te staan.
Regeringsleiders van een aantal landen, zoals Brazilië, India, Zuid-Afrika en China, zijn niet langer bereid om aan de eisen van de VS en de EU te voldoen nu hun geopolitieke en economische macht is toegenomen. Een belangrijke eis van de VS – die zich ontrolt onder het oppervlakte van de onderhandelingen – is dat deze landen niet langer moeten worden behandeld als ontwikkelingslanden (hoewel er zich binnen hun grenzen meer arme mensen bevinden dan in alle Minst Ontwikkkelde Landen – LDC’s in jargon – tesamen). De regering-Obama was niet in staat om een omvangrijk stimuleringspakket door Huis van Afgevaardigden te loodsen dat wordt gecontroleerd door Republikeinen. Daarom besloot ze dat de VS zich zou richten op toename van export naar deze “opkomende markten” om zo het herstel van de Amerikaanse economie te bevorderen. Maar de meeste van deze landen hàdden al stimuleringspakketten doorgevoerd die bij de omvang van hun economie pasten, en ze waren sneller dan de VS op de weg naar herstel. Het is daarom te begrijpen dat ze terughoudend waren om borg te staan (‘bail out’) voor de Amerikaanse economie ten koste van hun eigen werkgelegenheid en ontwikkelingspotentieel. Helaas laten eerder ervaringen met de WTO en met bilaterale handelsovereenkomsten zien dat die verlies van netto banen opleveren, waarmee het argument dat het banen zou opleveren is ontmaskerd als facade voor de handelsagenda van de financierders uit het bedrijfsleven.
Daarom verwacht niemand dat de Doha Ronde zal worden afgesloten wanneer de onderhandelaars op van 15 tot en met 17 december in Genève bijeenkomen voor de 8e Ministers Conferentie van de WTO. Dat is een monumentale overwinning voor de vakbonden en organisaties van boeren, consumenten en ontwikkelingsvoorstanders die al tien jaar werken aan het voorkomen van het afsluiten van deze ronde. Hoewel de WTO uit de krantenkoppen is verdwenen, hebben deze groepen – georganiseerd binnen het wereldwijde Our World Is Not for Sale (OWINFS) netwerk – al die tijd erop ingezet dat hun eigen regeringen méér verantwoording afleggen voor hun democratische eisen. Hun overwinning zou moeten worden gevierd door de 99% die baat hebben bij het voorkomen van een potentiële deregulerings- en economische ramp.
Door de huidige patstelling in de Doha Ronde staan de onderhandelingen op gebied van diensten (GATS), Landbouw (AG) en Industriegoederen (NAMA) – de hoekstenen van deze ronde – stil. Wat zal er over twee weken in Genève gebeuren? En, nog belangrijker, wat zegt deze impasse over de toekomst van de multilaterale handelsagenda?
Ministeriële agenda: Nieuwe lidstaten, ja; Financiële Hervormingen, nee; Markttoegang voor LDC’s, min of meer
Een van de onderwerpen op de agenda van de ministersconferentie van deze maand is de aanname van nieuwe lidstaten volgens de toetredingsprocedure. Afgelopen maand trad de kleine eilandstaat Vanuatu tot de WTO toe en volgende week zullen de acceptatiepakketten van Samoa en Rusland waarschijnlijk worden gepresenteerd als grote “successen” van de ministersbijeenkomst (hoewel toetredingen tijdens elke willekeurige vergadering van de Algemene Raad van de WTO kunnen worden goedgekeurd). De draai die het secretariaat van de WTO er aan zal geven – namelijk een soort bewijs dat de WTO nog steeds bestaansrecht heeft – is lachwekkend.
De omvang van de bevolking van Vanuatu is minder dan dat van Norfolk in de Amerikaanse staat Virginia en dat van Samoa nauwelijks meer dan dat van Worcester in de staat Massachusetts. Toch wordt Samoa – dat kampt met ’s werelds grootste epidemie van zwaarlijvigheid – gedwongen om zijn import-ban op supervette kalkoenstukjes op te heffen als onderdeel van zijn toetredingspakket (de lobby van Amerikaanse pluimvee-exporteurs is in vervoering).
En een brede coalitie van lokale gemeentes, niet-gouvernmentele organisaties (NGO’s), kerken, stamhoofden en bedrijfsdirecties in Vanuatu die een “Zeg NEE tegen de WTO”-campagne voerde, gaf recentelijk af op de ondemokratische manier waarop het toetredingsakkoord door het parlement heen is geduwd zonder dat de inhoud publiekelijk bekend is gemaakt. Daarnaast werden de organisatoren van de campagne bedreigd met arrestatie als ze niet zouden afzien van het houden van geplande anti-WTO protestakties.
En de toetreding van Rusland, de grootste economie buiten de WTO, weerspiegelt meer de wens van de regering-Obama om de betrekkingen met dat land te “herijken” en de druk van de VS op Georgië om zijn verzet tegen Rusland’s toetreding op te geven, dan welk WTO-resultaat dan ook.
Wat echt de legitimiteit van de WTO aantast, is dat gedurende de afgelopen drie jaar van economische crisis niets in de WTO-retoriek doorklonk over hoe haar eigen regels voor deregulering en liberalisering – vooral wat betreft de financiële dienstensector – de basis legde voor de financiële crisis en voor de daaropvolgende wereldwijde recessie. Het WTO-secretariaat probeerde herhaaldelijk een beeld van de WTO op te houden als “redder” van de crisis omdat landen minder maatregelen hebben ingezet om hun economieën te beschermen dan neoliberale ideologen vreesden. Maar feit blijft dat de pogingen om maatregelen ter beveiliging van de financiële sector te verwijderen de laatste drie jaar alleen maar zijn toegenomen binnen de WTO, ondanks dat bijna elke regering en internationale instelling – van VN tot G20 – de noodzaak erkende van méér regulering [4] van de buiten controle geraakte financiële sector, de sector die er medeoorzaak van was dat de ineenstorting van de huizen-bubble in de VS uitgroeide tot een wereldwijde economische crises van historische omvang.
Ook ongecontroleerde speculatie op de Europese financiële markten heeft een belangrijke rol gespeeld in de huidige crisis in de Eurozone, omdat obligatiehandelaren – soms opzettelijk – de renteniveau’s in de zwakkere economieën van de Eurozone omhoog hebben gedreven tot onhoudbare niveau’s. Hoewel het beleid van de Europese Centrale Bank en dat van de Europese authoriteiten nog steeds het grootste probleem vormen, hebben de financiële markten en speculanten in hoge mate bijgedragen aan verschillende acute crises gedurende de laatste anderhalf jaar. En de crisis in Europe heeft al geleid tot een lagere economische groei in de wereld en zou de wereldeconomie in een recessie kunnen drukken als de crisis toeneemt.
Gelukkig realiseerden enkele landen zich het gevaar van verdere liberalisering van de financiële sector; ze gaan nu na of de WTO in plaats daarvan de wereldwijde oproep voor meer overheidstoezicht op de financiële markten moet overnemen. Ecuador, daarbij sterk gesteund door India, Argentinië, Barbados, Bolivia, Brazilië, Cuba, de Dominikaanse Republiek, Zuid-Afrika, Turkije en vele maatschappelijke organisaties heeft bij de WTO een voorstel ingediend om eenvoudigweg de “WTO-regels te herzien om de beleidsruimte voor het instellen van macro-prudentiële regulering [1] en om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te bevorderen en te garanderen.” Maar zelfs dit bescheiden woordgebruik werd toch afgewezen door de VS en de EU – samen met Australië, Zuid-Korea, Canada, Taiwan en Noorwegen – en zal waarschijnlijk dus niet worden vermeld in de rapportage van de ministersconferenties.
Volgens een samenvatting van de “Elements for Political Guidance” [7], die op 1 december werd gepubliceerd, staan er andere onderwerpen op de agenda die minder snel in de krantenkoppen zullen verschijnen. Voorgedragen voor toestemming zijn enkele wijzigingen in het TRIPs (Handels-Gerelateerde Aspecten van Intellectuele Eigendoms Rechten)-akkoord dat onder alle WTO-verdragen het meest handelsverstorend is. Het legt de overdracht vast van welvaart van Zuid naar Noord en van consument naar patenthouder en is gebaseerd op patent- en copyrightmonopolies en daarmee – heel ironisch – het tegendeel van de “vrijhandels”-agenda waarmee de WTO zichzelf in de media promoot. De voorgestelde veranderingen omvatten een uitbreiding voor toepassing van het akkoord door de Minst Ontwikkelde Landen – ofwel meer bescherming voor de patenten en copyrights die over het algemeen toebehoren aan ondernemingen in de rijke landen. Ook voorgedragen is de verlenging van een moratorium op het indienen van “non-violation”-klachten gebaseerd op TRIPS. Dit zijn klachten waarin een land niet wordt beschuldigd van het daadwerkelijk schenden van het verdrag, maar waarin een patent- of copyrighthouder wel claimt een economisch verlies te hebben geleden.
Toch zijn deze kwesties slechts een schaduw van de voorstellen uit het kleine, concessie-pakket voor de LDC’s (de Minst Ontwikkelde Landen, bestaande uit 33 Afrikaanse en 14 Aziatische landen en Haïti), dat lange tijd door de VS is getraineerd ondanks de bijna algehele steun binnen de WTO. De rest van de wereld was het erover eens dat de armste landen (met een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking van minder dan 2,50 dollar) niet de prijs zouden moeten betalen voor de patstelling bij de WTO tussen de middeninkomen landen en de rijke landen. Maar de VS weigerde desondanks de armste landen te helpen als landen als Brazilië niet hetzelfde zouden doen. Dit LDC-pakket was bedoeld als “Vroege Oogst”, waarmee wordt aangegeven dat de voorstellen uit het pakket gescheiden kunnen worden van de “single undertaking”, het uitgangspunt dat alle Doha Ronde-akkoorden tegelijkertijd worden getekend. (“Vroege Oogst” is natuurlijk een lachwekkende naam voor iets dat pas bijna 7 jaar na de oorspronkelijk beoogde sluitdatum van de Doha Ronde: 1 januari 2005 wordt geregeld.)
Volgens het Third World Network, zou het LDC-pakket oorspronkelijk de volgende elementen hebben omvat: invoervrije en quotumvrije markttoegang voor LDC export (DFQF); vereenvoudigde oorsprongsregels (hetgeen LDC’s in staat zou stellen hun export te vergroten); katoen (lees: een belangrijke afname van de Amerikaanse overheidssubsidies aan de machtige Amerikaanse katoenindustrie die de wereldmarktprijzen ondergraven en een verwoestend hebben op miljoenen katoenproducenten in West Afrika); en de LDC dienstenvrijstelling (die WTO-lidstaten toestaat om diensten en dienstenleveranciers uit LDC’s beter te behandelen dan die uit andere lidstaten). Helaas werd dit bescheiden plan door tegenstand van de VS teruggewezen en bestaat het pakket waarover de ministers zich in Geneve zullen uitspreken uit slechts een gereduceerd aantal elementen.
Voorafgaand aan de Ministerial is het belangrijk op te merken dat de absurd grote claims over mogelijke winst van een afronding van Doha van de weg zijn geraakt. Ook vlak voor eerdere ministersconferenties schetsten de voorstanders van de WTO steeds grootse toenames van het wereldwijde Bruto Binnenlands Product die zouden zijn toe te schrijven aan het afsluiten van de Doha Ronde. Deze schattingen bleken echter steeds weer gering, afnemend en ongelijk verdeeld te zijn. Deze keer was het de Franse denk-tank CIREM-CEPII die in opdracht van de EU een onderzoek publiceerde waarbij via een model-oefening is geprobeerd de wereldwijde effecten te meten van de toepassing van de verschillende Doha-voorstellen. Volgens het onderzoek zullen de voorstellen over goederen en diensten leiden tot inkrimping van de economieën van landen in Sub-Sahara Afrika, van Mexico en de Caribische landen (iets dat ook naar voren kwam in eerdere studies, een resultaat dat WTO-voorstanders steeds onder het kleed probeerden te vegen).
Na analyse van dit onderzoek merkte Public Citizen op dat het is gebaseerd op een ernstig tekortschietende methodologie. Het verlies van tariefopbrengsten wordt namelijk niet meegerekend, evenmin als de “kosten voor aanpassing wanneer werknemers hun baan verliezen als hun sector wordt geschaad door grotere importen.” Verder waren de voordelen waar de EU mee schermde – en die door Reuters klakkeloos werden overgenomen – verre van wat in de huidige voorstellen naar voren komt en kwamen ze niet eens voor in de feitelijke studie. Uiteindelijk kwamen de voorspellingen uit het rapport neer op een armetierige 152 miljard dollar aan extra wereldwijde BBP voor de toepassingstermijn van het akkoord. Dat is een zeer kleine som gezien de lange tijdshorizon en de omvang van de wereldbevolking. Zelfs als het gelijkelijk zou worden verdeeld over landen en volkeren, “dan,” zo merkte Public Citizen sarcastisch op, “is aan jou de keuze: wil je Doha Ronde en het risiko om je baan te verliezen, of heb je liever een Cola?”
Post-Doha “Nieuwe Onderwerpen”
De belangrijkste beslissing die tijdens de ministersconferentie zal worden genomen is over de toekomst van de WTO-onderhandelingen op de lange termijn. En hier wordt het allemaal wat ingewikkeld. Hoewel de Doha Ronde zich op dit moment in een impasse bevindt, is de Ronde nog niet door de regeringen officieel opgegeven. Dus op elke willekeurig moment kunnen – net zoals na de opschortingen in 2003, 2006 en eerder dit jaar – de onderhandelingen weer door gaan. Een permanent afdanken van de Ronde is zeker geen gelopen race; de maatschappelijke organisaties moeten op hun hoede blijven.
Het is heel vreemd, dat hoewel de huidige voorstellen voor de Doha Ronde duidelijk een anti-ontwikkeling karakter hebben, de VS de voornaamste tegenstander is van het afsluiten van de Ronde. Dit is omdat de ondernemingen die diensten, landbouw- en industriegoederen exporteren vinden dat ze zo nog niet genoeg krijgen van de ontwikkelingslanden – vooral van de “opkomende markten”.
Daarom leggen de VS en andere ontwikkelde landen een andere serie onderwerpen op tafel voor discussie tijdens de Ministerial en daarna. Misschien niet verrassend: deze zogenaamde Nieuwe Onderwerpen weerspiegelen grotendeels de winstbelangen van de 1%. Het omvat “handels-facilitatie” die vermoedelijk zal leiden tot meer import in ontwikkelingslanden dan export eruit. Het omvat ook “milieugoederen en -diensten (EGS)” onder de rubriek van het aanpakken van de kwestie van “klimaat en handel.” Helaas, in plaats van te focussen op de verwijdering van WTO-hindernissen ten behoeve van afname van klimaatverandering (zoals overmatige patentmonopolies op groene technologie), is onderhandelen over EGS geworden tot (nog) een methode op grond waarvan belangrijke exporteurs kunnen beweren dat ze wat doen aan klimaatverandering terwijl ze feitelijk de handelsstromen vergroten die op zich al een belangrijke oorzaak van klimaatverandering zijn.
Een van de meer kwaadaardige voorstellen, naar voren gebracht door Australië, is om een “standstill” afspraak te maken waarbij landen beloven af te zien van het verhogen van tariefniveau’s boven de huidige niveau’s, zelfs met inbegrip van de nu door de WTO toegestane marge voor tariefsverhogingen. Deze stilstand zou verwoestende efecten hebben op landen die tot nu toe een bepaalde “beleidsruimte” hebben behouden om hun werkgelegenheid en industrieën op flexibele wijze te kunnen beschermen tegen import-golven in tijden van economische crisis.
En de EU, die op alle fronten bezig is met de promotie van investeringsverdragen [15] (regelingen die buitenlandse investeerders “rechten” verlenen in landen die in sommige gevallen uitgaan boven de rechten die binnenlandse bedrijven hebben) werkt er hard aan om “investeringen” in te brengen als nieuw onderwerp hoewel datzelfde thema al in 2003 van de agenda was afgevoerd vanwege massale tegenstand door ontwikkelingslanden.
Geen van deze voorstellen draagt bij aan de ontwikkelingsproblematiek van arme landen. Ze zijn ook geen weerspiegeling van de “Implementatie-agenda,” de lijst van ruim 100 noodzakelijke reparaties van bestaande WTO-regels die na een hard gevecht door de ontwikkelingslanden aan het begin van de Doha Ronde op de agenda zijn gezet. Evenmin doen ze wat aan de wereldwijde crisis ten aanzien van werkloosheid of voedselonzekerheid. Integendeel: de rijke landen hebben juist geprobeerd de toekomstige WTO-onderhandelingen in een nieuw kader te plaatsen met als label – zoals de Amerikaanse handelsminister Ron Kirk het eufemistisch uitdrukte – “21e eeuwse kwesties.” Betekent dit het repareren van ontoereikende disciplines [2] op gebied van financiële dienstverlening? Of het verminderen van subsidies aan grote landbouwondernemingen die (nu) het bestaan van kleine boeren vernietigen? Natuurlijk niet. Het betekent het optuigen van alle bestaande meer-mogelijkheden-voor -ondernemerswinsten wensenlijstjes van de 1% in een nieuwe, blinkende verpakking.
Dus, wanneer je de ontwikkelingslanden hoort roepen om voortzetting van de ronde-onderhandelingen en om op ontwikkeling gebaseerde afsluiting van die onderhandelingen, dan ken je nu de achtergrond daarbij. Het is wellicht beter om een onderhandelingskader in stand te houden dat tenminste een ontwikkelingsmandaat omvat – zelfs als dat kader geen mogelijkheden biedt voor een eerlijke ‘deal’ – en beter om de hoop te hebben dat het nooit tot een afsluiting komt, dan dat het helemaal ontspoort als een “21e eeuwse deal” die zo overduidelijk in elkaar is gezet ten behoeve van winsten van grote ondernemingen.
De toekomst van de WTO
Terwijl de onderhandelingen voor verdere uitbreiding van de WTO zijn stuk gelopen, is het aantal geschillen die door regeringen zijn aangebracht toegenomen. Veel van deze zaken gaan in tegen populaire wetgeving over consumenteninformering, gezondheid en veiligheid die door parlementen zijn aangenomen nadat consumentenorganisaties daarvoor aktie voerden. In de afgelopen maanden nog, heeft de WTO bepaald dat de Amerikaanse bepaling dat alleen “dolfijn-veilige” tonijn mag worden geïmporteerd een schending is van de WTO-regels. Dat geldt nu ook voor wetgeving in de VS die het (het stimuleren van) roken door teenagers tegen gaat en voor de zogenaamde COOL-wetgeving (Country of Origin Labeling) voor vlees die door het Amerikaanse Congress is aangenomen om blootstelling aan verontreinigd voedsel te verminderen. En dit zijn nog alleen de gevallen die zijn aangebracht tegen het binnenlandse beleid van de VS, de grootste en machtigste economie ter wereld. Wereldwijd onderzoek toonde aan dat 90% van de WTO-uitspraken in geschillen zijn gericht tegen betwist beleid waaronder maatregelen en wetten van openbaar belang. Op dit moment gebruiken zowel China als de VS de WTO om geschillen in te stellen tegen de wederzijdse subsidieregelingen voor groene energie, en dat in een tijd waarin het menselijke overleven op deze planeet lijkt af te hangen van een radikale omvorming van de energieproductie van beide landen.
En hoe de toekomst van de WTO uitbreidingsgesprekken er ook uit zal zien, de huidige WTO regeert nog steeds de wereldhandel. Het ontstaan van de wereldwijde crises op gebied van financiën, voedsel, economie, klimaat en andere terreinen – waaraan de privatiserings- en liberaliseringswetten van de WTO bijdroegen en die de WTO niet heeft kunnen voorkomen – bieden een mogelijkheid om na te denken over de ernstige problemen die eigen zijn aan het globaliseringssysteem dat de WTO wereldwijd heeft bestendigd.
Daarom heeft het OWINFS-netwerk verklaard dat het wereldwijde handelskader moet voorzien in voldoende beleidsruimte voor landen zodat die een positieve agenda kunnen voeren voor ontwikkeling en voor het creëren van werkgelegenheid. Verder verklaarde het OWINFS dat handelsregels de wereldwijde inspanningen voor het garanderen van voedselzekerheid, duurzame economische ontwikkeling, wereldwijde toegang tot gezondheid en medicijnen en wereldwijde financiële stabiliteit moeten vergemakkelijken in plaats van die te hinderen.
Om deze doelen te bereiken, moet een groot deel van het huidige WTO-beleid worden gecorrigeerd en moeten veel aspecten van toekomstige onderhandelingsagenda’s geheel worden omgevormd. Het netwerk bracht veel van haar voorstellen samen in een Actie Oproep die in oktober 2011 werd gepubliceerd. In het document worden regeringen opgeroepen om banen en industriële beleidsruimte te beschermen door te focussen op uitbreiding van werkgelegenheid in plaats van op tariefsverlaging; om te verzekeren dat LDC’s in staat zijn handel te gebruiken in hun streven naar ontwikkeling; om grotere flexibiliteit te garanderen binnen TRIPs zodat ontwikkelingslanden de openbare gezondheidszorg en toegang tot duurzame technologieën kunnen bevorderen; om bestaande beperkingen op financiële regulering te evaluëren en om die vervolgens aan te passen gericht op het garanderen van financiële stabiliteit en om niet in te gaan op eisen voor verdergaande financiële liberalisering; om te verzekeren dat handelsregels voedselzekerheid en -souvereiniteit steunen in plaats van door te gaan met het behandelen van voedsel als commoditeit die wordt gemanipuleerd door speculanten; (en nog vele andere eisen).
Deze voorstellen komen neer op een fundamentele omvorming van de WTO van een institutie die gericht is op definiëren van “rechten” van ondernemingen zodat die winst halen uit handel, deregulering en patent/copyright monopolies, naar een op regels gebaseerd systeem dat ondernemersactviteiten disciplineert en waarin landen het recht en de mogelijkheden hebben om de opbrengsten van handel te benutten voor hun eigen duurzame ontwikkeling.
Natuurlijk, deze fundamentele omvorming van het regelgevend kader gericht op het disciplineren van wereldwijd handeldrijvende ondernemingen is nog heel ver weg verwijderd van de huidige politieke realiteit. Maar van de uitkomst van de ministersconferentie zal afhangen of de WTO doorgaat met haar 16-jarige agenda van bestendiging van het wereldwijde regime van ondernemersrechten, dan wel of ze kiest voor een veranderingspakket om de ontwikkelingslanden te steunen, voor een aanzet om te komen tot de verwijdering van een aantal beperkingen op financiële regulering, en voor et beginnen met nadenken over een andere rol voor handelsregels in de context van wereldwijde economische crises. Maatschappelijke organisaties moeten helpen met het maken van de juiste keuze.
Om er voor te zorgen dat de regeringen de ernst begrijpen van de kwesties waar het om gaat en van de mogelijkheid voor alternatieven voor de beperkte omvang van beleidskeuzes die nu worden overwogen, zal een delegatie van ongeveer 60 verschillende vakbondsmensen, boeren, kerkleiders en consumentenondersteuners uit landen als Argentinië, Peru, Zuid-Afrika, Zambia, België, de VS, Rusland, India, de Philippijnen en zelfs Vanuatu volgende week naar Genève gaan om samen te werken via OWINFS, het African Trade Network en de International Trade Union Confederation. Ze zullen worden begeleid door lokale activisten die tijdens de ministersconferentie een Occupy the WTO-tent opzetten om het belang van de onderhandelingen voor de 99% van de wereldbevolking te onderstrepen. Wens hen geluk.
OVER DE SCHRIJFSTER:
Deborah James is directeur Internationale Programma’s van het in Washington-DC gevestigde Center for Economic and Policy Research en ze is coördinator van de WTO-campagne van het OWINFS-netwerk. Vóór haar baan bij het CEPR was ze directeur van het WTO-programma van Global Trade Watch van Public Citizen waar ze werkte aan het wereldwijd informeren van maatschappelijke organisaties en regeringen over de potentiële gevolgen van de WTO-uitbreiding via de Doha Ronde. Ze was ook directeur Global Economy van Global Exchange waar ze soortgelijk werk deed rond de voorgenomen Free Trade Area of the Americas. Ze kan worden bereikt via djames AT cepr.net
LEZERSCOMMENTAREN (6-12-’11):
Op 6 december reageerden een aantal lezers afwijzend op de stellingname van Deborah James. Er waren opmerkingen te lezen als “De WTO moet worden ontmanteld en de ambtenaren moeten gevangen worden zetten”, “De elites van zowel rijke als arme landen voeren een (economische) oorlog tegen hun burgers”, “Nooit onderhandelen met terroristen!”, “Er is direkte demokratie nodig” en “Waarom moeite doen om de WTO ter hervormen? Dat is hetzelfde als proberen om het Nazi-regiem minder gewelddadig te maken. Het ontleent zijn bestaansgrond juist aan het voorkomen van akties door regeringen ten behoeve van de bevolking die “ondernemersrechten” inperken.”
REACTIE VAN DEBORAH JAMES OP DIE COMMENTAREN (7-12-’11):
Interessante commentaren! Ik denk dat de meeste van ons die met de WTO bezig zijn ook graag zouden zien dat die verdwijnt en wordt vervangen door een ander soort instelling. De vraag is hoe krijg je dat voor elkaar? Al geruime tijd werken we aan het delegitimeren van de WTO, aan het ontmaskeren en openbaarmaken van haar rol in de wereldwijde crises, aan het vergroten van het bewustzijn over de negatieve gevolgen van de WTO, aan het ondersteunen van plaatselijke grass-roots groepen bij het naar voren brengen van hun visie bij hun regeringen, en aan het opstarten van het proces om de meest schadelijke aspecten van de WTO te strippen. We ondersteunen ook alternatieve handelsregimes, zoals bepaalde overeenkomsten waar Latijns-amerikaanse landen bij zijn betrokken en die kunnen dienen ter ondermijning van de WTO.
De kwestie is dat het niet genoeg is om alleen maar kwalijke instituties in de commentaar-sectie van Commondreams aan te klagen. Je moet er wat voor doen om van veel mensen ondersteuning te verkrijgen voor je visie en de veranderingen die nodig zijn. Mensen in ons netwerk hebben veel ideeën over hoe een alternatief kader is op te bouwen voor beheer over ondernemersgedrag in internationale handel. Want als we ooit de WTO zullen kunnen lozen, moet die wel worden vervangen door iets anders dat in staat is om wereldwijd opererende ondernemingen te reguleren. Maar op dit moment is er geen regering die bereid is om een oproep te doen voor een alternatief paradigm. Dus, op weg daar naar toe hebben we nog steeds te maken met de bestaande WTO en dat betekent het daadwerkelijk uitvoeren van zwaar politiek werk om steun te verwerven voor het verwijderen van enkele van de slechtse aspecten van de WTO (zoals beperkingen op financiële diensten-regulering). Denken we dat de veranderingen die nodig zijn kunnen plaatsvinden binnen de WTO? Nee, dat is niet waarschijnlijk! Het is daarom dat we oproepen voor fundamentele omvorming van het hele systeem. Maar daardoor verdwijnt de WTO niet plop! zomaar. Groepen aan de basis hebben nog steeds te maken met problemen die het huidige systeem veroorzaakt. We moeten in werkelijk de wereld opbouwen waarin we willen leven en dat is wat deze groepen proberen te doen.
(Het is overigens opvallend dat na de onderstaande reactie van de schrijfster geen nieuwe reacties meer zijn toegevoegd op de website)
Bron:
– “WTO Turnaround: Food, Jobs and Sustainable Development First!,” door Deborah James, 6 december 2011.
Noten:
[1] Maatregelen om fundamentele fouten te repararen in de markt (en regelegeving).
[2] Zoals bankieren, verzekeren en beheer van waardepapieren.