Ga naar de inhoud

Walt Disney en Salvador Allende vechten nog steeds om onze zielen

Vijftig jaar geleden bracht Ariel Dorfman het boek Hoe Lees Ik Donald Duck uit. Nu wijst de schrijver erop dat de tijden nog nijpender zijn geworden dan toen.

15 min leestijd

Dit jaar markeert de verjaardag van twee drastisch verschillende gebeurtenissen die maar al te groot opdoemden in mijn leven. De eerste vond een eeuw geleden plaats in Hollywood: op 16 oktober 1923 vestigde Walt Disney het bedrijf dat zijn naam draagt. De tweede vond plaats in Santiago, Chili, op 11 september 1973, toen de socialistische president Salvador Allende stierf in een militaire staatsgreep die zijn democratisch verkozen regering omverwierp.

Deze twee ongelijksoortige gebeurtenissen zetten me aan het denken over hoe de verjaardagen van een al lang overleden Amerikaan die wereldwijd een revolutie teweegbracht in de populaire cultuur en een vermoorde Chileense leider wiens inspirerende politieke revolutie mislukte, het dilemma zouden kunnen verlichten – en ik hoop dat je dit niet te schokkend vindt – dat apocalyptische klimaatverandering voor de mensheid stelt.

Dit is niet de eerste keer dat deze twee mannen en wat ze vertegenwoordigen mijn leven beïnvloeden. Vijftig jaar geleden bepaalde elk van hen mede mijn lot – een tijd waarin ik niet de geringste aanwijzing had dat ze door de opwarming van de aarde ooit weer naast elkaar in mijn leven zouden komen te staan.

Midden oktober 1973, toen de Walt Disney Corporation de 50ste verjaardag van zijn oprichting vierde, bevond ik me in de Argentijnse ambassade in Santiago, Chili, waar ik toevlucht had gezocht nadat het leger van het land zijn democratie had vernietigd en de macht had gegrepen. Net als 1.000 andere asielzoekers werd ik gedwongen om naar die gecomprimeerde gebouwen te vluchten – in mijn geval, voor een groot deel dankzij Walt Disney. Om specifieker te zijn, wat me in gevaar bracht was Para Leer al Pato Donald (How to Read Donald Duck), een bestseller die ik in 1971 samen met de Belgische socioloog Armand Mattelart had geschreven en die het – zoals we het toen noemden – “culturele imperialisme” van oom Walt aan de kaak stelde.

Dat boek kwam voort uit de vreedzame revolutie van Salvador Allende, de eerste poging in de geschiedenis om socialisme op te bouwen met democratische middelen in plaats van door de staat te veroveren via een gewapende opstand. Die Chileense weg naar het socialisme betekende echter dat we de economische, politieke en mediamacht van degenen die tegen onze radicale hervormingen waren, intact lieten.

Een van onze dringendste culturele taken was het aanvechten van de dominante verhalen van die tijd, voornamelijk die welke in de Verenigde Staten werden geproduceerd, naar Chili (en zoveel andere landen) werden geïmporteerd en vervolgens door miljoenen consumenten werden geconsumeerd. Een van de meest voorkomende, plezierige en makkelijk verteerbare massamediale producten waren historietas (stripboeken), waarbij die van Disney de markt domineerden. Om alternatieve versies van de werkelijkheid te creëren voor het nieuwe, bevrijde Chili, vonden Armand en ik het belangrijk om de ideologische magie te begrijpen die in die o zo populaire strips schuilging. Je kunt immers niet iets vervangen als je niet eens weet hoe het werkt.

Ons doel was om onze kapitalistische tegenstander niet met kogels te verslaan, maar met onze eigen ideeën, beelden en emoties. Dus begonnen we met z’n tweeën honderden Donald Duck historietas te interpreteren om te proberen te begrijpen wat hen zo verdomd succesvol maakte. Halverwege 1971, minder dan een jaar na de verkiezingsoverwinning van Allende en na 10 koortsachtige dagen van samenwerking, hadden hij en ik het gevoel dat we hadden begrepen hoe Walt’s zogenaamd ongevaarlijke eenden en muizen het denken van de Chilenen op subtiele wijze hadden gevormd.

Uiteindelijk schreven we in een soort roes wat John Berger (een van de grote kunstcritici van de twintigste eeuw) “een handboek voor dekolonisatie” zou noemen, een visie op wat het imperiale Amerika de wereld verkocht als natuurlijk, eeuwig en vermoedelijk onveranderlijk door wie dan ook, inclusief onze president Allende. We hebben ons best gedaan om uit te leggen hoe Walt (en zijn werknemers) aankeken tegen gezin en seks, werk en criminaliteit, maatschappij en mislukking, en vooral hoe zijn eenden en muizen de volkeren van de Derde Wereld gevangen hielden in een exotische wereld van onderontwikkeling waaruit ze alleen tevoorschijn konden komen door voor eeuwig hun natuurlijke hulpbronnen over te dragen aan buitenlanders en ermee in te stemmen de Amerikaanse manier van leven te imiteren.

Bovenal natuurlijk, omdat de waarden die in de Disney strips verankerd lagen wild individualistisch en competitief waren, bleken ze lofzangen te zijn op ongebreideld consumentisme – het absolute tegenovergestelde, zal je niet verbazen om te horen, van de gemeenschappelijke visie van Allende en zijn volgelingen toen ze een land probeerden op te bouwen waar solidariteit en het algemeen welzijn voorop zouden staan.

The Empire Strikes Back!

Wonderbaarlijk genoeg raakte ons boek een gevoelige snaar in de Chileense samenleving. In een land waar alles in twijfel werd getrokken door opstandige massa’s, inclusief macht en eigendomsverhoudingen, waren hier twee gekken die beweerden dat niets heilig was – zelfs kinderstrips niet! Niemand, hielden we vol, kon echt beweren onschuldig of onbesmet te zijn, zeker niet Oom Walt en zijn crew. Om een andere wereld op te bouwen, zouden Chilenen op dramatische wijze in twijfel moeten trekken wie we dachten dat we waren en hoe we over elkaar en onze toekomst droomden, terwijl we de bronnen van onze diepste verlangens moesten onderzoeken.

Als onze oproep tot transgressie in academisch proza was geschreven, bestemd voor obscure wetenschappelijke tijdschriften, zouden we zeker zijn genegeerd. Maar de stijl die we kozen voor Para Leer al Pato Donald was net zo brutaal, rauw en carnavalesk als de Chileense revolutie zelf. We probeerden zo te schrijven dat elk licht geletterd persoon ons zou kunnen begrijpen.

Denk echter geen seconde dat we niet verrast waren toen de reactie op ons boek explosief bleek te zijn. Aanvallen in de oppositionele pers en media waren te verwachten, maar aanvallen op mijn familie en mij waren een andere zaak. Ik werd bijna overreden door een woedende chauffeur die schreeuwde “Laat de Eend met rust!”. Ons huis werd bekogeld met stenen, terwijl Chilenen buiten Donald Duck toejuichten. Onheilspellende telefoontjes beloofden erger. Halverwege 1973 waren mijn vrouw Angélica, onze jonge zoon Rodrigo en ik verhuisd – tijdelijk, hoopten we – naar het huis van mijn ouders, waar we zaten toen de militaire coup van 11 september plaatsvond.

Salvador Allende stierf die dag in het presidentiële paleis, een dood die vooraf ging aan de dood van de democratie en van vele duizenden van zijn volgelingen. Onder de slachtoffers van die militaire putsch waren een aantal boeken, waaronder Para Leer Al Pato Donald, dat ik – nota bene op televisie – zag worden verbrand door soldaten. Een paar dagen later vertelde de uitgever van het boek me dat de derde druk door marinepersoneel in de baai van Valparaíso was gedumpt.

Ik had me er na de coup tegen verzet om in ballingschap te gaan, maar de mishandeling van mijn boek overtuigde me ervan dat, als ik wilde voorkomen dat ik op de brandstapel van de inquisiteurs belandde, ik de veiligheid van een ambassade moest opzoeken totdat ik toestemming kreeg om het land te verlaten.

Het was een ontnuchterende ervaring voor de man die schaamteloos de Duck had gebarbecued om in een buitenlandse ambassade te zitten op de dag dat het bedrijf dat deze strips had gemaakt zijn 50e verjaardag vierde. Beschouw dat maar als een teken dat oom Walt die strijd volledig had gewonnen, hoewel hijzelf toen al zeven jaar dood was. Maar nog springlevend waren zijn maatjes, die vraatzuchtige fans van Disneyland – de toenmalige Amerikaanse president Richard Nixon en zijn nationale veiligheidsadviseur Henry Kissinger, meesterbreinen van de samenzwering die de Allende revolutie, die ze zagen als nadelig voor de Amerikaanse wereldhegemonie, had gedestabiliseerd en gesaboteerd. De staatsgreep was inderdaad uitgevoerd om het kapitalisme te redden van hordes ongewassen, onhandelbare revolutionairen, terwijl elk land op het halfrond waarvan het leiderschap de invloed van Washington durfde af te wijzen, werd gestraft.

Het zou ook niet lang duren voordat de dictatuur die Allende verving enthousiast begon met het toepassen van economische schoktherapie op het land, vergezeld van elektrische schokken in de genitaliën van iedereen die durfde te protesteren tegen de extreme vorm van kapitalisme die bekend werd als neoliberalisme. Deze deregulerende vrijemarktstijl van kapitalisme met zijn afbraak van de welvaartsstaat zou in de jaren daarna ook vele andere landen domineren.

Vijftig jaar na de staatsgreep die Allende’s poging teniet deed om het te vervangen door een socialisme dat zijn tegenstanders en hun rechten zou respecteren, lijkt zo’n revolutionaire verandering nauwelijks nog haalbaar, zelfs niet in de huidige linkse regimes in Latijns-Amerika. In plaats daarvan blijft het kapitalisme in zijn verschillende Disney-achtige vormen dominant over de hele planeet.

Het zou ook niet moeten verbazen dat, in al die jaren, het bedrijf dat Walt Disney een eeuw geleden oprichtte, steeds meer is opgeklommen en een van de grootste entertainment- en mediaconglomeraten van de planeet is geworden (hoewel het zich nu ook in een moeilijkere wereld bevindt). Toegegeven, met dat overwicht zijn veranderingen gekomen die zelfs een koppige criticus als ik moet toejuichen. Hoe kon ik de standpunten van het Disney-concern over rassengelijkheid en homorechten niet bewonderen, of zijn verzet tegen het “Don’t Say Gay”-wetsvoorstel van Ron DeSantis. Hoe kon ik geen nota nemen van de manieren waarop zijn films de cultuur en aspiraties zijn gaan erkennen van landen en gemeenschappen die het zo lang geleden karikaturiseerde in de strips die ik in Chili las? En toch kan de glimlachende, vriendelijke vorm van kapitalisme die het nu presenteert – het feit dat het zijn klanten niet wil choqueren of vervreemden – uiteindelijk nog gevaarlijker blijken voor ons uiteindelijke welzijn dan een halve eeuw geleden.

Het is waar dat ik ons boek niet meer zou schrijven zoals Armand en ik dat al die decennia geleden deden. Zoals elk document gesmeed in de hitte van een revolutionair moment dat een onderdrukkend systeem wilde ontmantelen, doordrenkt van een messiaans geloof in ons vermogen om het bewustzijn te veranderen en de neiging om onze lezers voor te stellen als lege vaten waarin eenden en muizen (of iets veel beters) konden worden gegoten, misten we een zekere subtiliteit. Het was moeilijk voor ons om ons Chileense striplezers voor te stellen als menselijke wezens die zich beelden en verhalen die hen werden voorgeschoteld creatief konden toe-eigenen en er een geheel eigen betekenis aan konden geven.

En toch is de centrale boodschap van ons essay nog steeds een levendige, rebelse herinnering dat er andere wegen naar een betere wereld kunnen zijn dan de wegen die door het ongebreidelde kapitalisme worden gecreëerd.

Waarschuwingen van de vissen

Ons onderzoek naar de innerlijke werking van een systeem dat aast op onze verlangens terwijl het probeert ons te veranderen in eindeloos consumerende machines is vooral belangrijk op een planeet die bedreigd wordt door de opwarming van de aarde op manieren die we ons toen nog niet eens konden voorstellen.

Neem een scène die ik tegenkwam toen ik deze week het boek doorbladerde. Kwik, kwek en kwak rennen hun huis binnen met een emmer. “Kijk, oompje Donald,” zeggen ze vol verrukking, “die vreemde vis die we in de baai hebben gevangen.” Donald grijpt het exemplaar terwijl dollartekens rond zijn hoofd ontbranden en antwoordt: “Vreemde vissen!… Geld!… Het aquarium koopt vreemde vissen.”

In 1971 kozen we dat stukje Disney om te illustreren hoe zijn strips toen geschiedenis, zweet en sociale klasse uitroeiden. “Er is een grote ronde van kopen, verkopen en consumeren,” schreven we, “maar zo te zien heeft geen van de betrokken producten ook maar enige moeite gekost om te maken. De natuur is de grote arbeidskracht die objecten van menselijk en sociaal nut produceert alsof ze natuurlijk zijn.”

Wat ons toen zorgen baarde, was de manier waarop arbeiders uit de geschiedenis werden geweerd en hun uitbuiting op magische wijze leek te verdwijnen. We merkten het bestaan van de natuur en haar uitbuiting voor winst zeker op, maar als ik die passage meer dan 50 jaar later lees, is wat me opvalt niet de dollarisering van alles of hoe Donald een vis in een oogwenk verandert in handelswaar, maar een andere brandende ecologische vraag: Waarom zit die vis in die emmer en niet in de zee? Waarom hadden de kinderen het gevoel dat ze naar de baai konden gaan, een van de bewoners eruit konden scheppen en mee naar huis konden nemen om aan oompje Donald te laten zien, een verplaatsing van de natuur waar Armand en ik toen niet eens aan dachten om die te benadrukken?

Vandaag de dag is dat milieuperspectief, dat besef van hoe wij mensen onze planeet blijven plunderen op een steeds meer op fossiele brandstoffen gebaseerde en gevaarlijke manier, gewoon onontkoombaar. Het staart me in het gezicht nu we wereldwijd voor eeuwig warmterecords breken.

Misschien resoneren die fictieve vis en zijn afgedankte lot van een halve eeuw geleden vandaag de dag zo diep in me omdat ik onlangs een soortgelijk schepsel heb opgenomen in mijn nieuwe roman, The Suicide Museum.(Het Zelfmoordmuseum). Daarin vangt Joseph Hortha, een miljardair (en dat zijn er veel meer dan in 1971), een geelvintonijn voor de kust van Santa Catalina, Californië, een baai die lijkt op de baai waar die drie jonge eendjes hun vis binnenhaalden. Maar Hortha, die al onvoorstelbaar rijk is, ziet geen dollartekens in zijn vangst. Als hij die koning van de zee opensnijdt, komen er obsceen veel stukjes plastic uit zijn ingewanden, het plastic waar hij fortuin mee heeft gemaakt. Visueel, met andere woorden, is die tonijn meteen een beschuldiging aan zijn adres voor het vervuilen van de oceanen en deze planeet met zijn producten.

Als boetedoening zal hij uiteindelijk waanzinnige plannen maken om een gigantisch “Zelfmoordmuseum” te bouwen, bedoeld om de mensheid te waarschuwen voor de gevaarlijke afgrond waar we inderdaad naartoe op weg zijn. Met andere woorden, om onze suïcidale stormloop op het Antropoceen te stoppen, moeten we onze levensstijl drastisch veranderen. “De enige manier om onszelf te redden is om de beschaving ongedaan te maken,” legt Hortha uit, “onze steden af te breken, het paradigma van moderniteit dat ons bestaan eeuwenlang heeft gedomineerd in twijfel te trekken.” Hij stelt zich “een Copernicaanse zwenking voor in de manier waarop we met de natuur omgaan”, een waarin we onszelf niet meer zien als de meesters of rentmeesters van de natuur, maar opnieuw als onderdeel van haar patronen en ritmes.

En als het al vergaand is om je een wereld zonder plastic voor te stellen, hoeveel moeilijker zal het dan zijn om beleid te implementeren dat effectief de manier beperkt waarop ons leven is georganiseerd rond een petro-universum dat nu de planeet aan het verzengen is? Je moet je afvragen (en oom Walt zal je hier niet bij helpen): Bestaat er een kans dat we de mondiale hogere en middenklasse kunnen verleiden om hun ingebakken privileges op te geven, de gemakken die al onze moeilijke levens definiëren?

Walt Disney en Salvador Allende zijn nog steeds aan het bakkeleien (Duking) (of bedoel ik uit de weg gaan (ducking)?)

Op deze steeds wanhopiger wordende planeet vermoed ik dat de kritiek op Disney die Armand en ik zo lang geleden uiteenzetten nog steeds een zekere kracht heeft. De waarden die gesymboliseerd werden in die nu aloude stripboeken blijven de sociale orde (of bedoel ik wanorde?) ondersteunen die ons wereldwijd naar de ultieme zelfvernietiging beweegt.

Zo’n collectieve cataclysme zal niet worden afgewend tenzij we eindelijk bereid zijn om af te rekenen met de meest fundamentele aspecten van het hedendaagse bestaan: ongegeneerde concurrentie, ongebreideld consumentisme, een extractieve houding ten opzichte van de aarde (om nog maar te zwijgen van een diep gemilitariseerde drang om elkaar uit te moorden) en een verbijsterend geloof dat een Tomorrowland vol geluk slechts een ritje met de monorail verwijderd is.

Om het cru te stellen: onze soort kan zich niet nog een eeuw veroorloven van de principes die door het Disney emporium worden gekoesterd.

En hoe zit het met Salvador Allende, dood in deze halve eeuw waarin de waarden van Oom Walt zich hebben uitgebreid en elke hoek van onze ziel zijn binnengedrongen? Hoe zit het met zijn visie van een rechtvaardige samenleving die vandaag de dag zo veel verder weg lijkt, nu zogenaamde alleenheersers en autoritairen overal opstaan in een wereld waarin The Donald allesbehalve een eend is?

President Allende had het in zijn toespraken zelden over het milieu, maar hij wilde wel dat we in een heel andere wereld zouden leven. Hoewel hij geen eco-profeet was, had hij duidelijk iets te zeggen over de catastrofale situatie waarin we ons nu bevinden.

Vandaag moeten we zijn levenslange zekerheid waarderen, die hij 50 jaar geleden herhaalde tijdens zijn laatste verschansing ter verdediging van de democratie en waardigheid in het Chileense presidentiële paleis, namelijk dat geschiedenis wordt geschreven door onopvallende mannen en vrouwen die, als ze een alternatieve toekomst durven te bedenken, uitzonderlijke dingen kunnen bereiken.

Terwijl de symbolische strijd tussen Walt Disney en Salvador Allende om de harten en geesten van de mensheid voortduurt, behoort het laatste woord in feite niet aan één van hen toe, maar aan de rest van ons. Wij zijn het die moeten beslissen of er over een eeuw nog generaties zullen zijn die terugkijken op onze dwaasheden, laat staan ons bedanken voor het subversief redden van onze planeet voor hen.

–——————

Ariel Dorfman, een vaste medewerker aan TomDispatch, is de Chileens-Amerikaanse auteur van Dood en het Meisje. Zijn laatste roman is The Suicide Museum (Het Zelfmoordmuseum). Hij verdeelt zijn tijd tussen Chili en Durham, North Carolina, waar hij Walter Hines Pages Emeritus Professor is aan Duke University.

Oorspronkelijk gepubliceerd bij TomDispatch.com

Copyright 2023 Ariel Dorfman (vertaling globalinfo.nl)

Noot van de vertaler: Hoe Lees ik Donald Duck werd in 1978 ook in Nederlandse vertaling uitgegeven door Sun.