Vakbonden hebben nieuwe strategieën nodig
Overal ter wereld staan de vakbonden in het defensief, onder immense druk van sterke economische en politieke krachten. We hebben te maken met een veelvoud aan crisissen. Werkgevers vallen op alle fronten aan, en de pandemie wordt als excuus gebruikt om de vakbonden, de lonen en de arbeidsomstandigheden verder te ondermijnen.
(Door Asbjørn Wahl(*), artikel verschenen op Social Europe Journal (SEJ) van 15 september 2020 Nederlandse vertaling: Ander Europa foto van website Eddy Stam)
Sinds het neoliberale offensief rond 1980 begon, hebben we een enorme machtsverschuiving meegemaakt, van arbeid naar kapitaal. Desondanks zijn grote delen van de vakbeweging blijven vasthouden aan de ideologie van het sociale partnerschap – met de sociale dialoog als belangrijkste beïnvloedingsinstrument – wat in de huidige situatie contraproductief blijkt te zijn.
Een groeiend aantal vakbonden beseft echter dat we ons in een kritieke situatie bevinden en dat we nieuwe moedige stappen moeten zetten om het tegen onze tegenstanders op te nemen. We moeten onze vakbonden hervormen, ze in efficiëntere instrumenten veranderen en ze beter voorbereiden op de komende confrontaties.
Gebrek aan discussie
De vakbonden verzetten zich tegen de neoliberale herstructurering van onze samenlevingen. Ze zijn verenigd in hun strijd tegen privatisering en deregulering van onze openbare diensten. Ze eisen veilige banen, betere arbeidsomstandigheden, gezondheid en veiligheid op het werk en een ‘rechtvaardige transitie’ om een klimaatcatastrofe te voorkomen. Al met al hebben de vakbonden een indrukwekkende lijst van progressieve eisen.
Het probleem is dat het daar vaak bij blijft. Er is een gebrek aan discussie en beleid over de volgende stap als en wanneer onze specifieke eisen worden aangenomen en uitgevoerd. En aangezien de economische, sociale en politieke ontwikkelingen vooral in de tegenovergestelde richting gaan, is het belangrijk dat we ook onze organisaties op hun zwakke en sterke punten beoordelen.
Het ontwikkelen van onze strategieën is een bijzondere uitdaging. Onze geheel aan doelstellingen vereist diepgaande sociale en economische transformaties, dus we staan voor een op belangen gebaseerde strijd. Geen twijfel dat het een kwestie van macht is.
We zullen daarom meer vakbonden nodig hebben die in staat en bereid zijn om te strijden. We moeten brede sociale allianties opbouwen. Er zal een massale mobilisatie van sociale krachten en wederzijdse solidariteit nodig zijn. We staan echter voor een probleem zolang grote delen van de internationale vakbeweging gevangen zit in de valkuil van de sociale dialoog.
Een andere arena
In de overheersende opvatting is sociale dialoog een doel op zich geworden – een manier om vooruitgang te boeken met betrekking tot werkgevers en regeringen. Natuurlijk is de mogelijkheid om face-to-face met werkgevers te praten belangrijk, maar dat geeft ons op zich niet meer macht. Het geeft ons alleen maar een andere arena waarin we kunnen tot uitdrukking brengen welke macht we al hebben.
Het is het feit dat we onze leden vertegenwoordigen, met hun vermogen en wil om actie te voeren, die ons macht geeft in de ‘dialoog’ en aan de onderhandelingstafel. Toch is de ideologie van het sociaal partnerschap steeds verder verwijderd geraakt van de machtsverhoudingen waaruit zij is voortgekomen.
Niemand bekritiseert de vakbonden omdat ze naar vergaderingen met werkgevers gaan. Dat is natuurlijk noodzakelijk en belangrijk. De kritiek gaat over het doen alsof de sociale dialoog het belangrijkste middel is om invloed te krijgen.
In plaats van onszelf te vernederen door te bedelen om “een plaats aan de tafel”, moeten we onze middelen en ons beleid richten op het opbouwen van sterke vakbonden met industriële spierballen. In de huidige kapitalistische samenleving is het duidelijk dat als je geen potentiële bedreiging vormt voor de belangen van de werkgevers, je machteloos bent, met of zonder sociale dialoog.
Klassecompromis
Het is nuttig om te kijken naar de oorsprong van de sociale dialoog. Het gaat allemaal terug tot de institutionalisering van het historische klassencompromis tussen arbeid en kapitaal na de Tweede Wereldoorlog – met het centrum in West-Europa. Dit compromis (wat we er ook van vinden), is gebouwd op macht. Het was het resultaat van een zeer specifieke historische ontwikkeling, waarin de vakbonds- en arbeidersbeweging de belangen van het kapitaal kon bedreigen door middel van mobilisatie en strijd.
Het klassencompromis was niet het resultaat van oproepen aan de werkgevers, maar van het feit dat ze een lesje hebben geleerd door middel van arbeidsconflicten. De werkgevers waren geïnteresseerd in het sluiten van een deal met de werknemers, niet om aardig te zijn, maar om iets ergers te voorkomen, van welke aard dan ook. Het klassencompromis is tot stand gekomen op basis van 50 jaar harde klassenstrijd. Het was de daarmee gepaard gaande verschuiving in de machtsverhoudingen ten gunste van de arbeid die de vakbeweging via tripartiete onderhandelingen en sociale dialoog invloed gaf.
Nu de machtsverhoudingen aanzienlijk zijn verschoven ten gunste van de werkgevers, is het klassencompromis al ingestort of staat het op het punt dat te doen. Met een zwakke vakbonds- en arbeidersbeweging, zeer in het defensief, zijn de werkgevers niet meer geïnteresseerd in een compromis, ook niet in een effectieve sociale dialoog.
Het getuigt van de crisis waar we inzitten dat de vakbonden in Europa in de afgelopen veertig jaar gemiddeld met de helft zijn ingekrompen – een aanval op de vakbonden die zijn weerga niet kent in de moderne tijd. Erop vertrouwen dat sociale dialoog ons in een dergelijke situatie zal redden, is in het beste geval naïef.
Effectieve strategieën
Het is niet moeilijk te begrijpen wat werkgevers willen. Ze willen de welvaartsstaat afschaffen, steeds grotere delen van onze economieën en samenlevingen privatiseren en er naamloze vennootschappen van maken, en de vakbeweging neerslaan.
Om daar tegen op te treden, hebben we sterkere vakbonden nodig die bereid zijn hen uit te dagen. We moeten de huidige politieke conjunctuur analyseren, programma’s en beleid ontwikkelen en met visies voor de dag komen die enthousiasme en optimisme opwekken, en we moeten en effectieve strategieën bedenken om het zo ver te laten komen.
Maar wat van cruciaal belang is zijn de machtsverhoudingen: er zal wel een zetel aan de onderhandelingstafel beschikbaar zijn zodra de werkgevers beseffen dat het beter is om ons daar te hebben dan op straat of aan het piket.
(*) De Noor Asbjørn Wahl heeft een lange carrière in de vakbeweging op nationaal en internationaal niveau achter de rug. Hij is nu vakbondsadviseur, politiek auteur en activist. Tot voor kort was hij voorzitter van de Commissie Stedelijk Transport van de Internationale Transportarbeidersfederatie (ITF) en leider van de ITF-werkgroep voor klimaatverandering.