Ga naar de inhoud

Tijd voor verandering van internationale belastingen

Het bewijs ligt voor dat het internationale belastingstelsel gebroken is en dringend moet worden hersteld. Van een serie grote transnationale ondernemingen (TNO’s) is aangetoond dat ze weinig of geen belastingen betalingen in de landen waar ze aanzienlijk handel dreven. Zo meldde bijv. Reuters in oktober 2012 dat Starbucks geen belastbare winst aangaf in het Verenigd Koninkrijk in de laatste 10 jaar, maar wel regelmatig uitbazuinde aan haar aandeelhouders hoe winstgevend haar Britse activiteiten wel waren.

5 min leestijd
Starfucks

(Bron: Attac-Vlaanderen)

Dit kon gebeuren door middel van juridische belastingontwijking, en ondanks het feit dat de belastingdienst HMRC ( Her Majesty Revenue&Customs) trots zegt dat ze, onder bijna 3.000 ambtenaren, 65 transfer pricing experts in dienst heeft, die focussen op grote bedrijven.

Dit toont aan dat er iets ernstig mis is met het systeem, en niet zozeer met hoe het wordt toegepast.
Groot-Brittannië en Duitsland hebben, in een verklaring aan de G20, hun schouders gezet onder een project wat werd klaargestoomd in het OESO-comite voor fiscale zaken. Dat project is het zogenaamde Base Erosion and Profit Shifting, dat moet leiden “naar een beleidskader dat een eerlijke verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen landen beoogt, in overeenstemming met een internationaal goedgekeurde reeks standaards”.
Wij erkennen dat de beste manier om dit zeer lovenswaardig doel te bereiken, een verschuiving inhoudt naar een unitaire belasting van transnationale ondernemingen.

De belangrijkste tekortkoming van het internationale belastingstelsel is de mismatch tussen de zwakke internationale coördinatie van belastingheffing en de macht van transnationale ondernemingen om hun zaken zodanig te organiseren dat ze zo weinig mogelijk belastingverplichtingen overhouden. Het huidige internationale belastingstelsel behandelt TNC’s als een reeks afzonderlijke entiteiten in verschillende landen. Dit moedigt echter winstverschuiving en uitholling van de belastbare basis aan.

Internationale belastingontwijking omvat twee belangrijke methoden.

Ten eerste kunnen TNC’s ‘tussenpersonen’ creëren, oftewel entiteiten in landen waar hen dat goed uitkomt, dat zijn meestal diegene met geen of een lage inkomstenbelasting (bekend als belastingparadijzen)

Ook gaat het om de ‘verhuis’ van bepaalde‘activiteiten’ naar zo’n landen (bijvoorbeeld financiële transacties, transport, het geven van consultancy of andere diensten), maar ook om `holdings’ die ‘de activa beheren’ (bv. intellectuele eigendomsrechten, obligaties, aandelen).

Door de winst naar deze entiteiten van de groep te verschuiven, kunnen de belastingen aanzienlijk worden verminderd, ook bestaan die afdelingen meestal alleen op papier, soms gaat het om niet meer dan een naamplaatje ergens op een kantoorgebouw.
Ten tweede kan een TNC bepaalde prijzen hanteren voor de verkopen tussen de leden van de TNC-groep, om zo de winst te verschuiven van landen met hoge belastingen naar landen met lage belastingen. Dit fenomeen staat bekend als ’transfer pricing’. Het is echter niet altijd gemakkelijk om te beoordelen of de bedoeling echt belastingontduiking is .Over de verkoopprijzen die tussen gelieerde entiteiten binnen een unitaire groep worden gehanteerd werd over het algemeen slechts administratief besloten en niet concurrerend, zodat ze verschillende strategische belangen van de TNC kunnen weerspiegelen (bv. beheer van incentives, valutarisico).

Een gecentraliseerde belastingheffing zou onmiddellijk een einde maken aan beide problemen. Het behandelt een TNC, dat als groep een activiteit uitoefent, als een geheel . Deze groep zou dan een wereldwijd geconsolideerde jaarrekening indienen in elk land waar het een activiteit uitoefent, en daar de verdeling opgeven van de totale winst op basis van een gemiddeld gewogen formule, in verhouding met de werkelijke activiteit in elk land.
Fiscale experts weten al lang dat deze aanpak meer zin heeft, want het is in overeenstemming met de economische realiteit dat transnationale ondernemingen bestaan als gevolg van de voordelen en synergieën van het combineren van economische activiteiten op grote schaal en op verschillende locaties. Het gaat over het algemeen ook steeds om oligopolies, gebaseerd op onderscheidende of unieke technologie of know-how. Tegelijk is het hanteren van een TNC filiaal als een afzonderlijke entiteit enkel voor fiscale doeleinden, zowel onpraktisch als zinloos. Hoewel in de jaren 1930 werd besloten tot een aanpak als aparte entiteit, werd toch erkend dat de nationale overheden in de praktijk de rekeningen van het bedrijf zou aanzien als een geheel, en het aandeel per filiaal zou willen kennen in de totale winst. Sterker nog, sinds de jaren 1990 is er een toename van het gebruik van de winst-split methode, bij het omgaan met verrekenprijzen.
Het is geen erg grote stap om van de winst-split methode over te stappen op een volledige unitaire belasting, hoewel eerst een heroriëntatie van de aanpak moet gebeuren. Het grote voordeel is dat het niet alleen komaf maakt met transfer pricing, maar ook met de belastingontwijking door multinationals via het systeem van belastingparadijzen.
De tijd is nu rijp voor een wijziging van de unitaire fiscale aanpak. Hoewel hiervoor een aantal problemen moeten worden overwonnen, zou het vast een veel sterkere basis bieden voor de internationale fiscale coördinatie dan het huidige systeem. Bij de overgang moeten drie elementen worden betrokken.

Ten eerste moeten deskundigen de economische en juridische aspecten van de verandering bestuderen.

Ten tweede zou een unitaire aanpak moeten gebeuren door groepen van landen, bijv. binnen de EU of andere regionale groepen, zoals MERCOSUR of ASEAN.

Ten derde zouden landen onmiddellijk de voorlegging moeten eisen van een geconsolideerd rapport door een TNC met een commerciële activiteit binnen hun rechtsgebied. De aldus verstrekte informatie kan worden gebruikt om de winst-split methoden toe te passen die reeds aanvaard werden door de OESO-richtlijn, of om een verdelingsformulier op te stellen dat van toepassing kan zijn op specifieke sectoren, zoals de financiële dienstverlening.
Het belangrijkste is dat een gecombineerd rapport een getrouw overzicht van de onderneming zou bieden, waardoor het verschuiven van de winst door zowel verrekenprijzen en het gebruik van belastingparadijzen wordt vermeden. Dat moet worden aangevuld met een verplichting voor land-per-land rapportage van de werkelijk betaalde belasting .

Dat alles zou een enorme stap zijn in de richting van een internationaal fiscaal systeem op basis van transparantie en effectiviteit, en daarmee het herstel van de legitimiteit van de belastingheffing in alle landen.

Met dank aan Inge de Vriendt voor de vertaling