Ga naar de inhoud

VS: socialisten en de Democratische Partij

De afgelopen zes jaar kende de socialistische beweging in de VS de grootste groei in bijna acht decennia. Verrassend voor velen was dat de groei heeft plaatsgevonden via een organisatie die lange tijd stagneerde, de Democratic Socialists of America (DSA). De baanbrekende campagne van Bernie Sanders in 2016 voor de Democratische presidentsnominatie inspireerde duizenden jonge, net geradicaliseerde mensen om op zoek te gaan naar een socialistische organisatie om zich bij aan te sluiten en de DSA was wat ze vonden. Van een paar duizend nauwelijks actieve leden is de groep uitgegroeid tot ongeveer 95.000 nu, terwijl de gemiddelde leeftijd is gedaald.

14 min leestijd

(Door Peter Drucker, overgenomen van Grenzeloos)

Terwijl de DSA groeide en verjongde, transformeerde haar politiek in veel opzichten. In een reeks van schokken voor de sociaaldemocratische oude garde in DSA steunde de conventie in 2017 herstelbetalingen voor Afrikaanse Amerikanen en ‘Boycot, Desinvestering en Sancties’ (BDS) tegen Israël. Terwijl de DSA traditioneel banden koesterde met enigszins progressieve vakbondsfunctionarissen die echter georiënteerd waren op overleg met de bazen, stemde de conventie in 2017 met een krappe meerderheid voor een oriëntatie op rank and file vakbondsleden. Deze oriëntatie werd deels geïnspireerd door veteranen van het tijdschrift Labor Notes met wortels in anti-stalinistisch revolutionair links. Ook symbolisch belangrijk was het besluit van de conventie om de banden van de DSA met de Sociaal-Democratische Internationale te verbreken.

In de electorale politiek behield de nieuwe DSA de traditionele oriëntatie van haar oude leider Michael Harrington op de Democratische Partij, maar veranderde haar tactiek. Harrington had (in continuïteit met de voorganger van de DSA, de DSOC [1]) links-liberale Democraten als George McGovern en Ted Kennedy gesteund en hield daarentegen enige afstand tot de Rainbow Coalition van Jesse Jackson. De nieuwe DSA legde de nadruk op het steunen van Democratische voorverkiezingscampagnes door DSA-leden en andere democratische socialisten. Een belangrijk vroeg succes voor deze tactiek was de verrassende overwinning in de primaries en daaropvolgende verkiezing in 2018 van Alexandra Ocasio-Cortez als congreslid van New York. Nu zijn er, grotendeels dankzij het werk van de DSA, meer zelfverklaarde socialisten in het Amerikaanse Congres dan ooit tevoren in de Amerikaanse geschiedenis. 

Maar…

Maar socialisten die een eeuw geleden in het Congres werden gekozen, zoals Meyer London uit New York en Victor Berger uit Milwaukee waren dan wel overtuigde reformisten, maar ze vertegenwoordigden ook de massale Socialistische Partij (toen ongeveer even groot als de DSA nu, in een land dat toen ongeveer een derde van de bevolking van de VS op dit moment had). De DSA-leden en de door de DSA gesteunde politici in het Congres van vandaag, evenals de groeiende groep DSA’ers in wetgevende lichamen van deelstaten en gemeenteraden, zijn daarentegen bijna allemaal lid van georganiseerde groepen in de Democratische Partij. Zoals Kim Moody’s grondig onderzochte en beargumenteerde boek Breaking the Impasse laat zien, heeft dit verschil grote, zelfs beslissende gevolgen.

De presidentscampagnes van 2016 en 2020 van Bernie Sanders (geen DSA-lid en in feite officieel nog steeds geen Democraat) richtten zich op eisen die de gebruikelijke neoliberale politiek uitdaagden. Sanders’ eisen waren onder meer Medicare for All: een programma dat tientallen miljoenen mensen in de VS die nog steeds geen ziektekostenverzekering hebben, een ziektekostenverzekering zou geven. Medicare for All zou ook de verzekeringsmaatschappijen die momenteel de Amerikaanse gezondheidszorg domineren buitenspel zetten. Het zou de machtige, immens winstgevende farmaceutische bedrijven, die in de VS veel meer geld vragen voor geneesmiddelen dan in andere landen, aan banden leggen. Sanders voerde ook campagne voor een Green New Deal, die de opwarming van de aarde krachtig zou hebben bestreden en tegelijkertijd de Amerikaanse economie zou hebben hervormd in het belang van het milieu en sociale rechtvaardigheid. [2]

Het zal niemand verbazen dat ook de DSA Medicare for All en de Green New Deal steunt. Maar zoals Moody laat zien, belemmert het lidmaatschap van de Democratische partij van de DSA Congresleden hun vermogen om deze voorstellen energiek door te drukken. Onmiddellijk na hun aantreden begin 2019 besloten Ocasio-Cortez en haar handvol bondgenoten in ’the Squad’ Nancy Pelosi te steunen voor herverkiezing als voorzitter van het Huis van Afgevaardigdenin ruil voor posities in congrescommissies. Ze hebben deze eerste daad van onderwerping voortgezet door slechts af en toe in opstand te komen tegen de beslissingen van het Democratische leiderschap en ze stemmen meestal in lijn met de partijdiscipline.

Dat betekent dat ze meegaan met de centristische, neoliberale prioriteiten van Pelosi, senaatsleider Charles Schumer, andere Democratische topleiders en president Biden. Daardoor zijn Medicare for All en de Green New Deal nooit ter stemming voorgelegd aan het Huis of de Senaat. Moody legt in detail de manoeuvres uit die Pelosi gebruikte om de Green New Deal vanaf 2019 in de koelkast te houden: ze wees het wetsvoorstel onder meer toe aan elf verschillende permanente commissies, ‘waar het in stukken kon worden gescheurd, onherkenbaar geamendeerd, voor onbepaalde tijd uitgesteld, begraven, enzovoort’ (pagina 109). Sanders en de socialisten in het Huis hebben er genoegen mee genomen de voorstellen van Biden hier en daar een beetje naar links te duwen. Maar omdat hun stemmen als vanzelfsprekend kunnen worden beschouwd, zijn ze er veel minder in geslaagd concessies af te dwingen dan de meest rechtse Democraten, zoals de senator van West Virginia, Joe Manchin.

De door de DSA gesteunde Congresleden kunnen aanvoeren dat voorstellen als Medicare for All en de Green New Deal in de huidige krachtsverhouding sowieso geen kans maken om aangenomen te worden, dus is het zinvoller om zich te richten op doelen die daadwerkelijk te winnen zijn. De inschatting is juist, maar de conclusie is in strijd met meer dan een eeuw politieke ervaring.

De manier om de krachtsverhouding te veranderen is zichtbaar te strijden voor eisen waar miljoenen mensen zich achter kunnen scharen. Dat betekent dat socialisten die in vijandige parlementaire organen worden gekozen, zich moeten concentreren, niet op voorstellen die kans maken op een parlementaire meerderheid, maar op voorstellen die de mensen op straat zullen helpen mobiliseren. Dit is echter niet eens een serieuze discussie in de DSA. De door de DSA gesteunde verkozenen zijn geen verantwoording schuldig aan de organisatie en nemen zelden deel aan debatten over strategie en tactiek.

Bijgevolg gaan campagnes van kandidaten voor Medicare for All en de Green New Deal niet gepaard met grassroots, buitenparlementaire bewegingen. Er zijn geen echte massabewegingen rond deze thema’s. Hoewel veel DSA-leden hardwerkende activisten zijn, bijvoorbeeld in belangrijke vakbondsstrijd, richt de organisatie zelf zich grotendeels op verkiezingen.

De grenzen van deze focus werden duidelijk toen miljoenen mensen in 2020 na de politiemoord op George Floyd de straat op gingen voor Black Lives Matter. Niet alleen werd de DSA verrast – dat was bijna iedereen – maar de overgang naar een gecoördineerde deelname aan een radicale straatbeweging leek de capaciteit van de organisatie te boven te gaan. Radicale DSA-eisen voor herstelbetalingen aan Afro-Amerikanen en voor BDS zijn nauwelijks in daden omgezet. In feite heeft het National Political Committee van de organisatie haar BDS en Palestina Working Group ontmanteld omdat die kritiek had op de pro-Israëlische standpunten van DSA Congreslid Jamaal Bowman. [3] Dergelijke stappen riskeren, in de woorden van Moody, ‘een stap terug naar het sociaaldemocratische verleden van de DSA en de erfenis die haar nog steeds achtervolgt’ (pagina 173).

De grondgedachte

De huidige DSA meerderheid is het er in principe over eens dat buitenparlementaire bewegingen de sleutel zijn en dat zelfs in de electorale arena de Democratische Partij nooit voor het socialisme gewonnen kan worden. Daarom verwerpen ze de oude ‘herschikkingsstrategie’ om de Democratische Partij naar links te bewegen. Deze strategie bepaalde het electorale werk van de groep vóór 2016 grotendeels. In plaats daarvan pleiten de dominante tendensen van de DSA tegenwoordig voor een langdurige, ‘rafelige breuk’ met de Democratische Partij, of in sommige gevallen voor het opbouwen van een ‘surrogaatpartij’ daarbinnen. Tot de grote verdiensten van Moody’s boek behoren zijn sterke, inzichtelijke argumenten tegen deze tactiek.

Ten eerste, zo laat Moody zien, is de diagnose van de DSA-leiding van het probleem verkeerd. Over het algemeen stellen ze dat een Amerikaans kiesstelsel gebaseerd op verkiezingen in districten met slechts één afgevaardigde een doorbraak voor een socialistische of arbeiderspartij uiterst moeilijk maakt. Moody wijst erop dat de Britse Labour Party (in het begin van de 20e eeuw) en de Canadese New Democratic Party (een halve eeuw geleden) dezelfde obstakels tegenkwamen en overwonnen.

Niet het kiesstelsel, maar de ‘hervormingen’ uit het Progressive-tijdperk in de eerste decennia van de vorige eeuw hebben de Amerikaanse arbeiderskiezers hun stem ontnomen. Hierdoor werd de opkomst van de arbeidersklasse uitzonderlijk laag en viel de electorale basis voor een arbeiderspartij grotendeels wegviel. Niet een ‘dirty break’, maar alleen een radicale, buitenparlementaire, op de klasse gebaseerde beweging kan dit obstakel uit de weg ruimen. Als de belangrijkste radicale historicus en strateeg van de Amerikaanse arbeidersbeweging van de afgelopen generatie concludeert Moody dat ‘een oriëntatie van de vakbonden op socialistisch vakbondswerk essentieel is’ om ‘de onafhankelijkheid van de vakbonden van het kapitaal en … van de afhankelijkheid van de vakbondsleiding van de Democratische Partij’ veilig te stellen (pagina 25).

Bij gebrek aan een onafhankelijke arbeidersbeweging is de Democratische Partij sinds de jaren zeventig steeds verder naar rechts opgeschoven, niet alleen politiek maar ook structureel. Moody beschrijft in detail de vele manieren waarop neoliberale krachten die het kapitaal dienen hun greep op de partij hebben verstevigd.

Zonder leden aan de basis en dus zonder een leiderschap dat verantwoording aflegt, is de Democratische Partij in plaats daarvan steeds meer een product geworden van fondsenwervingscomités en de niet-partijgebonden ‘Super PACS‘ die geld van bedrijven en rijken doorsluizen naar hun favoriete Democratische kandidaten. Deze structuur maakt het uiterst moeilijk om zittende kandidaten in Democratische voorverkiezingen te verslaan en dat gebeurt dan ook zelden.

Deze partijstructuur verjaagt ook min of meer doelbewust de kiezers uit de arbeidersklasse, die van de jaren dertig tot de jaren zestig een groot deel van de basis van de partij vormden. Vandaag de dag, zo laat Moody zien, is de Democratische Partij steeds meer de favoriete partij van hoogopgeleide, kleinburgerlijke en burgerlijke lagen. Ondertussen daalde het aantal mensen met een inkomen van 50.000 dollar of minder die de voorkeur gaven aan de Democraten van 48 procent van de kiezers in 2016 naar 35 procent in 2020 (pagina 35). Als percentage van de Democratische kiezers daalde het aantal kiezers van vakbondshuishoudens van 32 procent in 2000 naar 21 procent in 2020 (pagina 69). Zwarten en latino’s vormen ook een steeds kleiner deel van de Democratische kiezers (pagina 82-83).

Dit ondermijnt zo’n beetje de hele grondgedachte achter de ‘dirty break’ en de ‘surrogaatpartij’ tactiek van de DSA. Een breuk met de Democratische Partij uitstellen tot er een sterke basis is opgebouwd, betekent deze breuk voor altijd uitstellen, want de hele structuur van de partij is erop gericht dat de progressieve vleugel zwak en onderworpen blijft. En elke poging om een linkse ‘surrogaatpartij’ op te bouwen binnen de Democratische Partij wordt voortdurend ondermijnd door de sterke aantrekkingskracht van geld en de druk op zelfs de meest progressieve Democratische ambtsdragers. Gezien de enorme middelen die in handen zijn van de leiders van de Democratische Partij en machthebbers die hen steunen, concludeert Moody: ‘De ongelijkwaardigheid is enorm (pagina 53). 

Rustin

Moody illustreert de zinloosheid van het werken binnen de Democratische Partij door het verhaal te vertellen van een favoriete historische figuur van de huidige strategen van de DSA, burgerrechten- en vakbondsorganizer Bayard Rustin. Rustin, een charismatische, welbespraakte, homoseksuele zwarte leider en de centrale organisator van de March on Washington in 1963, is vandaag de dag voor velen op links een icoon. Zijn artikel ‘From Protest to Politics’ uit 1965 is nu welhaast een bijbel voor linkse voorstanders van werken binnen de Democratische Partij.

Maar zoals Moody opmerkt, weerspiegelde het artikel een evolutie waarin ’tegen de jaren zestig [Rustin] tragisch genoeg nog verder dan Harrington naar rechts van de sociaal-democratie opschoof dan Harrington’ (pagina 3) [4]. Moody, die terugdenkt aan zijn eigen activistische geschiedenis vanaf het begin van de jaren zestig, wijst erop dat de succesvolle zwarte politieke strategie die van 1941 tot 1963 werd gevolgd en in praktijk werd gebracht door Rustin en zijn mentor A. Philip Randolph, gebaseerd was op een veel onafhankelijkere en strijdbare aanpak dan die Rustin in zijn artikel uit 1965 voorstond.

Moody concludeert dat in de jaren zestig en zeventig ‘de burgerrechtenbeweging de opstand van de ‘oude’ vakbonden, de opkomst van de vakbonden voor overheidspersoneel, de vrouwen- en homobevrijdingsbewegingen, enzovoort inspireerde’. De lessen van die jaren leren betekent ‘zowel klasse als racisme serieus nemen en begrijpen dat macht voortkomt uit de onafhankelijke organisatie en acties van de uitgebuitenen en onderdrukten zelf’ (pagina 107). 

Hoe zit het met Trump?

Helaas is dat nu niet de benadering van de meeste Amerikaanse socialisten. In plaats daarvan zitten socialisten gevangen in de rol van dienaren van liberale en centristische Democraten in hun strijd met een schuimbekekkend rechtse Republikeinse Partij. Moody karakteriseert de huidige politieke situatie in de VS terecht als een van ‘polarisatie en impasse’, ‘geworteld in diepe verdeeldheid binnen de kapitalistische klasse die nu geconfronteerd wordt met haar eigen crises’, wat leidt tot wat Mike Davis een ‘politieke loopgravenoorlog en patstelling heeft genoemd’ (pagina 6).

Een belangrijke factor die de nieuwe DSA parten speelt is natuurlijk de opkomst, het presidentschap en de aanhoudende politieke kracht van Donald Trump. Meer dan argumenten over ‘dirty break’-tactieken is de angst voor Trump en het Trumpisme waarschijnlijk de meest dwingende factor geweest om jonge radicale DSA’ers te laten stemmen en werken voor de Democraten.

Het argument voor een breuk met de Democratische Partij moet deel uitmaken van een argumentatie dat onafhankelijke politiek van vitaal belang is voor een effectieve strijd tegen extreemrechts. Moody stelt terecht dat het verslaan van ‘de georganiseerde massale extreemrechtse partijen … een niveau van basisorganisaties en zelfs zelfverdediging vereist dat niet verenigbaar is met conventionele, gedigitaliseerde campagnevoering’ (pagina 175). Uitbreiding en verdieping van deze argumentatie had de aantrekkingskracht van Breaking the Impasse op jonge DSA’ers kunnen versterken.

Maar zelfs in de huidige buitengewoon moeilijke situatie heeft de extreme polarisatie van de Amerikaanse politiek in zekere zin openingen gecreëerd voor onafhankelijke linkse politiek, zelfs in de electorale arena. Zoals Moody opmerkt, toonden Gallup-peilingen in 2010 en 2012, zelfs vóór Sanders’ presidentsverkiezingen van 2016, grote en toenemende steun onder de bevolking in de VS voor het socialisme (pagina 57).

In veel gebieden is het argument dat linkse rivalen van Democraten Republikeinse kandidaten in de kaart zouden spelen door de progressieve stem te verdelen, weinig overtuigend. Veel Amerikaanse congresdistricten zijn namelijk in feite ‘eenpartijstaten’. In 39 door Democraten gedomineerde congresdistricten was er in 2020 helemaal geen Republikeinse kandidaat. In nog eens 60 andere wonnen de Republikeinen minder dan een derde van de stemmen (pagina 33). In deze districten zou een linkse partij de Republikeinen kunnen vervangen als de belangrijkste oppositiemacht. In de stad San Francisco zijn er de afgelopen jaren momenten geweest waarop de Groenen de Republikeinen inderdaad hebben verdrongen als belangrijkste oppositiepartij.

Moody waarschuwt: ‘Als er in de VS een nieuwe, op de arbeidersklasse gebaseerde politieke partij van links komt, dan zal die veel meer moeten zijn dan een electorale organisatie. De koers van ‘de nieuwe radicale partijen in Europa, zoals Podemos’ laat zien ‘dat vooral focussen op verkiezingen (…) tot tegenslagen of nederlagen leidt’ (pagina 168-69). Op lange of zelfs middellange termijn is Moody’s betoog overtuigend. De zwakke aanwezigheid in bewegingen van een derde partij als de Amerikaanse Groenen maakt het een slechte basis voor de partij die links nodig heeft.

Moody onderschat echter wellicht enigszins de relatieve autonomie van de politiek, die zelfs electoralistische linkse krachten voor korte perioden in beperkte mate nuttig kan maken. In die zin kan de zwakke steun op links in de VS voor de Groene presidentskandidatuur van Howie Hawkins in 2020, die een reeks goed beargumenteerde ecosocialistische standpunten naar voren bracht, worden gezien als een gemiste kans. [5]

Afgezien van dergelijke kritiek bevat Breaking the Impasse een schat aan bewijsmateriaal en analyses die de dringende noodzaak aantonen van een nieuwe, onafhankelijke koers voor de Amerikaanse socialistische beweging, door een briljante denker die kan putten uit 60 jaar studie- en activistische ervaring. Het verdient een zo breed mogelijk publiek.

Voetnoten

[1] Voor de volledigheid: ik begon mijn leven ter linkerzijde bij de NieuwLinkse organisatie New American Movement (NAM) en was tegen de fusie van de NAM met de DSOC in 1982 tot de DSA.

[2] Er zijn verschillende versies van de Green New Deal. Green Party presidentskandidaat Howie Hawkins voerde in 2020 campagne voor een Green New Deal die het kapitalisme radicaler zou hebben uitgedaagd dan Sanders’ versie.

[3] Voor details over dit geschil, zie Andy Sernatinger, ‘To Rule an Empty Palace: The BDS Dispute in DSA’, Tempest, 3 april 2022.

[4] Voor een bespreking van Rustins evolutie naar rechts, zie mijn bespreking van John D’Emilio’s biografie: Peter Drucker, ‘The Prophet Gone Astray’, Against the Current 114, jan.-feb. 2005.

[5] Ik heb dit beargumenteerd in ‘Left Politics after Sanders: Think Internationally, Historically and Dialectically’, New Politics (online), 27 april 2020.

Dit artikel stond op International Viewpoint. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.