Wie zal profiteren van het Europees herstelplan?
Nadat de Duitse kanselier Angela Merkel en de Franse president Emmanuel Macron een gemeenschappelijk voorstel hadden gedaan om een Herstelfonds van de Europese Unie (EU) ten bedragen van 500 miljard euro te creëren, stelde de Europese Commissie een pakket van 750 miljard euro voor onder de naam Next Generation EU. Voor een zeer informatieve mainstream evaluatie verwijzen we naar de Brusselse think tank Bruegel en een verdere uitwerking. Wat mij betreft zou ik alleen akkoord gaan met hun laatste uitspraak: “Zoals het Chinees spreekwoord zegt, leidt een slecht begin naar een slecht einde.”
(door Klaus Dräger (*), vertaling Ander Europa foto: ondertekenaars Lissabon-akkoord, Pools ministerie/wikipedia GFDL 1.2)
Naar het zeggen van de Commissie zal het fonds lidstaten ondersteunen om de economische en sociale gevolgen van de recessie volgend op de ‘Grote Lockdown’ van de coronacrisis aan te pakken, met bijzondere aandacht voor de ‘Green Deal’ en de digitalisering van de economie. Er zal 500 miljard euro ter beschikking gesteld worden van de lidstaten in de vorm van subsidies, zoals voorgesteld door Merkel en Macron, en 250 miljard euro in de vorm van leningen. ‘Mix and match’, met dit motto (*1) hoopt Ursula von der Leyen de EU-regeringen te verlokken die kritiek hadden op het Merkel-Macron voorstel.
Controverses over subsidies vs. leningen
Eerder al drongen de regeringen van Oostenrijk, Nederland, Denemarken en Zweden (de ‘vrekkige vier‘) erop aan dat het Herstelfonds alleen leningen zou toekennen, met strikte voorwaarden voor ‘structurele hervormingen’. Die controverse is nog helemaal niet achter de rug. Ook de Hongaarse president Viktor Orban verzet zich sterk tegen het Commissievoorstel, zeggend dat “het nieuw verdelingsysteem dat ze voorstellen een absurde en perverse oplossing is, want er wordt meer toegekend aan de rijken dan aan de armen.”
Wat de reeds lopende steunmaatregelen betreft heeft Orban een punt: Duitse bedrijven genoten ongeveer de helft van de staatssteun die omwille van corona toegekend werd in de EU, terwijl 18% ging naar Italiaanse bedrijven en slechts 4,3% naar Spaanse. Volgens een interne tekst van de Commissie zou Italië de grootste begunstigde zijn van het Herstelplan, goed voor ongeveer 172,7 miljard euro. Spanje zou op de tweede plaats komen met 140,4 miljard, gevolgd door Polen met 63,8 miljard. Maar Hongarije zou slechts 15 miljard krijgen. Men kan nog meer controverse over de Commissievoorstellen verwachten.
De ‘vrekkige vier’ waarschuwen voor het gemeenschappelijk aangaan van schulden. Ze beweren dat de EU een ‘schuldenunie’ wordt en een ‘transferunie’, terwijl een ‘gezond economisch beleid’ zoals het hunne niet zou op prijs gesteld worden. In de plaats daarvan vrezen ze dat de economisch degelijke EU-landen zouden moeten betalen voor de ‘onverantwoordelijke Club Med landen van Zuid-Europa’. Dat thema werd reeds bespeeld door Duitse ordoliberalen bij de vroege discussies over de ‘haalbaarheid’ van de euro in de jaren 1990. Voor toetreding tot de euro verdedigden ze een strategie van het ‘kern Europa’, met uitsluiting van het dolce vita Zuiden.
Volgens de Commissie zal Next Generation EU geld bijeenbrengen door tijdelijk het plafond van de eigen middelen op te trekken naar 2% van het BNP van de EU (*2). Dat zou de Commissie toelaten om haar sterke credit rating te gebruiken om 750 miljard euro te lenen op de financiële markten. Deze bijkomende financiering zal verdeeld worden via EU-programma’s en terugbetaald over een lange tijdsperiode van meerdere EU budgetten, niet eerder dan 2028 en tot uiterlijk 2058.
Opnieuw euro-obligaties?
Merk op dat het hier over iets anders gaat dan de eerdere discussies over euro-obligaties (‘eurobonds’) of de recentere ’coronabonds’ die vooral door de Italiaanse regering werden verdedigd. Met hun aandeel in de euro-obligaties zouden nationale regeringen in staat geweest zijn om het geld daarvan te besteden zoals ze wilden. Maar volgens het Merkel-Macron voorstel en het project van de Commissie zouden ze verplicht zijn te opteren voor concrete projecten onder de EU-programma’s die in voorbereiding zijn, daarbij de gevestigde regels en procedures van de EU volgend.
De Commissie stelt een nieuwe recovery and resilience facility [herstel- en veerkrachtinitiatief] voor van 560 miljard euro en stelt daarbij: “Dit initiatief wordt ingebed in het Europees Semester.” Bijgevolg zullen voor het grootste deel van dit 750 miljard- plan de regels en voorwaarden van het Europees Semester van toepassing zijn, regels die vaak gaan in de richting van neoliberale ’structurele hervormingen’.
Men moet ook voorzichtig zijn met de cijfers die de Commissie naar voren schuift. Zoals Emma Clancy uitlegt: “Het voorstel van von der Leyen voor een budget van 1100 miljard euro (*3) ligt ietsje hoger dan wat momenteel op tafel ligt bij de Raad, maar is toch minder dan het oorspronkelijke Commissievoorstel (…) Als we alle spin ervan aftrekken is het bedrag aan echt nieuwe fondsen van de EU voor dit herstelplan 310 miljard euro. Dat is niet niks, en het werd gunstig begroet door landen zoals Italië en Spanje. Maar het ligt ver van de 2400 miljard euro waar von der Leyen over pochte in haar speech. Zelfs het voorstel om 750 miljard te lenen is in werkelijkheid minder dan het Duits-Franse voorstel voor 500 miljard subsidies. Een analyse van de cijfers door Eurointelligence schat dat het herstelelement van het pakket neerkomt op 0,56% van het EU-BBP van 2019, en dat gedurende vier jaar.” Wow, is dat de financiële ‘bazooka’ van de EU?
Gezamenlijke aansprakelijkheid van de EU voor schulden?
Voor de terugbetaling van de gelden die de Commissie leent op de financiële markten zou elke lidstaat instaan voor ‘zijn’ deel van de ‘gemeenschappelijke schuld’ in verhouding tot zijn bijdrage tot het EU-budget. Zo bedraagt de Duitse bijdrage momenteel 27%. Indien armere landen niet zouden in staat zijn om hun deel van de schuld terug te betalen ontstaat er opnieuw een conflict. De Duitse regering beschouwt het Herstelfonds als een tijdelijke noodmaatregel voor de komende drie jaar of zo. Als de Duitse economie zich herstelt in deze periode ben ik er vrij zeker van dat ze opnieuw zullen overgaan tot het opleggen van soberheidsmaatregelen voor armere landen, zoals ze deden na de ‘Grote Recessie’ van 2007-2009. Ik ben het dus zelfs eens met economische mainstream-commentatoren dat we momenteel geen ‘Hamilton moment’ meemaken in de EU (*4). Ik heb ook mijn twijfels of dit (een EU-minister van financiën enz.) te verdedigen zou zijn vanuit een links standpunt, gegeven de huidige krachtsverhoudingen.
Opvallend is dat het debat over het Herstelfonds in de mainstream-media erg toegespitst was op de financiële aspecten, maar veel minder op de inhoud van de investeringsstrategie e.d. van de EU. Ook de discussies aan de linkerzijde hadden die focus: consols, eeuwige obligaties, eurobonds, coronabonds, directe financiering door de Europese Centrale Bank, enzovoort. Zie hierover een uitstekend overzicht door Herman Michiel (uitgever van de website Ander Europa) en de bredere globale analyse door de Franse econoom Michel Husson.
Maar wat te zeggen over de voorstellen om de economische en sociale crisis aan te pakken ten gevolge van de ‘Grote Coronalockdown’, de ‘Klimaatcrisis’ (met onder andere het verlies aan biodiversiteit) enz.? Net zoals bij de mislukte Europese Lissabonstrategie (2000-2010) en de haast vergeten Europa 2020 Strategie (2010-2020) worden er weer veel beloftes gedaan. Next Generation EU moet “een eerlijk socio-economisch herstel bewerkstelligen, de interne markt herstellen en op krachten laten komen, zorgen voor eerlijke concurrentie [level playing field] en de dringende investeringen onderstutten, in het bijzonder de groene en digitale transitie die de sleutel vormen voor Europa’s toekomstige welvaart en veerkracht.” Zoals bij de eerdere strategieën ligt een mengsel aan tegengestelde benaderingen ten grondslag van dit nieuw EU-project.
Het herstel terug op gang brengen, maar ten voordele van wie?
‘De private investeringen aanmoedigen’ is een van de kernelementen van Next Generation EU. Zoals bij het grotendeels mislukte Plan Juncker gaat het plan er van uit dat de Commissie geld uit de begroting via een hefboomwerking [leveraging] kan vertienvoudigen door beroep te doen op private bronnen. Daarmee moeten investeringen kunnen gedaan worden waardoor de essentiële waardeketens in de interne markt kunnen gestabiliseerd worden, en betalingsfaciliteiten geboden aan bedrijven over alle sectoren. Een sleutelvraag van de Duitse ondernemers (Bundesverband der Deutschen Industrie) was de ineenstorting van hun leveranciersnetwerk te voorkomen. Onder hun pressie hebben de Duitse conservatieven (CDU/CSU), die vroeger steeds gekant waren tegen alles wat neigde tot gemeenschappelijke schuldaansprakelijkheid, hun mening veranderd en drongen aan op het voorstel voor het Herstelfonds.
Na de uitbreiding van de EU in Oost-Europa lanceerden de Duitse industriëlen een grootscheepse kostenbesparingsactie door een herstructurering van hun waardeketens, door het opzetten van netwerken van leveranciers met goedkope arbeidskracht zoals in Polen, Hongarije, Tsjechië enzovoort. Na de ‘Grote Recessie’ van 2007-2009 kochten ze massaal de voormalige Italiaanse leveranciers in Noord-Italië op. Al het gepraat van de Duitse bedrijfslobbys over ‘solidariteit’ met Italië en zo is niet méér dan ‘solidariteit’ die henzelf (en misschien enkele Franse bedrijven) ten goede komt.
Het Duits kapitaal is er erg mee begaan om die waardeketens drijvende te houden en zo het ‘Duits export-gedragen groeimodel’ te bestendigen. In dat opzicht zijn Italië en Spanje belangrijke ‘handelspartners’, belangrijker dan bijvoorbeeld Griekenland, Cyprus of Portugal zijn voor de Duitse exportmachine. Ze zouden goed gediend zijn met de steunpilaar van Next Generation EU, en er de dominantie van het Duits kapitaal in de EU nog mee bevorderen.
De ‘populistische rebel’ Giuseppe Conte, eerste minister van Italië, lijkt hiermee in te stemmen, en hij gebruikt dezelfde argumenten om zich tegen de oppositie van de ‘vrekkige vier’ te verzetten: “Onze economieën zijn onderling verstrengeld. Veel landen, vooral in het Noorden, hangen af van deze verstrengeling voor een groot deel van hun BBP. Een verbrokkeling van de interne markt zou alle EU-landen ernstig aantasten, zelfs de rijkste.” Duitslands toekomst ligt dus blijkbaar in Duitse handen…
Ook de sociaaldemocratische regeringen van Spanje en Portugal stemden in met Macron en Merkel. Antonio Costa’s sociaaldemocratische minderheidsregering in Portugal probeerde met succes elk groot conflict met de EU te vermijden over het Stabiliteit-en Groeipact, over begrotingstekorten en de ‘aanbevelingen’ in het kader van het Europees Semester; Costa stelde dat Portugal in staat is om aan alle EU-vereisten in dit verband te voldoen. Hij werd daarbij geholpen door de toenmalige Commissievoorzitter Juncker, die Costa liet ontsnappen aan de procedures bij inbreuk op de EU-schuldnormen; Juncker vreesde immers dat dat alleen kon leiden tot een nieuwe ‘Griekse crisis’.
Ook Spanje’s PSOE-geleide regering van Pedro Sánchez volgde de lijn van Costa: instemming met de EU-regels over begroting-en andere kwesties. Ook coalitiepartner van ‘radicaal links’ Unidas Podemos ging hierin mee. Hun leider Pablo Iglesias verklaarde in een vroeg stadium dat hij een strijd op twee fronten wou vermijden: tegen de EU, en tegen de ‘nationale burgerij’, want volgens hem kon links in een dergelijk scenario alleen maar verliezen. Momenteel is Iglesias begaan met de ‘bolsonarisering’ van de Spaanse politiek (*5), gezien Spaans rechts (Partido Popular, het hard rechtse Vox en soms het neoliberale Ciudadanos) steeds vaker agressief mobiliseren tegen de PSOE-Unidas Podemos minderheidsregering.
Wat kunnen Merkel en Macron zich beter wensen: de ‘populistische’ en ‘linkse’ uitdagers onder controle en geschaard achter de voorstellen van het Frans-Duitse koppel? Onder die omstandigheden heeft het Duits kapitaal niets te vrezen van een ‘Club Med’ oppositie tegen zijn economische overheersing, of van een grote sociale opstand hiertegen, thuis of in Zuid-Europa.
Heropbouw van de openbare gezondheidszorg?
Een tweede pijler van Next Generation EU gaat over de ‘veerkracht’ van de gezondheidssystemen, civiele bescherming en dergelijke meer. Het hoeft niet te verbazen dat de voorgenomen financiering daarvoor de kleinste rubriek is van het pakket, een 110 miljard voor de hele EU. Het gros daarvan (94,4 miljard) zou gekanaliseerd worden via het reeds bestaande programma Horizon Europe (nadruk op onderzoek over gezondheid, veerkracht en de groene en digitale transitie). Dat klinkt niet slecht, maar het staat ook hoofdzakelijk ten dienste van bedrijfsbelangen. Zo bijvoorbeeld de belangen van de BBI (Bio-based Industries Joint Undertaking); ze beweren dat ze zouden helpen bij de verbetering van de voedselzekerheid, duurzame land- en bosbouw, waterresearch voor zee-, kust-en binnenlandse wateren, en ‘bio-economie’. Hetzelfde geldt voor EU-gesteund farmaceutisch onderzoek, gedomineerd door de grote bedrijven van die sector. Op al die domeinen werkt de EU via publiek-private partnerships, gebaseerd op een authentiek neoliberale opvatting.
Corporate Europe Observatory (CEO) vat het terecht als volgt samen: “Het overgrote gedeelte van de projecten waar we naar keken, en de structuur zelf en de mechanismen van deze publiek-private partnerships tonen aan dat de deelnemende bedrijven de controle hebben over de prioriteiten van het partnership, en het openbare geld van de EU kunnen gebruiken voor hun eigen onmiddellijke winst. En dat is niet alleen het resultaat van eventuele misbruiken van de partnerships door deze bedrijven, maar ook een logisch gevolg van de manier waarop ze opgesteld worden.”
Green Deal: naar een duurzame ontwikkeling van milieu en maatschappij?
De derde (en meest opvallende) pijler van het pakket gaat over von der Leyen’s ‘Green Deal’. Sommige aspecten ervan kunnen nuttig zijn; zo bijvoorbeeld “een massale renovatiegolf van onze gebouwen en infrastructuur, en een meer circulaire economie, met lokale jobs”. De ‘innovatiegolf’ voor gebouwen zou fijn kunnen zijn, als er prioritair naar energiebesparing en dergelijke gestreefd wordt. Wat de ‘circulaire-economie‘ betreft lijkt de Commissie de voorkeur te geven aan ‘recycling’ eerder dan afvalreductie. Over al deze voorstellen om de economie te vergroenen heeft het Europees Milieubureau (EEB) een matig kritische evaluatie gemaakt. Een eerdere evaluatie door de Nederlandse econoom Servaas Storm is kritischer.
Ik ben het niet eens met de Commissie noch met de EEB over elektrische wagens als een zogezegd algeheel ‘duurzame’ oplossing voor de transportsector. Als alleen maar het huidige wagenpark dat momenteel op fossiele brandstof rijdt vervangen wordt door elektrische wagens zal dat een sterke stijging van de vraag naar elektriciteit veroorzaken, wat een zeer grote uitdaging betekent als dit met hernieuwbare stroom moet gebeuren. We hebben het dan nog niet over de noodzakelijke drastische vermindering van onze energieconsumptie, en de problemen gepaard met een verdere exploitatie van de landen van het Zuiden (bv. Bolivië) bij de voorziening in de grondstoffen voor batterijen enzovoort. Ik ben het dus eens met de algemene aanpak van de Noorse vakbondsadviseur Asbjørn Wahl: “De vraag naar transport moet aanzienlijk verminderd worden. Maar de nood aan transport wordt gecreëerd buiten de transportsector, onze benadering moet dus de economie in haar geheel beschouwen.”
Noteer dat het tweede deel van de ‘Green Deal’ focust op digitalisering, opnieuw in het kader van een ondernemersagenda: vlugge ontplooiing van 5G netwerken, artificiële intelligentie, cybersecurity, supercomputers, cloud-toepassingen, enzovoort. De bedoeling is om minder afhankelijk te worden van de grote spelers op dit vlak, gevestigd in de VS (wat goed is), maar met bevordering van ‘Europese’ publieke-private partnerships. Het gaat dus niet over openbaar bezit of openbare controle van deze sector, en de benadering is vierkant gekant tegen het perspectief van de ‘socialisering van de datacentra’.
Het derde deel, met de belofte van een “rechtvaardig en inclusief herstel voor iedereen”, is zeer twijfelachtig, net zoals eerdere EU-initiatieven hieromtrent. Opnieuw zijn er beloften om de jeugdwerkloosheid drastisch aan te pakken. Maar in het verleden, na de Grote Recessie, waren de instrumenten van de EU sterk gericht op een ‘Jeugdgarantie’, wat inhield: betaalde of niet-betaalde stages, onzeker zelfstandig ondernemerschap en ondersteuning van de beter opgeleiden via het Erasmusprogramma. De sociale tweespalt bij de toegang van jongeren tot nuttige jobs met decente tewerkstellingsvoorwaarden, een deftig loon, voltijdse contracten en een stabiel carrièrevooruitzicht werd door de EU dus bestendigd. De EU had het vroeger over ‘flexicurity’ (flexibiliteit en zekerheid voor werknemers); het begrip is bijna vergeten, maar de ‘flexploitation’ is nog toegenomen, met alle voordelen voor het kapitaal. Op de agenda staan nu zeer vage beloften over ‘rechtvaardige sociaal inclusieve vooruitgang’. Tussen haakjes, wat betekent ‘rechtvaardig’?
We moeten nog zien of de Raad bijvoorbeeld akkoord gaat met ‘rechtvaardige minimumlonen en bindende transparante regels over betaling’ om het gender-loonverschil te overbruggen. En als het zover komt, kijk dan nog maar eens naar de kleine lettertjes, en hoe het er in de praktijk aan toegaat…
Vakbonden en NGO’s opnieuw in de val
De vakbeweging in het algemeen en de gevestigde NGO’s op EU-vlak verwelkomden aanvankelijk de Lissabonstrategie van de EU, soms met enige kritiek. Maar er was ontgoocheling over de resultaten; bij de halftijdse evaluatie in 2005 vroegen ze de leiders van de EU in een gemeenschappelijke verklaring ‘om te doen wat u zegt’. Wel, dat deden de Europese leiders: de hoofdlijnen van de Lissabonstrategie gingen over de EU omvormen tot ‘de meest competitieve economische regio in de wereld’. Toch eigenaardig hoe NGO’s en vakbonden die neoliberale kern van het EU-beleid konden uit het oog verliezen…
Hun commentaren over de voorstellen van Next Generation EU lopen nu langs gelijkaardige lijnen als bij de Lissabonstrategie en Europa 2020. Een voorzichtig welkom, gematigde kritiek – zie bijvoorbeeld het hogere aangehaalde statement van EEB – of de enthousiaste reactie van het Europees Vakverbond (met lof voor de ‘ambitieuze voorstellen voor een duurzaam herstel van de EU’). De hoofdbekommernis van het Europees Vakverbond lijkt de kwestie te zijn van een’ eerlijk minimumloon’, op zichzelf geheel terecht, maar is dat alles? Het kernbegrip van de Lissabonstrategie was competitiveness, dat van Next Generation EU is resilience [veerkracht, weerbaarheid]. Een beetje verschil in de woordkeuze, maar een grote continuïteit tussen de twee, met de EU als grote dienaar van de belangen van de financiële sector en de grote bedrijven.
(*) Klaus Dräger werkte als adviseur voor tewerkstelling en sociale zaken voor de linkse fractie (GUE/NGL) in het Europees Parlement. Dit artikel verscheen op 11 juni onder de titel EU Recovery fund, Next generation EU: Who shall benefit? op de site Defend Democracy Press. Nederlandse vertaling door Ander Europa. Met dank aan de auteur voor toelating tot vertaling en publicatie.
Noten:
*1) Een modeslogan die neerkomt op het laten bijeenpassen van verschillende elementen. [Noot van de vertaler]
*2) De eigen middelen bestaan uit bijdragen van de lidstaten, inkomsten uit douanerechten en een deel van de btw-ontvangsten van de lidstaten. Ze mogen samen niet meer dan 1,20% van het bruto nationaal inkomen van de EU bedragen.[Noot van de vertaler]
*3) Het gaat over het meerjarenbudget, het totaal voor de jaren 2021-2027. [Noot van de vertaler]
*4) Dit is een verwijzing naar Alexander Hamilton, de eerste minister van financiën (Secretary of the Treasury) van de Verenigde Staten na de onafhankelijkheidsoorlog. Door zijn toedoen werden de schulden van de kolonies aangegaan in de oorlog tegen de Britten tot een federale aangelegenheid verklaard, wat een belangrijke stap was in de vestiging van het federaal regime.[Noot van de vertaler]
*5) Jair Bolsonaro is de uiterst rechtse president van Brazilië. [Noot van de vertaler]