Ga naar de inhoud

Vrijhandelsakkoord EU/VS: voorkomen is beter dan genezen

De Europese Commissie onderhandelt sinds enige tijd met het Amerikaanse ministerie van handel over een toekomstig EU/VS vrijhandelsverdrag. Als bestaande vrijhandelsverdragen met de VS een voorbeeld zijn, voorspelt dat weinig goeds voor de EU-burger met een loon als enig inkomen.

12 min leestijd

Een lange traditie van ‘vrije’ handel

De VS is altijd al een voorstander geweest van vrijhandelsverdragen. Daarin volgen ze de lijn van hun vroegere koloniale heerser en tegenwoordig trouwste bondgenoot, Groot-Brittannië. Terwijl de onderhandelingen tussen de EU en de VS lopen, is het best even terug te blikken op de meest recente verdragen die de VS gesloten heeft. Wat waren daar de gevolgen van?

Minder bekend dan zijn illustere opvolger NAFTA is het vrijhandelsverdrag tussen Canada en de VS van 1987. Canada is historisch altijd verdeeld geweest over zijn verhouding met de VS. Meer liberaal denkende politici streefden zelfs naar een vereniging met de zuiderbuur. De sociaal-democraten hadden echter een sociale verzorgingsstaat naar Europees model voor ogen. Ook zij zijn uiteindelijk bezweken voor de zogenaamde derde weg van Tony Blair. 

Het verdrag van 1987 werd onmiddellijk bekritiseerd omdat het de sociale bescherming van de Canadezen bedreigde. In de VS was er daarentegen nauwelijks weerstand, al was het maar omdat de bevolking nauwelijks van het afsluiten van deze akkoorden op de hoogte was.

NAFTA en andere ‘vrije’ letterwoorden

In 1994 werd dit verdrag vervangen door het North Amercian Free Trade Agreement (NAFTA) tussen Canada, de VS en Mexico. President Bill Clinton (1993-2001) voerde het in, maar deed in feite niets meer dan de tekst overnemen zoals die al was onderhandeld onder president Bush Sr. (1989-1993).

De manier waarop dit verdrag er kwam, spreekt al boekdelen over wat het eigenlijk betekent. Clinton liet het akkoord via een spoedprocedure zeer snel ratificeren en passeerde alle voorziene stappen die normaal van toepassing zijn. De wet voorziet dat de vakbonden voorafgaand aan elk handelsverdrag hun advies moeten kunnen geven. Dat deed Clinton inderdaad, twéé dagen voor het werd geratificeerd.

In de Amerikaanse massamedia waren de sterreporters het unaniem eens, dit verdrag zou duizenden banen creëren en grote winsten opleveren. De bezwaren van de vakbonden werden van tafel geveegd, of liever, ze werden niet eens vermeld. Het merendeel van de Amerikanen wist niet eens wat er veranderd was op 1 januari 1994; laat staan dat ze de bezwaren van de vakbonden kenden. 

Geen gelijkwaardige partners

Critici wijzen op de inherente contradictie tussen de naam van het verdrag en de economische realiteit. Kan Canada nog enigszins weerwerk bieden, dan was dat voor Mexico in geen enkel geval zo. Mexico was gewoon geen gelijke onderhandelingspartner en heeft de facto aanvaard wat de VS het oplegde.

Noam Chomsky zei daar toen over: “Het Noord-Amerikaanse vrijhandelsakkoord gaat niet over vrijhandel, maar over de overname van de economie door grote bedrijven.  Het is niet eens een ‘akkoord’ want de betrokken bevolkingen hebben er niets aan te zeggen gehad. Het enige wat er juist aan is, is dat het Noord-Amerikaans is.”

De gevolgen zijn vandaag genoegzaam bekend. Canada is stilaan afgegleden naar een sociaal model dat dichter bij de VS aanleunt dan bij Europa, waar het historisch nochtans altijd zeer verwant mee was. Voor Mexico, of liever voor de gewone Mexicaan, is NAFTA een sociale ramp geworden.

Van gesubsidieerde mais tot drugshandel

Het dumpen van gesubsidieerde mais uit de zuidelijke staten van de VS heeft miljoenen Mexicaanse boeren geruïneerd en naar de steden en de goedkope bandarbeid van de ‘maquiladoras’ gedreven, of naar de illegaliteit in de landbouw en de textiel over de grens in de VS. Toen is ook de geweldexplosie van de drugshandel uitgebroken. Die handel is voor vele duizenden Mexicanen immers het enige overblijvende alternatief om te overleven.

Maar ook de Amerikaanse werkende mens heeft de gevolgen gevoeld. Duizenden bedrijven zijn gedelokaliseerd naar Mexico, niet omdat ze verlies maakten, maar omdat ze in Mexico nog meer winst konden maken, dankzij de spotgoedkope arbeid daar. De bedrijven die bleven hebben het dreigement van delokalisatie permanent ingezet om lagere lonen af te dwingen. De enigen die tot vandaag wel varen bij dit verdrag zijn de economische elites in de drie lidstaten van NAFTA die immense rijkdommen vergaarden. Het inkomensverschil tussen arm en rijk is sinds 1994 spectaculair toegenomen.

Kort na de oprichting van NAFTA begon de VS de Free Trade Area of the Americas (FTAA) te bepleiten, een vrijhandelszone die alle Amerikaanse landen, behalve Cuba, zou omvatten. ‘Bepleiten’ is hier enigszins een eufemisme, een betere omschrijving is ‘afdwingen’.  Met tientallen jaren onafgebroken economische en militaire hegemonie over de Amerika’s achter de kiezen, ging men er in de VS van uit dat dit net als met NAFTA een fluitje van een cent zou worden.

VS-hegemonie wankelt, FTAA mislukt

Dat was een zware misrekening. Niet alleen is de FTAA er nooit gekomen, er zijn zelfs handelsverdragen afgesloten tussen Latijns-Amerikaanse landen waar de VS (en Canada) niet eens werden voor gevraagd. Hoewel de media hier steevast de rol van de overleden president van Venezuela Hugo Chávez in de verf zetten als de man hierachter, waren nieuwe instellingen als Mercosur, ALBA en Banco del Sur een antwoord op de FTAA, dat vooral door Argentinië en Brazilië werd gepusht en verwezenlijkt. De VS zag zich verplicht zijn heil te zoeken in bilaterale akkoorden. Op zijn pogingen die akkoorden te sluiten, kwam weinig respons.

Ook de onderhandelingen voor een uitbreiding van het reeds bestaande Trans-Pacific Strategic Economic Partnership (TPSEP),  tussen Chili, Nieuw-Zeeland, Brunei en Singapore,  tot het Trans-Pacific Partnership (TPP) naar het merendeel van de kuststaten rond en in de Stille Oceaan, lopen niet van een leien dakje. Dit alles is een nauwelijks omfloerste poging van de VS om de stijgende economische invloed van China in de regio te counteren. Ook de militarisering van de regio moet in die context gezien worden.

De VS kan er niet zomaar meer zijn wil opleggen. Teken aan de wand, de VS (en Canada) werd op de laatste algemene vergadering van de Organisatie van Amerikaanse Staten bijna volledig gepasseerd, niet dat daar in ‘onze’ media veel aandacht voor was (zie dit artikel).

BRICS

Na NAFTA is de VS er dus niet meer in geslaagd haar neoliberale agenda aan de wereld op te dringen. Er zijn zelfs verbanden ontstaan die daar regelrecht tegen ingaan, zoals bij voorbeeld de samenwerking tussen de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika).  Economen voorspellen dat het gezamenlijke BNP van de BRICS-landen dat van de VS en de EU samen zal voorbijsteken tegen 2020

De vraag is waarom dit vrijhandelsverdrag er nu zo nodig moet komen.

De handelsbalans tussen de EU en de VS is zelfs nu tijdens de economische crisis nog steeds positief ten voordele van de EU. De EU heeft meer belang bij goede handelsrelaties met nabije buur Rusland, met China en met Brazilië en India.

De vraag is dus waarom dit vrijhandelsverdrag er nu zo nodig moet komen. Het is een poging van de kant van Amerika om alsnog een handelsblok te vormen dat tegen BRICS op kan. Er is ook de militaire samenwerking tussen de VS en de EU in NAVO-verband. De VS mag dan al het pleit verliezen op zowat alle vlakken, op het militaire vlak zijn de Amerikanen immers nog steeds  de onbetwiste wereldleider. Het is dus tevens een poging van de VS om die militaire verankering met Europa te vrijwaren.

EU ten dienste van VS

In een aanbeveling van de Europese Commissie van 12 maart 2013 aan de Europese Raad van regeringsleiders raadt de Commissie aan “onderhandelingen te starten voor een alomvattend handels- en investeringsakkoord, genaamd Transatlantisch Handels- en Investerings Partnerschap, tussen de EU en de VS”.

Het jargon dat daarin gebruikt wordt, maakt duidelijk waar dit naar toe gaat. In een voorafgaand memorandum van 3 pagina’s geeft de Commissie de context waarin het streven naar dit vrijhandelsverdrag een goede zaak zou moeten zijn voor de EU. (De hieronder vermelde citaten uit de tekst zijn vertalingen uit het Engels. Deze vertalingen zijn zwaar om lezen, de originele Engelse tekst is echter nog minder verteerbaar.)

De allereerste alinea van dit memorandum zegt al genoeg over het ideologische denkkader van de onderhandelaars: “De EU en de VS delen politieke en economische belangen gebaseerd op democratie, de rechtstaat en universele mensenrechten. Zowel de EU als de VS zijn globale actoren die een substantiële bijdrage leveren aan wereldvrede en –veiligheid en die globale uitdagingen zoals de vermindering van de armoede aanpakken.”

Dit akkoord moet “zoveel mogelijk barrières tegen handel en investeringen wegwerken, onnodige kosten en administratieve rompslomp tot een absoluut minimum herleiden en niveaus van gezondheid, veiligheid en leefmilieubescherming bereiken die beide partijen gepast vinden”. Dit akkoord zal ook gaan over de “wederzijdse liberalisering van de handel en investeringen in goederen en diensten … door onnodige regelgeving op te heffen. Dit akkoord zal zeer ambitieus zijn, en verder gaan dan bestaande WTO-afspraken.”

Democracy at work

Alles is uiteraard zeer democratisch verlopen want  De lidstaten en de civiele maatschappij werden geconsulteerd voorafgaand aan de voorbereiding van de ontwerpteksten van de richtlijnen voor de onderhandelingen”. Maar goed, dit akkoord zal heel redelijk zijn: “Het Akkoord zal .. streven naar de verzekering en de facilitering van het respect voor internationale en arbeidsakkoorden en standaarden, terwijl het hoge niveaus van bescherming van het leefmilieu en de arbeid zal promoten.”

Qua investeringen mag men er eveneens gerust in zijn want: “Het doel van de onderhandelingen over investeringen zal zijn om een liberalisering te onderhandelen van investeringen en van voorzieningen voor de bescherming (van de investeerders), waaronder methodes om gerechtelijke disputen tussen investeerder en staat te regelen, op basis van de hoogste standaarden van liberalisering en de hoogste standaarden van bescherming (van de investeerders), die beide partijen (de VS en de EU) tot vandaag hebben onderhandeld.”

Het venijn zit hem meestal in de staart, zoals hier: “De objectieven van … het akkoord … moeten zijn dat, zonder vermindering van het recht van de EU en de lidstaten om, volgens hun respectieve bevoegdheden, maatregelen te beslissen en op te leggen, nodig voor het nastreven van legitieme beleidsobjectieven zoals sociale, leefmilieu-, veiligheids- en openbare gezondheidsobjectieven op een niet-discriminerende wijze …..”

Om alles af te ronden wordt er voorzien dat “het akkoord staatsmonopolies zal aanpakken (‘address’), alsook staatsbedrijven en bedrijven met speciale of exclusieve rechten.” En als er dan ooit al eens een geschil rijst, wordt ook daar voor gezorgd: “Het akkoord zal een geschikt mechanisme voor de regeling van geschillen omvatten dat zal verzekeren dat de partijen (de VS en de EU) gemeenschappelijk overeengekomen regels naleven.”

Bombastische taal verbergt antisociale agenda

Wie niet gewend is dit soort teksten te lezen, zal verbaasd zijn over zoveel zwaarwichtig taalgebruik. Dat is echter traditie in deze middens. Een en ander wordt immers geschreven om al te duidelijke politieke stellingnames te verdoezelen, om impopulaire maatregelen te minimaliseren en om de economische machthebbers de vrijheid van interpretatie te geven, die er van bij de start al achter zit, maar er om politieke redenen niet al te letterlijk in wordt geformuleerd.

Dit akkoord is niet meer of niet minder dan een aanval op de wezenlijke kenmerken van de sociale welvaartstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Nergens wordt vermeld dat nationale regels en wetten over sociale aangelegenheden zoals arbeidscontracten, verloningen en arbeidsvoorwaarden zullen worden gerespecteerd. Nergens wordt vermeld dat nationale regels zullen worden gerespecteerd.

Alleen die regels zullen worden toegepast die “beide partijen gepast vinden”, “die verder gaan dan de bestaande WTO-afspraken”. Het akkoord zal enkel en alleen “streven naar het respecteren van internationale arbeidsnormen en bescherming van arbeid en leefmilieu promoten”. Die regels van de Internationale Arbeids Organisatie (IAO) legt normen vast die veel minder ver gaan dan de bestaande sociale wetgeving in de meeste EU-lidstaten.

Democratie irrelevant maken

Bedrijven zullen hun geschillen met de staat kunnen regelen door middel van specifieke mechanismen om gerechtelijke disputen tussen investeerder en staat te regelen. Concreet betekent dit onder andere dat Amerikaanse bedrijven het recht zullen hebben ‘discriminatie’ in te roepen of  ‘oneerlijke concurrentie’ wanneer zij aan bijvoorbeeld de Belgische sociale wetgeving moeten voldoen, terwijl een Belgisch bedrijf dat in een deelstaat zoals Arizona, waar vakbonden verboden zijn, niet aan de Belgische sociale wetgeving zal moeten voldoen.

Bovendien zal dat bedrijf daarvoor niet langs de Belgische rechtbank moeten passeren. Tevens voorziet het akkoord dat alleen regels die ‘gemeenschappelijk overeengekomen zijn’ moeten worden nageleefd. Amerikaanse bedrijven hebben zo al in Mexico de (op zich al reeds zeer zwakke) wetten voor arbeid en leefmilieu naast zich kunnen neerleggen. Eenzelfde regeling onder NAFTA heeft Amerikaanse bedrijven in Canada toegelaten om strengere milieunormen in hun fabrieken in Canada niet na te leven.

Dit akkoord wil het onmogelijk maken voor nieuwe regeringen om na verkiezingen voor een ander sociaal-economisch beleid te kiezen. Verkiezingen worden niet afgeschaft, ze worden irrelevant.

Maar goed, het is allemaal perfect democratisch want ‘de lidstaten en de civiele maatschappij werden geconsulteerd’. Dit akkoord streeft in de werkelijkheid een ondermijning van de democratie na. Het maakt het immers onmogelijk voor nieuwe regeringen om na verkiezingen van economisch beleid te veranderen. Met andere woorden, verkiezingen worden irrelevant. De neoliberale agenda, die hier achter zit, wordt verankerd en onomkeerbaar gemaakt. De grote bedrijven en de één procent zullen er wel bij varen. De rest kan het schudden.

Wat met MIA kon, kan nu ook

Er is op dit ogenblik nog zeer weinig aandacht voor deze onderhandelingen. Fataliteit is echter uit den boze. Dit verdrag tegenhouden kan wel degelijk. In 1994, het jaar dat NAFTA tot stand kwam, poogden een aantal lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een Multilateraal Investerings Akkoord (MIA) af te dwingen.

Na een vier jaar lang aangehouden intensieve wereldwijde campagne van de civiele maatschappij in de betrokken landen werd het voorstel voor MIA afgevoerd. Pogingen om het idee achter dit akkoord er alsnog door te krijgen, werden nooit stopgezet, zoals blijkt uit de pogingen om dit vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU tot stand te brengen.

Het is nu de hoogste tijd voor de civiele maatschappij om de strijd tegen dit nieuwe akkoord in gang te zetten.