Ga naar de inhoud

Voorbij speculatie en bezuinigingen

Drie economen uit Spanje, Portugal en Griekenland vertellen de andere kant van het crisis-verhaal

6 min leestijd
jweeks1017pt1-240

 

(Origineel verschenen bij joop.nl)

 

We lijken in een eindeloze crisis terecht te zijn gekomen. Wat drie jaar geleden in de subprime-hypotheekmarkt van de VS begon, is nu zodanig verderverspreid dat Europa als een politieke een politieke en economische eenheid in gevaar is. Zelfs de Eurozone en het bestaan van de Euro als een gezamenlijke munt is al in de gevaarzone gekomen. De staatsschuld is al het belangrijkste economische onderwerp op de agenda geworden, terwijl voormalige super-onderwerpen zoals de olieprijs in de schaduw zijn gesteld.

 

De media leggen voortdurend nadruk op de dringende noodzaak van belangrijke besluiten over de hervorming van de Eurozone. De zogenoemde ‘Eurobonds’ en de rol van de Europese Centrale Bank (ECB)  staan in het midden van de discussie. Europese politici vragen het IMF het Europese stabiliteitfonds (EFSF) te ondersteunen. Echter, dit fonds is niets meer dan een enorme geldpot met als enige doel de terugbetaling te garanderen van de onbetaalbare staatschuld van sommige Europese landen. De EU wil vastleggen dat de Zuid-Europese landen hun schuld aan de internationale schuldeisers terugbetalen. Tegelijkertijd presenteert de EU de schuldencrisis als een resultaat van de slechte management van publieke financieringen, corruptie, de lage productiviteit, de omvangrijke publieke sector en de genereuze welvaartstaat van de Zuid-Europese landen. De media herhalen vaak dat Zuid-Europeanen flink moeten bezuinigen omdat ze ‘boven hun stand’ leven. Zoals de media zeggen: nu dat ‘het feest voorbij is’ moeten de Zuid-Europeanen de eisen van de Noord-Europese regeringen, het IMF, de ECB en de Europese Commissie volgen. Daardoor kunnen ze ‘hulp’ krijgen in de vorm van nieuwe leningen om de oude schulden te financieren.

Klopt het eigenlijk wel  dat Zuid-Europeanen ‘boven hun vermogen’ leven? Genieten ze hogere uitkeringen dan hun noorderlijke buren? Een snel onderzoek naar de officiële OESO-statistieken laat zien dat in 2010 de Grieken gemiddelde 2109 uren hadden gewerkt, de Portugezen 1714 uren en de Spanjarden 1663 uren. Aan de andere kant hadden de Duitsers 1419 uren en de Nederlanders 1377 uren gewerkt. In 2010 vormden de sociale uitgaven 25% van het BNP in Griekenland, 23% in Portugal en 21% in Spanje terwijl het EU-15-gemiddelde 27% is. Deze data laat een totaal ander beeld zien dan het beeld dat door de media is gepresenteerd. Dit beeld laat zien dat het probleem van de Zuid-Europese landen niets te maken heeft met een (niet-bestaande) genereuze welvaartsstaat. De zwakke en onvolmaakte welvaartsstaat van die landen kan zelfs een belangrijke redenen zijn van de huidige  krimp van hun economieën.

Als we bekijken wat de gevolgen zijn van de toepassing van de maatregelen die de EU en het IMF in de Zuid-Europese landen hebben opgelegd, kunnen we beoordelen of ze bijgedragen hebben aan het overwinnen van de huidige crisis. De eerste maatregel die de Zuid-Europese regeringen implementeerden, was miljarden naar de banken te pompen. De volgende maatregel die eerst Griekenland en daarna Portugal en Spanje implementeerden, was het welbekende traditionele bezuinigingspakket van het IMF. Deze keer had dit bezuinigingspakket ook de steun van de ECB en de Europese Commissie.

Wat behelst dat bezuinigingspakket dan precies? In Zuid-Europese landen zijn al duizenden ambtenaren ontslagen terwijl de salarissen van de overblijvende ambtenaren al behoorlijk zijn verlaagd. Sociale voorzieningen en uitkeringen inclusief de pensioenen zijn beperkt of volledig afgeschaft. Omvangrijke privatiseringen zijn al uitgevoerd tegen veel lagere  prijzen dan wat economen ‘marktprijzen’ zouden noemen. Die privatiseringen treffen vooral publieke voorzieningen zoals water, gezondheidszorg en onderwijs. We moeten nadruk leggen op het feit dat deze maatregelen zijn geïmplementeerd in landen die al een zeer laag niveau van sociale uitgaven hadden in vergelijking met de Noord-Europese landen. Bovendien zijn ook indirecte belastingen op consumptie (inclusief energie en voedsel) aanzienlijk verhoogd zonder een progressief element  met bettrekking tot inkomen.

Dit beleid dat de verzachtende namen ‘harmoniseringsbeleid’ en ‘bezuinigingsbeleid’ werd gegeven, is niet alleen onjuist, maar houdt ook geen enkel verband met de bestrijding van de crisis. Deze maatregelen zijn gewoon ongeschikt om zowel de gevolgen als de oorzaken van de crisis te bestrijden. In de loop van de economische crisis, wanneer economische activiteit en consumptie op laag niveau zijn, verlagen  de regeringen publieke uitgaven en investeringen. Dit veroorzaakt een spiraal van negatieve effecten op economische groei. De resultaten daarvan zijn al duidelijk. Als gevolg van dit bezuinigingsbeleid krimpt  het bruto nationaal product (BNP) in Portugal in 2011 met 3% en stijgt de werkloosheid tot 14%. In 2010 daalde het Griekse BNP met 3.5% en in 2011 daalt het nog verder met tenminste 5.5%. In Spanje is in 2010 het BNP gekrompen met 0.2%. Hoewel in 2011 verwacht men de BNP met 0.7% te groeien, is deze groei veel te klein om de werkloosheid te verminderen. Werkloosheid in Spanje is met 23% de hoogste in de EU. Bovendien heeft de nieuwe Spaanse regering beloofd dat zij enorm gaat bezuinigen. De implementatie van deze bezuinigen zal onvermijdelijk de Spaanse economie voeren tot de Griekse en Portugese toestanden.

Behalve onrechtvaardig en onwerkzaam, zijn de bezuinigingsmaatregelen een gevaar voor de democratie omdat ze zijn geïmplementeerd tegen de wil van de bevolking. De typische boodschap van de politici van alle grote partijen is: ‘we moeten de markten kalmeren’. Dit laat duidelijk zien dat het bezuinigingsbeleid niet is gepland om de bevolking te helpen, maar in het belang van de international markten en de beleggers is en vooral in het belang van de beleggers die Griekse, Portugese en Spaanse obligatie in hand hebben.

De bezuinigingsmaatregelen dragen bij aan de concentratie van rijkdom in de handen van de allerrijkste 1%. Dat zijn de mensen die winsten uit de crisis halen met de speculatieve operaties en de goedkope privatiseringen. Aan de andere kant veroorzaken de bezuinigingsmaatregelen armoede en ellende in Zuid Europa. Echter, het is alleen maar een kwestie van tijd totdat de gewone mens in Noord-Europa dezelfde gevolgen mee zal maken.

De toenemende ongelijkheid in Nederland (volgens EUROSTAT is de Gini-coëfficiënt gestegen in Nederland van 0.26 in 1999 tot 0.272 in 2009) en de toename van werkloosheid en onzekerheid zijn duidelijke signalen daarvan. Werkloosheid van jongeren in Nederland gestegen van 5% in 2001 tot 8.7% in 2010 en tijdelijke arbeid is gegroeid van 14.3% in 2001 tot 18.5% in 2010. Bovendien is de schuld van Nederlandse huishoudens de grootste in Europa. Hun schulden maakt meer dan 240% uit van hun besteedbaar inkomen. In Portugal is de schuld van huishoudens 128.6% van hun besteedbaar inkomen en het Eurozone-gemiddelde ‘slechts’ 98.5%. Dit laat de zwakke positie zien van de relatief rijke Nederlandse huishoudens. Een toename van werkloosheid of de rente in de internationale markt kan de economie makkelijk laten ontsporen. De eerste signalen van de crisis in Nederland zijn alleen maar het begin van wat gaat gebeuren als Nederland en Europa het huidige bezuinigingsbeleid blijven volgen. Meer geld van de Noord-Europese belastingbetaler halen en naar de ‘super stabiliteitsfonds’ pompen levert geen oplossing op. Alleen de speculanten halen daar nog winst uit.

In deze kwestie doemt er een duidelijk conflict op tussen de belangen van de weinigen die winsten uit de crisis maken en de politieke macht vasthouden,  en de grote meerderheid van de bevolking die gevraagd wordt hun rechten in te leveren zodat de politieke en economische status quo intact blijft. De uitkomst van dit conflict gaat grotendeels de toekomst van onze maatschappij bepalen.

———————————-

Aan dit artikel schreven mee:

Dimitris Pavlopoulos, Griekse arbeidseconoom, VU Amsterdam
João Romão, Portugees econoom, VU Amsterdam (Zijn onderzoeksinteresses hebben betrekking tot innovatie, ruimtelijke analyse en toerisme).