Ga naar de inhoud

Vooruitblik op Common Wealth van Antonio Negri en Michael Hardt

Tijdens het Europees Sociaal Forum (Malmö, 20 september 2008) hield Michael Hardt een presentatie (video) over Common Wealth, ofschoon het boek pas medio 2009 zal verschijnen. “We hebben alternatieven nodig voor het idee dat alleen privaat of publiek eigendom onze enige opties zijn”, zei Michael Hardt tijdens die presentatie (Antonio Negri kon daarbij niet aanwezig zijn). De filosoof, schrijver en criticus, en de hoofdredacteur van Le Monde diplomatique (Oslo) Remi Nilsen nam een interview af met Michael Hardt. Een vertaling daarvan is hieronder afgedrukt.

19 min leestijd
Placeholder image

(De vertaling in het Nederlands geschiedde door Henk van de Keur, van d4net Daarvan is ook de inleiding hieronder)

De marxistische denkers Antonio Negri en Michael Hardt zijn de auteurs van de politiek-filosofische werken Empire en Multitude. De belangrijkste stelling in Empire (2000) is dat in het globaliseringstijdperk een nieuwe vorm van kapitalistische soevereiniteit ontstaat, die Hardt en Negri ‘Empire’ noemen. Over het kern begrip ´multitude´ uit Empire schreven zij een volgend boek en nu verschijnt er binnenkort Common Wealth waarin zij nog dieper op de materie ingaan.
Het zijn geen makkelijk toegankelijke boeken. Michael Hardt heeft in een interview met Remi Nilsen geschetst waar het nieuwe boek over gaat. Als D4net vonden we het van belang dit artikel te vertalen. Wat ons aanspreekt aan Negri en Hardt is dat ze proberen een stap vooruit te zetten in plaats van te blijven hangen in oude theorievorming. Het is een serieuze poging grip en inzicht te krijgen op de ontwikkelingen om ons heen. Vooral het nog te verschijnen boek biedt met het begrip ‘gemeenschappelijkheid’ aanknopingspunten voor ook niet-marxistische denkers en doeners om een visie te ontwikkelen in de oplossing voor de problemen die op ons afkomen. Het overstijgt de oude tegenstelling kapitalisme-socialisme en probeert voorbij deze systemen te denken.

—————————–

We moeten onze politieke mogelijkheden verbreden
door Remi Nilsen
Interview met Michael Hardt

Remi Nilsen: Het komende boek van Antonio Negri en u zal Common Wealth worden genoemd.
Michael Hardt: Ja, we hebben het manuscript net ingeleverd bij de redactie. Het zal dus nog enige tijd duren voor het uitkomt.
Het werkt bij onze boeken zo dat zodra een boek klaar is we gelijk beginnen met het te bekritiseren. Toen we Empire af hadden hadden wij het gevoel dat hoewel het concept van ‘multitude’ (‘de menigte’) centraal stond voor ons en voor het boek, we dit niet voldoende hadden ontwikkeld op de manier waarop wij dat wilden. Vandaar dat het volgende boek over “de menigte” ging. Na dat boek voelden we dat het begrip van ´het gemeenschappelijke´ centraal stond, maar dat dat niet voldoende ontwikkeld was..
Het is niet zo dat onze boeken over maar één ding gaan – uiteindelijk gaan ze over veel dingen – maar het uitgangspunt was “the common” (´het gemeenschappelijke`), ´the common wealth´.* Te vaak zien we de wereld alleen in termen van privaat en publiek eigendom. Marx zegt op een bepaald punt in zijn Parijse manuscripten (1844): “Privaat eigendom heeft ons dom gemaakt.” En het heeft ons deels dom gemaakt in de zin dat we het gemeenschappelijke niet kunnen herkennen. Wij neigen ertoe te denken dat niet alleen privaat eigendom maar ook publiek eigendom ons dom heeft gemaakt in die zin dat we slechts in staat zijn te denken dat privaat of publiek eigendomsrecht de enige opties zijn. Toch is een groot deel van de wereld nog steeds ‘common’. Er wordt hierover op dit moment veel geschreven en gesproken, maar het begrip lijkt in het algemeen te worden gebruikt in zijn premoderne betekenis: het volk, gedeeld land, gedeelde bossen, etc. Wij zijn echter meer geïnteresseerd in universele productie: ideeën, beelden, sociale verhoudingen… dingen die moeilijk te privatiseren zijn. Dat is wat ‘the multitude’ gemeen heeft, de gedeelde vermogens zoals taal kunnen niet worden geprivatiseerd…
Of als ze wel ze zijn geprivatiseerd, vernietigt dit hun productiviteit. Als een taal privaat eigendom was zou het niet communicatief zijn, maar als het op dezelfde manier wordt gereguleerd door de staat verliest het zijn capaciteit voor innovatie.
Taal is een goed voorbeeld, omdat het zo snel wordt vernietigd door of privaat of publiek eigendom. Een ander – klein maar belangrijk – voorbeeld is het Internet, de code en de informatie. De open source beweging heeft lange tijd gezegd dat de periode van open toegang tot code en informatie een periode van grote creativiteit en expansie van Internettechnologieën en –ontwikkeling was. Als dingen zijn geprivatiseerd – zowel informatie als code – is de creativiteit geblokkeerd. En wat Negri en ik proberen te begrijpen met het begrip van het biopolitieke, of wat we soms onhandig ‘immateriële’ productie noemen, is precies dit: ideeën, informatie en code, maar ook beelden, begrippen, en sociale verhoudingen. Eén van de hypotheses die we proberen te ontwikkelen is dat deze vorm van productie vandaag dominant aan het worden is, op dezelfde of een soortgelijke manier als de industriële productie dat was in een eerder tijdperk. Al deze ´immateriële´ producten neigen er toe gemeenschappelijk te zijn. Het is niet dat je informatie of kennis niet kunt privatiseren, dat gebeurt alsmaar, maar het is meer dat ze a) moeilijk te privatiseren of publiek te maken zijn omdat ze oneindig reproduceerbaar zijn, en b) hun productieve capaciteit verliezen als ze worden geprivatiseerd.
Op dezelfde manier denken we over het gemeenschappelijke als een verschillende manier van denken over privaat en publiek eigendom. Wij willen proberen ons een instituut van het gemeenschappelijke voor te stellen. Het gemeenschappelijke als een sociale en politieke vorm dat een alternatief biedt voor zowel het kapitalistische als het socialistische denken (kapitalisme als een uitdrukking van privaat eigendom en socialisme als een uitdrukking van publiek bezit) hetgeen het gemeenschappelijke de basis van een commun-isme zou maken: de instelling van het gemeenschappelijke als een sociale institutie.
Dus het nog te verschijnen boek vervolgt de analyse die we nu al een tijdje aan het hanteren zijn, die van het proberen te begrijpen hoe productie is veranderd. Ik denk dat je het in traditionele termen een analyse van de klassensamenstelling zou noemen. Wat is het dat mensen doen op het werk? Wat is werk heden ten dage? Hoe is het georganiseerd en gestructureerd?


RN: Het komende boek zal dan een verder onderzoek presenteren van Marx’s begrip van het “algemene intellect” van Grundrisse, maar tegelijkertijd lijkt het dat er eerder een verandering gaande is in de richting van “the common” dan van “de menigte” en zijn “verhouding van singulariteiten”?

MH: Ik denk dat er op bepaalde manieren nieuwe richtingen ingeslagen zijn in elk boek, maar ik zie het als een trilogie. Het is een proces geweest van vijftien jaar dat is uitgemond in deze drie boeken. En in elk boek proberen we ons bezig te houden met de vragen die gesteld zijn, in plaats van het najagen van een radicaal uitgangspunt.
Deel van de uitdaging is herkennen hoe pluriformiteit en het gemeenschappelijke niet alleen verenigbaar zijn, maar ook wederzijds noodzakelijk, in plaats van conflictueus te zijn. Omdat men normaliter denkt over eenheid en pluriformiteit als zijnde elkaar´s tegenovergestelden, heb je of het één of het ander. Wij denken daarentegen dat gemeenschappelijkheid en pluriformiteit filosofisch complementair zijn

RN: Als je zegt dat deze immateriële vorm van productie dominanter wordt dan de industriële, zie je dan een conflict tussen deze vorm van productie en de bestaande vorm van productie, vooral met de bestaande kapitalistische vorm van productie?
MH: Zo zie ik het. Publiek en privaat eigendom gaan hand in hand, kapitaal heeft altijd de staat nodig als zijn mechanisme. En wat wij kapitalistische of socialistische staten noemen zijn verschillende mixen van privaat en publiek eigendom. Vanuit dit perspectief lijkt de gemeenschappelijkheid tussen die twee veel inniger.
Misschien ben je bezorgd dat ik op deze wijze het conflict met kapitaal op een lager plan zet. Maar ik denk dat ons politieke alternatief wordt verarmd als het tot publiek eigendom te maken de enige oplossing is waarover we kunnen nadenken.
Laat me een wat meer concreet voorbeeld geven. De beste analyse die we van neoliberalisme hebben deelt – voorbij hun analyses van het kwaad van privatisering – de aanname dat het noodzakelijk is om staatsoplossingen op te leggen, d.w.z. of Keynesiaanse of socialistische modellen. Daarbij denk ik aan de analyses die ik het meest bewonder: The Shock Doctrine van Naomi Klein en A Brief History of Neoliberalism van David Harvey. Geen van beiden zeggen expliciet wat het alternatief is, en ik denk dat elke kritiek op het neoliberalisme zou moeten reflecteren op welke alternatieven we hebben, over wat anders zou zijn dan het neoliberalisme. Beide auteurs schijnen aan te nemen dat sommige vormen van staatsregulering en controle het alternatief is. Maar ik denk dat we andere alternatieven nodig hebben omdat deze modellen mij niet aanspreken. Er moet iets beter zijn, en dat bedoel ik niet op een absolutistische manier a la “als we de staat morgen niet kunnen afschaffen… ”. Het is nodig om onze politieke mogelijkheden te vergroten.

RN: In zowel Empire als Multitude bekritiseren jullie het begrip ´soevereiniteit´. Veel critici hebben geclaimd dat de oorlogen in Irak en Afghanistan de centrale premissen van deze boeken hebben gefalsificeerd, in die zin dat bijvoorbeeld het verzet in Irak is gebaseerd op een idee van nationale soevereiniteit. Maar jullie zijn nog steeds niet enthousiast over het verzet in zijn concrete vorm in Irak en Afghanistan?
MH: De vijand van onze vijand is niet noodzakelijkerwijs onze vriend. Het feit dat hun daadwerkelijk verzet effectief is tegen het Amerikaans imperialisme maakt hen niet perse goed. En zelfs met mijn beperkte kennis, schijnen enkele van hen heel afschuwelijk te zijn.
De hypothese in Empire – waar ik feitelijk meer en meer van overtuigd ben; er zijn andere dingen waarover ik meer en meer twijfel – is niet dat natiestaten er niet langer toe doen, of dat de functies van de natiestaten niet langer belangrijk zijn, maar meer dat we moeten erkennen dat ze functioneren binnen een groter kader, dat ze belangrijke elementen vormen van dit “network power”. Dit leidde ons naar de hypothese dat de VS de wereldwijde orde niet langer kunnen dicteren, in feite kan geen enkele natiestaat dat meer. Het is niet zo dat de VS niet krachtig genoeg zijn, maar dat China, Rusland, of een ander kalifaat dat dan wel zijn. Nee, de voorwaarden voor soevereiniteit, of politieke orde zijn zo veranderd dat geen enkele natiestaat deze nog langer kan controleren. De Bushkliek, Cheney en Wolfowitz, dachten dat ze konden handelen zoals imperialisten, dat zij de wereldwijde orde konden dicteren. En we hebben langzamerhand het bewijs van hun falen gezien, van het uiteindelijke einde van het unilateralisme: eerst het militaire falen, daarna het sociaal en economisch falen in de VS. Ik zie dat als bewijs van de onmogelijkheid voor nationale soevereiniteiten om de wereldwijde orde te dicteren.
Dus moeten we een nieuw concept van ´soevereiniteit´ creëren, of misschien moeten we een ander begrip dan soevereiniteit gebruiken, een begrip dat ons in staat stelt na te denken over deze samenwerking van machten, van politieke en economische dominante natiestaten met corporaties (rechtspersonen) en internationale economische instituten. Maar dit betekent niet dat natiestaten niet belangrijk zijn, noch dat de VS niet belangrijk zouden zijn als een dominante kracht, of dat Bolivia niet belangrijk is als een demarcatie van verdedigingslinies. Het betekent slechts dat ze beschouwd moeten worden in een groter kader.
Als je kijkt naar de schermutselingen die in Bolivia leidden tot Evo’s verkiezing, zie je dat het in 2000 vooral ging om de strijd om water. Het was een typisch neoliberaal privatiseringsverhaal: de Wereldbank vertelde de Boliviaanse regering destijds dat zij de watervoorzieningen moesten privatiseren, omdat de werkelijke productiekosten van het water hoger waren dan de uiteindelijke prijs. Dus ze verkochten het aan een buitenlands bedrijf die de prijzen rationaliseerde, hetgeen betekende dat ze de prijzen verhoogden tot wat de werkelijke kosten waren, en dat leidde tot massale protesten. Tegen wie waren die protesten gericht? Ze waren gericht tegen de Boliviaanse staat, maar ze waren tegelijkertijd ook niet tegen de Boliviaanse staat gericht. Ze waren tegen iets anders. Ze waren tegen de Boliviaanse staat gericht in zoverre deze een onderdeel was van het circuit van internationale instituties (IMF, Wereldbank), internationale bedrijven, en ook, uiteraard, de VS en hun dictaat van een bepaald soort neoliberale economische politiek.
.
RN: Dit is jullie concept in Empire. Veel van de kritiek na Empire en Multitude is dat de oorlog in Irak klassiek imperialisme is. Heeft de Irak-oorlog de basis voor jullie concept veranderd?
MH: Nee. Misschien ben ik halsstarrig of blind maar het heeft mijn overtuiging slechts versterkt. Bush, Cheney en Wolfowitz waren dronken van macht, dus je kunt aannemen dat ze dachten dat ze machtiger waren dan ze eigenlijk waren. Maar degenen van links die ook accepteerden dat Bush, Cheney en Wolfowitz machtiger waren dan ze werkelijk waren, dat zijn degenen die iets te verwijten valt. Ik denk dat hierin een zeker – en nu bedoel ik dat niet karakteriserend – gemakzucht was: “We hoeven niet te denken over nieuwe concepten, want het blijkt dat alles precies zo is als we al dachten, het was gewoon Amerikaans imperialisme. We kunnen alle oude termen blijven gebruiken!” Ik neem aan dat dezelfde mensen nu in staat zijn te erkennen dat dit niet het geval is. Ik ben het met je eens dat de oorlog in Irak een klassiek imperialistisch doel had: het was een imperialistisch streven uitgevoerd door een hansworst die zich vergiste. Bush zien als iets anders is als Napoleon III aanzien voor zijn oom. Dat betekent niet dat ze niet gevaarlijk zijn; ze zijn misschien zelfs gevaarlijker.
Wat Bush en zijn groep hebben bewezen is dat imperialisme dood is, ze hebben aangetoond hoe onmogelijk het is. In plaats van te denken dat deze vorm nog steeds levend is en dat we slechts een nieuwe actor hiervoor nodig hebben, denk ik dat de vorm zelf veranderd is.


RN: De situatie in Georgië lijkt op een herhaling van het klassiek imperialisme van de negentiende eeuw: een geschil tussen vier of vijf actoren, waarin de Kaukasus een centraal speelveld is. Is imperialisme niet juist opnieuw tot leven gewekt nu we meer actoren hebben in plaats van één dominante supermacht?

MH: Het roept zeker tal van herinneringen op… Maar ik denk dat je de doden laat herrijzen wanneer je deze echo’s uit het verleden ziet en dat je daardoor de huidige situatie mist. Wanneer we praten over “empire”, betekent dat niet dat er geen conflicten gaande zijn tussen de aristocraten van de wereldwijde orde, dat de kapitalisten of politieke facties niet een groter aandeel willen krijgen.


RN: De huidige financiële crisis verontrust privaat en publiek eigendom op een zeer interessante manier. Hoe zie je de recente staatsinterventie in private bedrijven?

MH: Eén ding dat ik interessant vind is dat de VS met zijn neoliberalistische propaganda in de afgelopen twee weken een dramatische draai hebben gemaakt. De oplossingen en praktijken die de VS hebben gepreekt of anderen dwongen die toe te passen, hebben de VS niet toegepast op hun eigen crisis. De Amerikaanse staat heeft geïntervenieerd, niet alleen om de Amerikaanse economie te beschermen, maar ook de belangen van afzonderlijke kapitalisten en het kapitalistische systeem als geheel. Dus we zien weer deze wederzijdse verhouding tussen privaat en publiek eigendom, de centrale rol van de kapitalistische staat, dat kapitaal afhankelijk is van hulp vanuit een structuur van soevereiniteit.
Het is moeilijk te zeggen wat dit betekent voor ons. Ik weet niet of de zogenaamde “algemene ineenstortingtheorie” de juiste manier is om te begrijpen wat er aan de hand is. Ik denk niet dat geloven of hopen dat dit zal leiden tot een algemene ineenstorting de juiste weg is om te bewandelen.


RN: Kan deze crisis openingen creëren voor wat je in Empire noemt “de actualisering van de multitude”, dat de multitude in zichzelf een klasse zal vormen en daarmee zichzelf tot een politiek subject maakt?

MH: Er is deze Marxistische traditie die onderscheid maakt tussen een objectieve en een subjectieve crisis. De objectieve crisis, die wordt veroorzaakt door het functioneren van kapitaal (cyclische crisis, etc.), vormt geen dreiging voor het kapitalisme als geheel. Terwijl de crisis die het gevolg is van de druk van de arbeidersklasse – vanuit een expansie van proletarische wensen, die kan leiden tot een inflatie van de eisen van de arbeidersklasse (sociale zekerheid, welvaart, etc.) – openingen kan creëren die het leven kunnen schenken aan zelfs autonome projecten. Maar ik zou aarzelen om te claimen dat de financiële crisis op Wall Street het gevolg is van onze expansie, van de expansie van sociale bewegingen.

RN: In het nieuws van de afgelopen weken hebben we gezien dat de politieke elite haar belangen openlijker uitdrukt. In de recente geschiedenis hebben we afschuwelijke dingen zien gebeuren als het belang van kapitaal en de heersende klasse op een meer directe manier worden bedreigd. Zie je een beweging in die richting?
MH: Zoals ik vermeldde, zijn de VS niet langer in staat om de wereldwijde orde te dicteren. Dat betekent niet dat de situatie niet gevaarlijk is. Een gewonde olifant kan nog steeds mensen vermorzelen.
Een belangrijk verschil tussen Europa, en de VS tot op zekere hoogte, in de jaren dertig en vandaag de dag is dat er tegenwoordig geen communistische dreiging is. Ik zie geen toenemend fascisme als een prominent aspect van deze crisis. Ik ben het oneens met veel van mijn vrienden die de VS fascistisch noemen. Daarbij wijzen ze naar zaken als marteling, Abu Ghraib, en externe oorlogen om binnenlandse problemen op te lossen… Maar volgens mij slaat deze beschuldiging of vrees meer op de afschaffing van de wettelijke bepalingen en op een bepaalde manier van kapitalistische gewoontes. Het stelt een vorm van soevereiniteit voor die in zekere zin buiten het sociale veld valt, het staat er boven. In zowel politieke als theoretische discussies in de afgelopen jaren is er een te grote nadruk gelegd op de categorie van soevereiniteit in de politieke analyse, op het buitengewone, op de staat van uitzondering. Daardoor is er een gebrek aan analyse van wat volgens mij het centrale, maar gewone niveau van het dagelijks leven is: het functioneren van de wet, van het kapitalisme. De focus op Guantanamo en Abu Ghraib neemt de aandacht weg van de werkelijke essentie van de heersende krachten van vandaag. Als we richting fascisme gaan, zou het waarneembaar moeten zijn op deze niveaus, dan zou kapitaal en staatsmacht disfunctioneel moeten worden in het alledaagse leven. Maar hun macht lijkt mij juist zeer solide.

RN: In de afgelopen jaren hebben jij en Negri zeer veel gewerkt met het begrip “metropool”, een metafoor die het politieke denken situeert in het hart van de ‘empire’, de moederstad van de ‘empire’. Is het politieke terrein van verzet veranderd vanuit de periferie naar het centrum?
MH: De metropool is een centraal thema in Common Wealth. De hypothese is dat de metropool in verhouding tot de multitude datgene is wat de fabriek was voor de industriële arbeidersklasse. De metafoor functioneert op verschillende niveaus:
1) Als de productieplek, in de zin dat productie niet langer is beperkt tot in de fabriek, maar is verspreid over de stad, in sociale verhoudingen, etc..
2) Als de exploitatie- en onteigeningsplek, op dezelfde manier als de fabriek eens was. Bijvoorbeeld waarden van onroerende goederen worden niet bepaald door wat er binnen in het huis is, maar door het gemeenschappelijke dat wordt geproduceerd door mensen in de stad: een cultureel diverse buurt, of één met veel sociale spanningen, of een werkelijk saaie buurt. Dit is allemaal het gevolg van de productie van het gemeenschappelijke, dat onteigend is door de eigendomswaarde. Een vervallen en goedkope buurt trekt studenten en kunstenaars aan, het wordt een trendy buurt met cafés, galerieën en clubs, dan trekken de rijken (yuppen) erin en verandert het in een saaie buurt. Het gaat allemaal over de onteigening van het gemeenschappelijke.
3) Het is, zoals je beschreef, het centrum voor hiërarchieën, als een “metropolis” zoals in het oud Griekse en Franse kolonialisme.
4) En het is de plek van antagonisme, van opstand. Metropolische opstand is een aanval op het kapitalisme, maar ook een opstand tegen de vorm van de stad zelf. Een direct voorbeeld zou “los piqueteros” zijn in het Argentinië van na 2000. Vakbonden van werkloze arbeiders, die niet kunnen staken bij de fabriek, omdat ze geen fabriek hebben, en daardoor kiezen om te staken in de stad, de straat afzettend en de wegen blokkerend. Op dezelfde manier dat de industriële arbeidersklasse de fabrieken bezette, bezetten zij de stad. Een meer complex voorbeeld is de opstand in de banlieues van Parijs in 2005. Uiteraard kwamen de jongeren in de buitenwijken in opstand tegen de raciale hiërarchieën, de nieuwe arbeidswetten, en de precaire situatie in het algemeen, maar dit is geconcretiseerd als een opstand tegen de stad. Wat hebben ze verbrand? Auto’s, vormen van transport, scholen – dit zijn allemaal symbolen en plaatsen die de stad heeft om hen uit te sluiten en te onderwerpen.
De analogie is bruikbaar. Dit betekent niet dat mensen op het platteland dom zijn, maar eerder dat er een “metropolisering” plaatsvindt van de hele wereld. Het onderscheid tussen het platteland en de stad is niet langer dat wat ze altijd is geweest.

RN: Maar is dit niet alleen van toepassing op de Westerse samenlevingen, de stad als een stad voor productie en rebellie, als een gevolg van de uitvoer van de industriële arbeidersklasse naar, bijvoorbeeld, Zuidoost Azië?
MH: In Zuidoost Azië, tenminste in de landen die ik ken, zijn er Internetcafés op elke straathoek, veel meer dan in Europa of de VS. Er is uiteraard een metropolisering van het platteland in termen van controle, maar er is ook een metropolisering van de wereld in termen van communicatie. Ik denk hier in analogie met wat Marx zegt in Brumaire, wanneer hij de Franse boerenstand in de jaren vijftig van de negentiende eeuw uitmaakt voor dom, omdat het niet in staat is om zichzelf te vertegenwoordigen: ze zijn geïsoleerd en missen de mogelijkheid om te communiceren met elkaar, ze missen informatie. De arbeiders daarentegen communiceren elke dag in de fabriek. Het is dit onderscheid dat niet langer bestaat.

* Betekenis in deze context: De mensen van een natie of staat of een staat waarin de allerhoogste macht door het volk wordt uitgeoefend.

——-

Origineel in het Engels
Eerst gepubliceerd in Le Monde diplomatique (Oslo) 10/2008 (Norwegian version)
Contributed by Le Monde diplomatique (Oslo)
© Remi Nilsen/Le Monde diplomatique (Oslo)
© Eurozine
Vertaald door Henk van der Keur
D4net
http://www.d4net.nl/