Vakbonden moeten opkomen voor een eigen visie op de economische ontwikkeling
Vorige weer schreef Herman Michiel een artikel onder de kop ‘vakbonden en eerlijke handel’, waarin hij inging op de positiever reactie van het Europees vakverbond op het ‘antidumpingsvoorstel’ van de Europese Commissie, gericht op het optreden tegen goedkope Chinese producten die de Europese markt ‘overspoelen’. Frank Slegers reageert.
(Door Frank Slegers, oorspronkelijk verschenen bij grenzeloos, foto van website TIE)
We kunnen maar beter niet naïef zijn over de ‘vrije wereldhandel’ en de Wereld Handels Organisatie (WHO). Het is niet zo dat duidelijke regels wereldwijd vrije handel reguleren, waarbij de nationale overheden zich beperken tot de rol van neutrale toeschouwer. De WHO lijkt integendeel meer op een arena waarin de verschillende blokken met elkaar een genadeloos gevecht voeren, met wapens zoals sancties, juridische procedures en achterpoortjes. Wat ‘vrijhandel’ wordt genoemd is meer het zoeken naar win-winsituaties waarbij de sterkste het meeste wint, zodat de confrontaties binnen de perken blijven.
Dat maakt het paradoxaal karakter begrijpelijk van de reactie van de Europese Commissie op de Chinese staalimport: het is een protectionistische maatregel, die echter genomen wordt in naam van de eerlijke vrijhandel! Daarbij is de rol van de overheid in de Chinese economie de spreekwoordelijke stok om de hond te slaan. Het verwijt van de Commissie is niet de belangrijke rol van de Chinese overheid an sich, maar dat dit overheidsingrijpen gericht is op lage niet-marktconforme productieprijzen, lonen en ecologische normen.
Herman heeft gelijk wanneer hij de Europese vakbonden verwijt dit vrijhandelsverhaal van de Commissie over te nemen. In dit geval komt het de vakbonden goed uit, maar als globaal strategisch kader leidt het naar een impasse.
Bij het alternatief dat Herman schetst heb ik wel wat vraagtekens. Hij stelt voor de Chinese staalimport dan maar tegen te houden in naam van ecologische criteria (het transport), en is niet te beroerd daar de consequentie aan te koppelen dat ook de export van de Europese Unie aan dezelfde criteria moet worden getoetst. Nederland kan dan, bijvoorbeeld, geen wereldkampioen zuivelexport blijven.
Maar wat is hier het plan? Wereldwijde afspraken om de handelsstromen te reorganiseren in naam van ecologische criteria? Dat is geen kattepis! Het vooronderstelt een wereldwijde planmatige aanpak gestuurd door een legitieme democratische wereldregering. Dat is een fijn voorstel wanneer men nadenkt over socialistische alternatieven, maar geeft de Europese vakbonden geen wapen in handen om hier en nu de tewerkstelling in de industrie te verdedigen.
Die tewerkstelling kan enkel verdedigd worden met eenzijdige protectionistische maatregelen. Daar is niets mis mee, integendeel. Vakbonden moeten opkomen voor een eigen visie op de economische ontwikkeling (de ecologische transitie…) en zich daarop steunend wenden tot de politieke overheid (in de EU de Commissie) met eisen, inbegrepen met eisen gericht op het afschermen van de grenzen om deze visie te beschermen. Er zijn dan argumenten te over om aan de import van Chinees staal paal en perk te stellen, niet alleen ecologische. De Chinese overheid heeft op de financiële crisis van 2007 gereageerd met een vlucht vooruit, waarvan de overproductie van staal één aspect is. Het is niet duidelijk waarom de vakbonden zouden moeten aanvaarden dat deze overproductie in de EU gedumpt wordt.
Wanneer de Europese vakbonden dit verbinden met een idyllisch verhaal over eerlijke vrijhandel, leidt dit naar een doodlopend straatje, zoals Herman betoogt. De vakbond staat sterker met een eigen syndicale visie op de ontwikkeling van Europa. Maar ik snap dat de vakbond blij is wanneer de syndicale druk geholpen heeft om de Chinese dumping aan banden te leggen, ook al kleedt de Commissie dit in in een verhaal over eerlijke vrijhandel.