Venezuela op het kruispunt
Oekraïne. Bosnië. Venezuela. Traangas. Maskers. Waterwerpers. We leven in een tijd van rellen en rebellie, van radicale creativiteit in woelige straten: de Indignados in Spanje, Occupy, Mexico’s Yo Soy 132 en natuurlijk de Arabische Lente. Het is te begrijpen dat beelden van mensen die de straat opgaan ons met spanning vervullen.
(Bron: website grenzeloos)
Onze hartslag gaat omhoog bij het zien van maskers, gebroken glas en vlammen want voor lange tijd waren dit soort beelden de scheuren in de oude wereld waardoor we een glimp konden zien van de nieuwe. Recente protesten in Venezuela tegen de regering van Nicolás Maduro, de opvolger van Hugo Chávez, kunnen daarom de nieuwste episode in een historische keten van protest lijken.
Maar niet zo snel.
Ondanks hashtags als #SOSVenezuela en #PrayForVenezuela en tweets van @Cher en @Madonna hebben deze protesten meer te maken met het herstellen van de macht van economische en politieke elites dan met hun val.
Venezuela’s ‘Bolivariaanse revolutie’ was het product van een historisch samenkomen van radicale sociale bewegingen in verzet tegen een repressieve, neoliberale staat. Vijftien jaar geleden werd Hugo Chávez verkozen tot president terwijl het oude twee-partijen systeem om hem heen ineenstortte. Maar de ‘revolutie’ die hij zou leiden heeft veel diepere wortels. Tientallen jaren lang vochten guerrilla’s, boeren en arbeiders, vrouwen, zwarte en inheemse Venezolanen tegen een systeem dat op papier democratisch was maar in werkelijkheid daar weinig mee te maken had. Het waren deze revolutionaire bewegingen van onderop die met een enorme anti-neoliberale rebellie die begon op 27 februari 1989 braken met wat Walter Benjamin het continuüm van geschiedenis noemde .
Deze gebeurtenis, 25 jaar geleden, zou bekend komen te staan als de Caracazo en verdeelde de geschiedenis van Venezuela in een ervoor en een erna. Maar het belang ervan ligt niet alleen in het verzet tegen imperialisme dat het uitdrukte maar ook in de slachting die er een einde aan maakte. Getallen verduisteren vaak meer dan ze ons vertellen maar hier maken ze veel duidelijk; in 1989 werden rond de 3000 mensen gedood en vaak gedumpt in anonieme massagraven. Maar de bewegingen zetten door en hielden regelmatige openbare vergaderingen in de arme wijken en formuleerden steeds radicalere eisen. De staat was uit balans geslagen en reageerde met gerichte moordaanslagen en verschillende keren met moordpartijen. De burgemeester van Caracas, Antonio Ledezma, doet zich tegenwoordig voor als een tegenstander van repressie maar hijzelf was verantwoordelijk voor de dood van tientallen studenten tijdens protesten in de vroege jaren 90 en in het bijzonder voor een bloedbad in de gevangenis van Retén de Catia in 1992.
Chávez stapte naar voren in deze breuk in de geschiedenis, eerst met een gefaalde couppoging in februari 1992 en zes jaar later met een electorale overwinning. Toen waren er nog geen ‘Chavisten’ maar alleen ‘Bolivarianen’, een los begrip dat refereerde aan het icoon van bevrijding Simón Bolívar, en eenvoudigweg ‘revolutionairen’. De revolutie was er voordat Chávez op het toneel verscheen en ging altijd om meer dan een individu – hetzelfde geldt voor Maduro. De staat is op het moment een toneel van strijd om hegemonie maar het is niet het enige strijdtoneel. De mensen die in het verleden zelf het slachtoffer waren van staatsgeweld zijn nu niet opeens naïeve verdedigers van die staat.
De bewegingen bestaan voort, naast en soms in spanning met de regering; ze steunen Maduro en creëren ondertussen autonome ruimtes waarin het volk deel kan nemen.
De protesten die de afgelopen dagen zijn uitgebroken in verschillende steden in Venezuela – met #LaSalida, het vertrek van Maduro als meest voorkomende hashtag – hebben niks te maken met dit lange, moeizame proces van het bouwen van een nieuwe samenleving. De protesten zouden gaan om economische schaarste en onzekerheid – en dit zijn zeer reële zorgen – maar dit verklaart niet waarom deze protesten nu opkomen. Achter de schermen zijn de protesten een uiting van de zwakheid van de Venezolaanse oppositie, niet van de kracht ervan. Na de klap van een ernstige electorale nederlaag in de lokale verkiezingen in december zijn oude breuklijnen in de oppositie opnieuw zichtbaar geworden. De eenheid van de oppositie in de presidentiële campagne van Henrique Capriles Radonski is weer vervlogen nadat Maduro in april de verkiezingen won. In het gemanoeuvreer dat zo vaak voorkomt in deze oppositie hebben meer fanatieke stemmen die hun geduld voor verkiezingen verloren hebben Capriles rechts ingehaald. Het gaat hier onder andere om de eerder genoemde Ledezma, om María Corina Machado en Leopoldo López.
Deze namen zijn maar al te bekend in Venezuela, niet alleen vanwege hun lange politieke loopbaan maar ook omdat ze afkomstig zijn uit de allerhoogste elites van Venezuela. Machado is vooral berucht omdat zij het ‘Carmona decreet’ tekende dat de coup tegen Chávez van april 2002 steunde en vanwege haar vriendelijke ontmoeting met George W. Bush in 2005. Maar vooral López symboliseert de onverzoenlijkheid van deze oppositie en haar halfhartige pogingen om steun te verwerven onder de meerderheid van de Venezolanen, de armen. López is een toonbeeld van privilege in een land waar de huidskleur van Chávez door de elite onacceptabel donker werd gevonden. López werd opgeleid in de Verenigde Staten, van privé-school naar Harvard’s Kennedy School. Hij is echt een kind van de elite.
López en Capriles verdienden allebei hun politieke sporen in dezelfde politieke partij, Primero Justicia. Deze partij stond op het kruispunt van corruptie en buitenlandse bemoeizucht. López zou later uit publieke posten geweerd worden omdat hij geld aangenomen zou hebben van zijn moeder, een bestuurslid van het staatsoliebedrijf. Duidelijker is de openbaring, vrijgekomen na een beroep op de wet van openbaarheid van bestuur, dat deze partij aanzienlijke sommen geld ontving van verlengstukken van de Amerikaanse regering als de National Endowment for Democracy, USAID en het International Republican Institute. López is niet onbekend met geweld en schrikt er niet voor terug de wet te negeren: tijdens de coup van 2002, waar hij zegt ’trots’ op te zijn, leidde hij de jacht van een gewelddadige meute op pro-Chávez ministers.
Dankzij slim theaterspel heeft López zichzelf gepositioneerd als een leider van de recente protesten en verwierf hij in landelijke en internationale media de titel van ‘oppositieleider’. Maar waar leiden deze protesten toe? Voor Venezolaanse begrippen zijn de demonstraties niet bijzonder groot. Maar een groter probleem voor de oppositie is de samenstelling van hun protesten en de voorspelbare locaties ervan. De protesten zijn namelijk voornamelijk beperkt tot de rijkste buurten. Zelfs de blogger Francisco Toro van Caracas Chronicles, een vurige anti—Chavist, schreef ‘protesten van de middenklasse in middenklasse wijken rond middenklasse thema’s zijn geen match voor het Chavistische machtssysteem’. Capriles heeft er op vergelijkbare wijze op gewezen dat de oppositie geen succes zal hebben als zij geen steun verwerft onder ‘de kleine mensen, de mensen in de arme wijken’ en dat oproepen om Maduro ten val te brengen een dergelijke steun niet kunnen opleveren. Met andere woorden, zelfs veel tegenstanders van Maduro geven toe dat de door zoveel Blackberries getweete hashtag salida een callejón sin salida is, een doodlopende weg.
Aan beide kanten is overdrijving aan de orde van de dag. In de angstige overdrijvingen van de oppositie spelen de colectivos de hoofdrol. Officieel een verwijzing naar de meer georganiseerde, radicale vleugels van het Chavisme wordt dit van angst vervulde begrip gebruikt om de meest uiteenlopende groepen aan te duiden; mensen op motoren of met een rood shirt, iedereen die er arm uitziet of een donkere huid heeft. Ook dit is niks nieuws; in 2002 was het vergelijkbare begrip de ’terreur kringen’, een smadelijke term voor de leden van de basisorganisaties die toen de ruggengraat waren van het verzet tegen de ondemocratische coup. De organisatoren van onderop zijn de meest directe, organische vertegenwoordigers van de Venezolaanse verworpenen der aarde, zij zijn de meest gepolitiseerde leden van een groep die vroeger totaal genegeerd werd en waar de huidige oppositie nooit ook maar een moment aan dacht.
Dergelijke termen zijn de uitdrukking van een diepgewortelde haat tegen de armen, een haat die tot op zekere hoogte wederzijds is. Zelfs de Chavistische beweging is niet immuun voor elitaire sentimenten. De stereotype karikatuur van radicale volksorganisaties als de colectivos is dat deze of bestaan uit verblinde fanatiekelingen of tegen elke prijs te koop zijn. Maar het gaat hier om de meest onafhankelijke delen van de revolutionaire beweging, om de mensen die het meest sceptisch staan tegenover de fouten en aarzelingen van de regering, om mensen die maar al te vertrouwd zijn met repressie door de staat en om de mensen die eisen dat de sociale veranderingen zich in een hoger tempo voltrekken.
Dit zijn de mensen die altijd de slachtoffers waren van de staat maar nu hebben zij het erop gewaagd dat de staat nuttig kan zijn, of tenminste dat het alternatief – het teruggeven van het staatsapparaat aan de elites en een terugkeer naar een leven in het defensief – geen werkelijk alternatief is.
Deze beslissing wordt niet gemotiveerd door wanhoop of nostalgie maar door een vastberaden optimisme van de wil dat niet vertrouwt op de goede wil van individuele leiders, ook al zijn er enkele die dit verdienen. Vertrouwen op de Bolivariaanse regering is vertrouwen op het volk, om de gok te wagen dat de creativiteit van de armen dat van de staat nog overtreft.
Het heen en weer gaan van revolutie en reactie duurt al tientallen jaren en er is veel onduidelijk in dit proces. Maar enkele elementen zijn duidelijk. Als de ervaring van april 2002 ons iets geleerd heeft, is het dat we gemakzuchtige verklaringen gebouwd op media-beelden moeten vermijden. Elke dag wordt deze les duidelijker – de overdrijving van gisteren wordt vandaag ontmaskerd, en het aantal doden, betreurenswaardig als ze zijn, is veel kleiner dan je zou denken op basis van twitter en ze behoren tot beide kampen. De oppositie klaagt dat er tegen hen straffeloos geweld gebruikt wordt maar een agent van Sebin, de geheime dienst, werd opgepakt omdat hij schoten loste en het hoofd van Sebin is ontslagen. Gelekte gesprekken suggereren coupplannen en zelfs López’s echtgenote gaf op CNN toe dat toen haar man bedreigd werd, de regering hem beschermde.
De kwestie van de media zal de komende dagen volop besproken worden naarmate het conflict tussen CNN en regering een hoogtepunt bereikt. De rol die de commerciële media speelden in het actief promoten van de coup in 2002 speelt een belangrijke rol in de poging om een balans te vinden tussen mediavrijheid en de verantwoordelijkheid van de media (de spanning daartussen kan niet opgelost worden door te doen alsof hij niet bestaat).
Maar dergelijke onopgeloste vragen veranderen niks aan de urgentie van de slogan van de revolutionaire basis richting de mensen die hen eens regeerden en nu opnieuw aan de macht willen komen: no volverán, ze zullen niet terugkomen.
Venezuela staat op een kruispunt, het land is, in de woorden van de activist en intellectueel Roland Denis “llegado al llegadero”, gearriveerd bij het onvermijdelijke. Het Bolivariaanse proces, van socialisme in een kapitalistische samenleving, van directe democratie in een liberaal democratische huls, kan niet overleven zonder beslissende stappen te maken naar meer socialisme, meer democratie, kortom zonder radicaler te worden. Het gaat nu niet om een keuze tussen verschillende regeringen van bovenaf, tussen Maduro of tussen het hypothetische rechtse alternatief. Het gaat nu om de keuze tussen doorzetten met het bouwen van een revolutionaire samenleving of het teruggeven van de controle over de toekomst aan mensen die nostalgisch zijn naar het verleden en indien nodig met geweld en bloedvergieten de historische veranderingen terug willen draaien.
De werkelijke salida is de eerste optie, mogelijk gemaakt door de meer dan 40.000 lokale volksraden verspreid over Venezuela, door de arbeidersraden en sociale bewegingen, door de organisaties van vrouwen, inheemse en zwarte Venezolanen, en van LGBT’s. Het is de strijd van deze organisaties die Venezuela in de woorden van Greg Gandin gemaakt hebben tot ‘het meest democratische land van het westelijke halfrond’. En alleen deze bewegingen, met hun schouder tegen het wiel van de geschiedenis, kunnen vooruitgang garanderen.
George Ciccariello-Maher doceert aan de Universiteit van Californië, Berkeley. Hij is schrijver van het boek ‘We Created Chávez: A People’s History of the Venezuelan Revolution’. Dit artikel verscheen eerder op www.venezuelanalysis.com.