Ga naar de inhoud

Wij willen het Allemaal

Ter ere van het einde van de zomervakantie een vertaling
van het korte verhaal We Want It All van Margaret Atwood (uit het boek Good
Bones
(Bloomsbury 1992)). Met toestemming van de auteur in het Nederlands
vertaald en gepubliceerd bij globalinfo.nl

2 min leestijd
Placeholder image

Wij willen het Allemaal 

Wat we willen
is natuurlijk weer hetzelfde oude verhaaltje. De bomen die hun bladeren
uitpersen, ze laten wapperen, ze afschudden, het water dat in de oceanen
klotst, het getjilp van de vogels, het ontvouwen van de slakken, de wurmen die
door de troep stofzuigeren. De asters en hun scherpe langzame explosies. We
willen dat het allemaal altijd weer doorgaat, hetzelfde elk jaar, monotoon en
verbijsterend, net alsof we ons nog steeds gedroegen, in tenten leefden,
schapen houdend, hun kelen doorsnijdend omwille van God, weigerend om plastic
uit te vinden. Voor ongeloof en badkamers betaal je een prijs. Als appels het
enige lokaas van de Duivel zouden zijn, hadden we onze ziel nog bezeten, maar
toen kwam de etter met sanitair aanzetten en waren we verloren. Nu verspillen
we een hoop papier om elkaar te vertellen hoe je papier kunt besparen en de zee
vult zich langzaam met dodelijke koffiebekers, en we maken ons zorgen over de
zon en haar ambivalente stralen.

Wanneer zou
het allemaal instorten? De hemel, bedoel ik; onze netwerken; onze ingewikkelde
pretenties. We waren te goed in wat we deden, in het succesvol zijn, in het
vermenigvuldigen, en nu wordt er teveel adem gehaald. We eten gevaarlijk
voedsel, onze stront licht op in het donker, de cellen van ons eigen lichaam
keren zich tegen ons als haaien. Elk systeem stelt zichzelf grenzen. Zullen we
onszelf oplossen zoals de ratten dat doen? Met oorlog, met plagen, met
hongersnoden? Deze gedachtes komen bij het ontbijt, als het sap van de
geslachte vruchten. Jouw depressie, mijn vriend, is de wraak van de
sinaasappels.

 Maar we vinden
de wereld nog steeds verbijsterend, we kunnen er geen genoeg van krijgen; zelfs
als die verschrompelt, zelfs als zijn vele lichten knipperen en gedoofd worden
(de tijgers, de luipaardkikkers, de spattende dolfijnenstaarten), knipperen en
gedoofd worden, door ons, door ons, staren we en staren we. Waar trek je de
grens tussen liefde en hebzucht? We hebben het nooit geweten, we wilden altijd
meer. We willen het allemaal innemen, voor een laatste keer, we willen de
wereld met onze ogen verslinden.

 Beter dan de
mond, lieverd.
Beter dan de mond.

Copyright ©  O.W. Toad Ltd, 1992

De auteur als deelnemer aan een demonstratie in 1988